De Boekenwereld. Jaargang 30
(2014)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
[pagina 23]
| |
‘Ingedeeld in dertien compagnieën gingen wij met fluiten en trommels, schalmeien en trompetten door de stad naar het genoemde schip, de lichter. Bij deze uittocht werden wij door het toegestroomde volk beweend en beklaagd, alsof we reeds allemaal in het dodenboek bijgeschreven waren.’Ga naar eind1 De Duitser Georg Franz Müller (1646-1723) beschreef vanaf 1669 zijn belevenissen als adelborst aan boord van een VOC-schip naar Oost-Indië. Zijn uitvoerige verslag illustreerde hij met kleurrijke, naïeve tekeningen van de inheemse bevolking, exotische planten en bijzondere dieren. Niet veel kunstenaars durfden zo'n gevaarlijke reis te ondernemen, maar ook de schilder Andries Beeckman (1628-1664), afkomstig uit het Overijsselse Hasselt, waagde de oversteek. In de vroege jaren 1650 gaf hij zijn artistieke loopbaan in Deventer op. Was het omdat hij geen opdrachten kreeg? Werd zijn stijl niet gewaardeerd of werd hij niet toegelaten tot het gilde? We weten het niet. Misschien werd hij gewoon gedreven door de zucht naar het onbekende.
Fantastische waterdieren. Ingekleurde prent van Nicolaes de Bruyn (157I-1656). Collectie Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam.
| |
Wonderlijke waterwezensDe lange zeereis naar de Oost verliep zuidwaarts langs de kust van Afrika, dan westwaarts in de richting van Brazilië in de hoop op een gunstige passaat, vervolgens weer oostwaarts langs de Kaap de Goede Hoop en ten slotte over de Indische Oceaan naar Batavia. Wanneer de bemanning de bekende wereld achter zich had gelaten, raakte zij algauw verzeild in streken waar vreemde wezens en bizarre gedrochten huisden. In den vreemde was de grens tussen fantasie en werkelijkheid beduidend vager dan in het vaderland. Zo schreef Wouter Schouten in zijn Oost-Indische voyagie (1676): ‘Want daer heen vermerckt den nauwkeurigen zeeman een grondeloos diep, en diepte vol verschrickelijckheden en wonderen, soo veel duysent mijlen groot; daer in niet alleen geweldige heyrlegers van alderhande groote en kleyne visschen: maer ook soo veele verschrickelijcke zee-monsters worden gezien, door storm ontstelt; soo steygeren fijne geweldige waterbaren vervaerlijck hoogh.’Ga naar eind2 De aanblik van spuitende walvissen moet voor Schouten een ‘sublieme’ ervaring zijn geweest. Deze zeezoogdieren werden al vroeg beschreven en afgebeeld, zij het weinig natuurgetrouw. Walvissen hadden grote uitstekende tanden en stekelige haren, ze waren voorzien van twee pijpen waaruit water spoot en deelden de zee met andere wonderlijke waterwezens. De fantastische zeedieren van Conrad Gessner (1516-1565) werden een eeuw later nog steeds gekopieerd door de Vlaamse graveur Nicolaes de Bruyn (1571-1656).Ga naar eind3 Van het buitenissige zeepaard (Equus fabulosus Neptuni) tot de werkelijk bestaande vliegende vissen, ze waren zeer geliefd als decoratie van kaarten. Die van Afrika van Willem Jansz Blaeu uit 1630 toont zowel een monstrueuze walvis als een elegant zeepaard. | |
BataviaEenmaal in Batavia was het gevaar niet geweken. Het klimaat, de volkeren en de dieren - alles kon een bedreiging zijn. Aan het begin van de zeventiende eeuw had de VOC zich als buitenlandse macht op Java gevestigd en Jacatra herdoopt tot Batavia. Met een stevig fort als uitvalsbasis streefde de compagnie ernaar de omringende vorsten en stamhoofden te vriend te houden of juist door onderdrukking haar wil op te leggen. Beeckman had dienst genomen als soldaat en nam vermoedelijk in en rondom Batavia deel aan patrouilletochten. Naast zijn militaire verplichtingen zag hij kans om de kleurrijke bevolkingsgroepen te bestuderen. Javanen, Moren uit India, Chinezen, Japanners, mestiezen uit gemengde huwelijken, Mardijkers (vrijgelaten slaven) en marktlui - hij legde ze vast in talloze waterverftekeningen die naderhand, na zijn terugkeer, een goudmijn bleken. De vraag naar tekeningen ‘naar het leven’ was groot, het aanbod gering. Ze werden gretig gekopieerd voor onder meer de beroemde Amsterdamse verzamelaar Laurens van der Hem, de Duitse wereldreiziger Caspar Schmalkalden en later voor de Franse koning Karel X. Uitgevers gebruikten ze als illustratie van reisjournalen en decoraties van wandkaarten. Een deel van zijn schetsen zou Beeckman later verwerken in een imposant schilderij van Batavia. Eeuwenlang hing het prominent in de Grote Zaal van het Oost-Indisch Huis in Amsterdam, zodat de Heeren XVII zich een | |
[pagina 24]
| |
beeld konden vormen van hun belangrijkste vestiging in de Oost.
Het kasteel van Batavia. Schilderij door Andries Beeckman, 1661. Rijksmuseum, Amtterdam.
Begin 1657 vertrok Beeckman vanuit Batavia met de ‘Aernhem’ weer naar Amsterdam, zonder te kunnen voorzien dat de terugreis tergend lang zou duren - bijna anderhalf jaar zou hij onderweg zijn. Aan boord tekende hij vogels en vissen, onder meer een goudmakreel die sterk tot de verbeelding van de opvarenden sprak: ‘Sy swemmen zoo snel, dat geen schip met volle zeilen haer ontzeilen kan. Sy springen bywijlen vijf en zes voeten hoogh uit het water, na de vliegende visschen, en, als zy gevangen worden, zomtijts over het schip hene’, schreef Johan Nieuhof in zijn Zee en lant-reize, door verscheide gewesten van Oostindien uit 1682.Ga naar eind4 De vissen vormden een welkome aanvulling op het menu, want aan boord dreigde altijd voedsel schaars te. | |
Madagaskar
‘Misschepsel’ van Madagaskar. Prent van Zacharias II Webber, 1658. Collectie Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam.
Storm gooide roet in het eten, zodat de ‘Aernhem’ moest uitwijken. In juni 1657 ankerde het schip in de baai van Tongil aan de noordoostzijde van Madagaskar, ver van de Franse nederzetting Fort Dauphine in het uiterste zuiden. Net als in Batavia nam Beeckman de gelegenheid te baat om de lokale mensen en dieren in beeld te brengen. Afgezien van zijn fascinatie voor de exotische omgeving werden zijn waterverftekeningen vermoedelijk mede geïnspireerd door hun toekomstige financiële waarde. Sommige zeelui namen exotische dieren als aapjes of kaketoes mee, in de hoop ze in de thuishaven voor een royaal bedrag te kunnen verkopen. Een mooie bijver- | |
[pagina 25]
| |
dienste, al overleefde lang niet ieder dier de zeereis. Gezien die sterfte was het tekenen van dieren een slimmere aanpak. De ontdekking van nieuwe streken ging in de zeventiende eeuw gepaard met een toenemende belangstelling voor rariteiten. De afwijking was in die context eerder regel dan uitzondering. Zacharias II Webber (ca. 1644-1696) speelde in op de zucht naar het buitenissige met een prent ‘van een seer vreemt misschepsel’, dat vanuit Madagaskar werd meegenomen naar Frankrijk. Om de levensechtheid van dit bizarre wezen te benadrukken wordt in het drietalige onderschrift meegedeeld dat het onlangs is gevonden en nu (in 1658) woonachtig is in Nantes. Desgewenst kan men het dus in levende lijve gaan aanschouwen. Webber putte uit een oudere bron, het Liber Chronicarum (1493) van Hartmann Schedel. Dit werk bevat een wereldkaart in houtsnede, met aan de linkerzijde een sierrand die bestaat uit een reeks monstrueuze mensen. Onder een overbehaarde vrouw en een meerogige man vinden we het wezen met de lange nek en de snavel, dat ruim anderhalve eeuw later door Webber wordt opgevoerd als inboorling van Madagaskar.
Panterkameleon van Madagaskar. Waterverftekening door Anton Beeckman (1657). Bibliothèque nationale de France, Parjis.
De kaart van Madagaskar van Joan Blaeu (1662) heeft een cartouche met een panterkameleon, die ontleend moet zijn aan Beeckman. Bijzondere Collecties van de UvA.
De bekende Amsterdamse veelschrijver Olfert Dapper (1636-1689) schreef uitvoerig over Madagaskar, soms wijdlopig en saai, soms met verrassende details over het doen en laten van de bewoners. Dapper kwam nooit buiten Amsterdam, maar liet zich niks wijs maken: ‘Eenigen hebben willen doen geloven dat 'er reuzen en dwergen op dit eilant gevonden worden; doch zijn niet dan beuzelingen.’Ga naar eind5 Het Malagassische misschepsel van Webber moet voor Dapper zo'n beuzeling geweest zijn. Dat gold ook voor Beeckman, die - getuige zijn tekeningen - meer interesse had voor de waarneembare werkelijkheid dan voor verzinsels. Hij zag en tekende onder meer een woest-uitziende krijger met assegaai en schild, Willem Lodewycksz schreef al in 1598 over de bewoners van Madagaskar en hun ‘assagayas, die zij leffo noemen, waer mede zy so recht schieten connen, dat zy op een duijt ses mael sullen worpen met sulcke cracht dat daer niet teghen staet, als tgene men met een roer niet duerschieten can.’Ga naar eind6 Deze vervaarlijke krijgers woonden in een bergachtig gebied in het zuidoosten vol goud en honing, genaamd Vohitsbang. In die streek vochten de verschillende stammen onderling of voerden gezamenlijk oorlog tegen de Fransen. Dapper schreef: ‘d'Inwoonders zijn alle zwart van verruwe, met dik en lang gekrult hair | |
[pagina 26]
| |
op 't hooft; leven met elkandre geduurigh in twist. [..] De wapenen dezer volken, is een houte rondas, of schilt, overtrokken met een ossen-huit, en een zware asagay.’Ga naar eind7 In de vier maanden dat Beeckman op het eiland verbleef is hij vermoedelijk naar het zuiden gereisd om deze krijgers met eigen ogen te aanschouwen. | |
De panterkameleonDapper is in zijn beschrijving van Madagaskar schatplichtig aan Étienne de Flacourt (1607-1660), gouverneur van het eiland en auteur van een boek daarover. Zijn Histoire de la grande isle Madagascar verscheen in 1658 in Parijs, hetzelfde jaar waarin Beeckman eindelijk in Amsterdam arriveerde. De kaart van het eiland in Flacourts boek heeft sierranden waarop zes inwoners en vier zoogdieren zijn afgebeeld. De krijger met zijn attributen herkennen we van Beeckman en ook de zeboe met zijn typische bult werd door hem afgebeeld. Het zijn gangbare representaties van het land, die ook in reisverslagen aan de orde komen.
‘Vogels en een vleermuis in een landschap’. Prent uit Johan Nieuhof, Zee en lantreize door de verscheide gewesten van Oostindien (1682). UB Radboud Universiteit Nijmegen.
De krijger en de zeboe waren geen specifieke emblemen voor Madagaskar, ze konden ook worden gebruikt voor andere streken. Daarentegen is de panterkameleon een dier dat alleen voorkomt op het Oost-Afrikaanse eiland. Met zijn lengte van bijna een halve meter en zijn vele kleuren spreekt het tot de verbeelding. Beeckman maakte een waterverftekening van deze grote hagedis, die leeft in de bossen aan de kuststreken. Hij balanceert met zijn poten op de takken en krult zijn staart dikwijls om een andere tak. Boomtakken zijn in Beeckmans weergave buiten beschouwing gelaten, met als gevolg dat de kameleon in een wat malle houding is terechtgekomen. In 1662 verschijnt in Amsterdam een kaart van Madagaskar die - ondanks het ontbreken van een sierrand - duidelijk geënt is op die van Flacourt. De contouren, bergketens, rivieren en baaien zijn identiek, maar het kaartbeeld is aan de westzijde uitgebreid met een aantal eilanden en de kust van Mozambique. De kaart maakt deel uit van de Atlas Moior van Joan Blaeu uit 1662 en heeft linksonder een in het oog springende cartouche. Het eiland wordt daarin opgevoerd als Sint Laurens - de oude Portugese naam - en ook als Madagaskar. De representatieve elementen zijn twee donkere bewoners met assegaai en boog, vergezeld door dwergpapegaaien en bonte schapen. Opmerkelijk genoeg is naast deze stereotypen een kameleon afgebeeld. Volgens de Amsterdamse burgemeester en verzamelaar Nicolaes Witsen was dat dier een wezen met schubben als glazen spiegeltjes, want hoe kon het anders van kleur verschieten?Ga naar eind8 Vermoedelijk heeft Beeckman de kameleon als beeldmerk van Madagaskar geïntroduceerd. De Atlas maior van Joan Blaeu was bedoeld voor de rijke kaartenliefhebber. De kaarten zijn autonome werken, gedecoreerd met figuratieve elementen die verwijzen naar de afgebeelde gebieden, de handel, de volkeren en de natuur. De teksten in Blaeu's atlas gaan vooraf aan de kaarten en zijn bedoeld als ondersteuning daarvan. Bij Dapper is dat andersom. Zijn uitgebreide beschrijvingen van landen, volkeren, zeden, gewoonten, godsdiensten, oorlogen, dieren en planten vormen de hoofdmoot. Her | |
[pagina 27]
| |
en der voorziet hij de tekst van een illustratie, zoals een kaart van Madagaskar. Deze is duidelijk gebaseerd op die van Blaeu en De Flacourt, maar heeft interessante aanpassingen. De krijger en de kameleon zijn verdwenen uit de cartouche, die uitsluitend is versierd met mythologische figuren: een decoratie die niets met Madagaskar van doen had en net zo goed voor Zeeland kon worden gebruikt. Beschouwde Dapper de panterkameleon als een fabeldier, als een ‘beuzeling’ die evenals reuzen en dwergen was ontsproten aan de fantasie van een schrijver? | |
Johan NieuhofDe invloed van Beeckman is ook aanwijsbaar in de illustraties van Johan Nieuhofs Zee en lant-reize, door verscheide gewesten van Oostindien (1682). Zo komt de kleurrijke Madagaskar-paradijsmonarch - de eerst bekende afbeelding van die vogel in Europa - letterlijk terug in een prent met verschillende exotische vogels en een vleermuis. Nieuhof schreef erover: ‘Hy heeft een blaeuwe bek en beenen, en een rooden rugh en steert, en witte en zwarte vleugels. Op het hooft is hy groen. Achter in de steert zitten twee lange veeren: waer door hy van verre wel een paradijsvogel gelijkt.’Ga naar eind9 Nieuhof en Beeckman waren in dezelfde periode in Batavia, maar Nieuhof vertrok een klein jaar later met de retourvloot van 22 december 1657 naar Nederland. Hij kwam onderweg de talmende ‘Aernhem’ bij St. Helena tegen en hoorde dat maar liefst 150 van de 187 opvarenden waren omgekomen. Beeckman behoorde tot de overlevenden en kon in Amsterdam zijn kunstenaarsschap voortzetten met een schat aan nieuwe beelden uit de Oost. Hij zou in 1664 overlijden, mogelijk als slachtoffer van de pestepidemie die in dat jaar woedde. Nieuhof ging weer oostwaarts - het verkennen van onbekende zeeën en streken zat hem in het bloed. In 1672 koerste hij met twee schepen, de ‘Pijl’ en de ‘Boogh’, vanuit Kaap de Goede Hoop naar Madagaskar. Op de zevende oktober van dat jaar ging hij in de bocht van Antsgoa aan land om te onderhandelen met de plaatselijke koning. Hij verdween er onder verdachte omstandigheden. Om zijn postuum uitgegeven Zee en lant-reize aan te halen: ‘Aldus is aldaer onze schrijver, Johan Nieuhof, gebleven, die zoo vele jaren te water en te lande, op zoo vele vreemde kusten van West- en Oost-Indien gezworven had, zonder men tot noch toe iets zekers van hem vernomen heeft.’Ga naar eind10 Tot besluit van dit verhaal kan ook Nieuhof in het dodenboek worden bijgeschreven, beweend en beklaagd door zijn lezers.
Met dank aan Erlend de Groot en Sytze van der Veen voor hun opmerkingen en aanvullingen. Voor dit artikel is gebruik gemaakt van de publicatie Van Velerlei Pluimage: Zeventiende-eeuwse waterverftekeningen van Andries Beeckman, onder redactie van Menno Jonker, Erlend de Groot en Caroline de Hart (Nijmegen, Uitgeverij Vantilt, 2014). In samenhang met dit boek loopt van 1 maart tot en met 11 mei in de Kunsthal in Rotterdam de gelijknamige tentoonstelling over het werk van Andries Beeckman.
Paradijsmonarch van Madagaskar. Waterverftekening door Anton Beeckman (1657). Bibliothèque nationale de France, Parijs.
|
|