De Boekenwereld. Jaargang 29
(2012-2013)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
[pagina 67]
| |
De schrijver Laurence Sterne (1713-1768) zette de begrippen ‘sentimental’ en ‘humour’ onder stroom.Ga naar eind1 In zijn roman Tristram Shandy experimenteerde hij zo gedurfd met verteltechniek en visuele presentatie dat zijn vondsten nog altijd natrillen in de literaire theorie. De door het vrouwelijk schoon geobsedeerde predikant verwierf een ongekende populariteit in heel EuropaGa naar eind2 en is ook in Nederland niet onopgemerktGa naar eind3 gebleven. Hij schreef slechts twee romans en beide bleven nog onvoltooid ook: The Life and Opinions of Tristram Shandy (negen delen, 1760-1767) en A Sentimental Journey through France and Itaty by Mr Yorick (1768).
Titelpagina van Het Leven en de Gevoelens van Tristram Shandy (Amsterdam 1779), de vertaling van Bernardus Brunius. Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam.
De populariteit van Tristram Shandy werd in niet geringe mate veroorzaakt door de excentrieke vormgeving en de pikante gewaagdheden. De lezer kwam een zwarte en een gemarmerde pagina tegen, zelfs een hele blanke waarop het portret van de ideale geliefde kon worden getekend. Hoofdstukken werden weggelaten of op verkeerde plaatsen ondergebracht, sommige waren abnormaal lang, andere ultrakort en een tweetal bleef oningevuld. De roman bevat diagrammen die de verhouding van verteltijd en vertelde tijd aangeven en staat bol van de suggestieve streepjes en asterisken. Buitensporig lange digressies en interrupties van de verteller wisselen af met standjes aan lezers en lezeressen die het boek niet goed lezen. En de dubbelzinnigheden stapelen zich op, vanaf een geraffineerd vertelde coitus interruptus in het eerste hoofdstuk tot de nieuwsgierigheid van de blozende mevrouw Wadman naar de potentie van de in zijn lies getroffen oud-militair Uncle Toby. In zijn tweede, veel kortere roman, evenmin vrij van seksuele toespelingen, haakt Sterne aan bij de toentertijd modieuze cultivering van het gevoel en verschaft hij die sentimentele stroming in geheel Europa nieuwe en verfrissende impulsen.
Later dan in omringende landen kwamen in ons land de vertalingen los. In de achttiende eeuw vond Sterne slechts één Nederlandse vertaler, te weten Bernardus Brunius.Ga naar eind4 Tussen 1776 en 1780 verschenen van zijn hand Het Leven en de Gevoelens van Tristram Shandy, de Sentimenteete Reize van den Heere Yorick en de Leerredenen van diezelfde Yorick, alias Laurence Sterne.Ga naar eind5 De Amsterdamse uitgever Anthony Ernst Munnikhuisen bracht Brunius' vertaling van Tristram Shandy uit met veel respect voor de typografische details van het origineel. Zo werd de befaamde ‘marbled page’Ga naar eind6 afgedrukt en kon elke Nederlandse lezer op een blanco pagina het portret van zijn geliefde neerkrabbelen. Dankzij de vertalingen van Brunius bereikte Sterne in de jaren tachtig van de achttiende eeuw een publiek dat het Engels niet machtig was. Het leidde zelfs tot een kleine hausse aan imitaties van Tristram Shandy. Favoriet bij lezers en critici was echter de meer toegankelijke Sentimenteele Reize.Ga naar eind7 | |
Het voortleven van Sterne in tijdschriftenHoe verging het Sterne in de negentiende eeuw? Dat hij geenszins in vergetelheid raakte wil ik in deze bijdrage laten zien aan de hand van een betrouwbare, zij het weinig gebruikte bron: de tijdschriften. Voor het voortleven dan wel verbleken van literaire reputaties is het tijdschrift met recht een open boek. Het onthaal van Sterne heb ik nagegaan in een tweetal spraakmakende periodieken die tezamen de gehele negentiende eeuw omspannen: de Vaderlandsche letteroefeningen voor de periode van 1800 tot 1876, wanneer het tijdschrift ter ziele gaat en De Gids, die vanaf de oprichting in 1837 is gevolgd tot de eeuwwende. De uitkomsten zijn verrassend. In het eerste tijdschrift duiken Sterne en zijn romans bijna honderd keer op - gemiddeld meer dan eens per jaargang, met een stortvloed aan vindplaatsen in de jaren dertig en veertig. Eenzelfde beeld geeft De Gids te zien: tot het jaar 1900 krijgt Sterne niet minder dan vijfenzeventig referenties. Die getallen krijgen meer reliëf als ze gelegd worden naast de verwijzingen naar andere bekende auteurs uit | |
[pagina 68]
| |
Laurente Sterne in Het Leven en de Gevoelens van Tristram Shandy (Amsterdam 1779). De gravure van Christian Friedrich Fritsch grijpt terug op een portret van Sir Joshua Reynolds uit 1760. Bijzondere Collecties UvA.
| |
[pagina 69]
| |
de achttiende eeuw, zoals Samuel Richardson en Henry Fielding. Het verschil is aanzienlijk. Richardson kwam in de Vaderlandsche letteroefeningen ongeveer vijftig maal ter sprake en Fielding dertig keer. In De Gids scoorden beide auteurs nog lager. Als men de informatiewaarde van deze vindplaatsen vergelijkt met die van Sterne, worden de verschillen nog groter. Richardson en Fielding figureren voornamelijk in literair-historische overzichten. Ze worden en passant genoemd, maar ook als schrijvers die passé zijn. Daarentegen zijn de Sterne-vindplaatsen anders getoonzet. Sterne verschijnt in de negentiende eeuw als een oude bekende, een vriend van vroeger uit wiens romans men gaarne citeert. Voor scribent en lezer volstaat veelal een half of klein citaat. Wie zijn betoog kracht wil bijzetten, vindt in het werk van Sterne altijd wel een scherpe zinsnede of humoristische pointe. Autoriteit, raadsman, vertrouweling, souffleur en auteur met een klassieke status, Sterne is het allemaal. Dat leidt tot formuleringen als ‘En wat de Mannen betreft, zeggen we met Sterne’Ga naar eind8 of ‘enigszins in den smaak van den Tristram Shandy van den beroemden Sterne’Ga naar eind9 of ‘de beuzelende reiziger, zoo als Sterne hem noemt’Ga naar eind10 of ‘zoeken wij aanstonds, met Sterne’.Ga naar eind11 In veel citaten klinkt bewondering door voor een schrijver die zich buiten de gebaande literaire paden bewoog. In de jaren dat de markt wordt overspoeld door povere pogingen tot luimigheid moeten recensenten spijtig constateren dat niemand in Sternes schaduw kan staan: ‘wij hebben daarvan, zoo ver ons bekend is, geene enkele navolging van eenige waarde’, luidt het in 1823.Ga naar eind12 Opvallend is dat Sternes befaamde dan wel beruchte dubbelzinnigheden, seksuele toespelingen en scabreuze grappen aanvankelijk geen commentaar uitlokken. Halverwege de jaren dertig van de negentiende eeuw wordt dat echter anders, zijn gewaagdheden beginnen dan te storen. Van een buitenlands auteur heet het in 1835: ‘Hij heeft veel van Sterne; maar wat hem van dezen gunstig onderscheidt, is zijne welvoegelijkheid.’Ga naar eind13 Vanaf de jaren veertig lijkt Sterne voor de Vaderlandsche letteroefeningen aan actualiteit in te boeten. Er is nu nadere introductie nodig als hij wordt aangehaald. | |
Truitje en TristramWanneer De Gids in 1838 een nieuwe vertaling van A sentimental journey bespreekt, bevreemdt het de recensent dat Nederland geen auteur heeft als Walter Scott en Byron, ‘dien wij de naam van de “Hollandsche Sterne” naar het hoofd durfden werpen.’ Hoe tevreden hij ook is over de vertaling en de ‘alleraardigste voorrede’, enkele kanttekeningen van de anonieme vertaler had hij liever achterwege gezien, vooral de noot bij de geschiedenis van het kamermeisje. En ook stoort De Gids zich aan Sternes dartelheid: ‘Want zoo ons iets in Sterne hindert - et nous ne sommes pas des saints - is het zijne weelderigheid, en wij berispen het ten sterkste in den Vertaler, dat hij den sluijer der kieschheid nog ruwer dan Sterne zelf heeft opgeligt.’Ga naar eind14
Sterne gebruikt de fameuze gemarmerde pagina uit de Tristram Shandy als embleem voor de bonte wirwar van zijn roman. De techniek van het marmeren maakte elke gemarmerde pagina en dus ook elk exemplaar van het boek uniek - zoals ook de interpretatie van de individuele lezer dat deed. In de Nederlandse vertalling van Brunius werd de pagina geaquarelleerd. Bijzondere Collecties UvA.
In hetzelfde jaar verschijnt in de ‘Mengelingen’ van De Gids een badinerend en satirisch stuk, ‘B. Brunius, Mededeeling aan één' recenserend Geleerde’. Het is ondertekend door C., een initiaal waarachter W.J.C., van Hasselt schuilgaat, sympathisant en weldra redacteur van het zojuist opgerichte blad.Ga naar eind15 In een dialoog tussen | |
[pagina 70]
| |
Truitje en haar oom over Sterne blijkt diens Sentimenteele reis hun favoriete boek. ‘Maar in Tristram Shandy sloeg ik nimmer een oog: want Tante was gewoon te zeggen, dat zulk een boek geene lectuur is voor een jong meisje’. En het meisje, dat al dertig is en ongehuwd, vervolgt: ‘Tante zeide mij, dat in den Tristram Shandy zulke vreemde histories voorkomen, van musschen, die eenen geleerde in zijne overpeinzingen storen, van eene jongensbroek, van eene Abdisse en eene non, van eene rare kwaal van Oom Tobias, van zulke fonkelende oogen van zekere Mevr. Wadman, en dan voegde Tante er gewoonlijk bij: “kindlief! alle dingen zijn wel oorbaar, maar alle dingen stichten niet.”Ga naar eind16 Uit de opsomming van het nichtje wordt duidelijk welke passages als pikant werden ervaren. Ooms laatste woord zal niet alle jonge lezeressen welgevallig zijn geweest: volgens hem kon Tristram Shandy gerust in handen worden gegeven van gehuwde vrouwen, maar “meisjes daarentegen moeten wit papier blijven”. Niettemin blijven de uitlatingen in De Gids over Sterne ronduit positief. Tot de eeuwwende duikt hij soms meerdere keren per jaargang op, de lezer vrijwel altijd herinnerend aan befaamde passages uit een van de romans. Uit al die citaten blijkt dat Sterne en zijn boeken hun actualiteitswaarde hebben behouden. | |
De vertaler en het kamermeisjeDe actualiteit van Sterne krijgt in de negentiende eeuw een extra stimulans door nieuwe vertalingen. In juli 1837 verscheen bij de Amsterdamse uitgever/boekverkoper Nayler & Co. de vertaling van A sentimental journey, die het jaar daarop door Van Hasselt werd gerecenseerd in De Gids. Het boek werd toegezonden aan een zevental literaire periodieken en werd in november 1837 voor het eerst besproken. De naam van de anonieme vertaler zou waarschijnlijk nooit openbaar zijn geworden, ware het niet dat de redacteur van De recensent, ook der recensenten, de Amsterdamse uitgever J.P. van der Hey, een door de Leidse hoogleraar Van Assen geschreven bespreking had geweigerd met het argument dat de oude vertaling van Brunius “onverbeterlijk” was. Dat kwam hard aan bij Jacob Geel, befaamd classicus en hoofd van de Leidse universiteitsbibliotheek. In zijn vrije tijd bezondigde hij zich wel eens aan literaire vingeroefeningen en zo had hij zich ook gewaagd aan de vertaling van A sentimental journey. Gegriefd door de botte weigering van Van der Hey maakte hij zich in een hatelijk getoonzet pamflet Mededeeling aan alle recenseerende geleerden als de vertaler bekend.Ga naar eind17
Grafische weergave van de verhaallijn van Tristram Shandy in Brunius' vertaling. Bijzondere Collecties UvA.
Dat juist Geel zich aan Sterne waagde is niet zo verwonderlijk. Scherpzinnig en geestig, eigenzinnig ook en raak en speels formulerend had hij stilistisch iets met hem gemeen. En voorts deelde hij met de Engelsman een lichte neiging tot het libidineuze of scabreuze. Zijn brieven, vooral aan vrouwen, zijn nogal eens libertijns gekruid. De verliefde en flirterige uitspraken van Yorick in A sentimental journey moet Geel met plezier hebben vertaald. Sterker, in de eerste druk uit 1837 gaat hij gedurfder te werk dan Sterne zelf. Diens roman eindigt met de onuitgesproken en afgebroken dubbelzinnigheid: “So that when I stretch” d out my hand, I caught hold of the Fille de Chambre's...’ In de vertaling van Geel: ‘Toen ik dus mijn hand uit het bed stak, greep ik de Fille de Chambre bij haar____________*.’ De asterisk verwijst | |
[pagina 71]
| |
naar een noot onder aan de pagina, waarmee de vertaler zo niet obsceen, dan toch uiterst gewaagd afsluit: ‘De oplettende Lezer gelieve in het oog te houden, dat Sterne het verhaal van zijn reis niet heeft kunnen voltooijen; men zou zelfs uit den laatsten zin kunnen opmaken - dat hij er in bleef steken.’Ga naar eind18 In de tweede druk zal Geel die noot door een minder scabreuze vervangen.
Jacob Geel (1769-1862). Classicus, filoloog, schrijver en Sterne-vertaler. Litho door Franciscus Bernardus Waanders, ca. 1850. Bijzondere Collecties UvA.
Mark Prager Lindo (1819-1877), letterkundige en Sternevertaler. Staalgravure door Dirk Jurriaan Sluyter, ca. 1864. Bijzondere Collecties UvA.
| |
Tristram herzienDe tweede negentiende-eeuwse vertaling van Sterne is te danken aan de actieve uitgever Kruseman, die in 1852 startte met een nieuwe reeks van Buitenlandsche klassieken.Ga naar eind19 Elke maand zal voor de somma van slechts 60 cents een aflevering van 96 pagina's verschijnen in duodecimo-formaat, klein gedrukt en evenveel tekst bevattend als 150 pagina's in groot octavo. Voor de kwaliteit staat een keur van vertalers garant. Kruseman noemt ze allemaal, waaronder ene Dr. Mark Prager Lindo. Deze Engelsman van geboorte, leraar moderne talen aan het gymnasium te Arnhem, werd in het vertaalproject Krusemans rechterhand. Hij adviseerde hem in ieder geval Tristram Shandy en Don Quichotte in de reeks op te nemen, want ‘beide werken zijn echt klassiek.’ Lindo, die later ook Scott, Fielding, Goldsmith en Thackeray vertaalde, nam zelf de vertaling van Tristram Shandy ter hand. Hij vond het een heidens karwei. In de universiteitsbibliotheek van Leiden zijn de sporen van Lindo's worsteling op de voet te volgen in een zestigtal brieven en briefjes, die hij vanaf 11 september 1851 aan Kruseman schreef. Tezamen vormen zij een uniek document over het gevecht van een begaafd vertaler met een hondsmoeilijke tekst.Ga naar eind20 De uitgever waarschuwt hij van te voren: ‘Bij de bewerking [hij spreekt niet over “vertaling”] van Tristram is het noodzakelijk de ergste uitdrukkingen te verzachten, hetgeen zeer goed gedaan kan worden zonder de getrouwheid der overzetting te benadeelen, maar de zaken zelven moeten onveranderd blijven.’ Lindo wil dus een gekuiste versie afleveren. Hij vindt het karwei ‘hoogst lastig’ en Kruseman moet hem de Brunius-vertaling ter hand stellen, die hij steeds voor zich op tafel wil hebben. ‘Het is volstrekt noodzakelijk voor mij om hier en daar zijne met mijne overzetting te vergelijken.’ Later wil hij nog weer andere tekstedities ernaast kunnen leggen. Hij is op zoek naar een Engelse uitgave met de voorrede van Sterne en ook een Franse wil hij raadplegen. ‘Iets moeijlijkers te vertalen, kan ik mij niet verbeelden en het werk houdt mij veel langer op dan ik mij voorgesteld had’, biecht hij op. Lindo voert duidelijk de regie over de uitgave: het boek komt op zijn aanraden uit in zes afleveringen en hij geeft Kruseman adviezen waar de opdrachten en motto's van Sterne moeten worden geplaatst. Ten slotte bedingt hij f 80 vertaalkosten per aflevering. Tijdens het werk blijft hij verzuchten: ‘Het is een boek om gek te worden bij de vertaling. Alles, wat ik hierna ooit vertalen mag, zal mij gemakkelijk vallen.’ Op 14 september 1852 is Lindo eindelijk klaar: ‘Ik heb er juist een jaar aan gewerkt en leg nu de pen neder met een dankbaar hart. Dat het mij gegeven werd, de op mij genomen taak blijmoedig ten einde te brengen. Ik heb noch tijd noch moeite aan mijne vertaling gespaard: geloof mij, dat het mij meer spijten zal dan ik U zeggen kan, als ook gij niet voor een keurige uitgave beloond | |
[pagina 72]
| |
wordt. [...] De twee boeken [naast de Tristram een door hem nagekeken slechte vertaling van Ivanhoe] tegelijk afgemaakt zijnde, gevoel ik mij zoo luchtig, dat ik het niet beschrijven kan.’
Helaas werd de reeks Buitenlandsche klassieken geen succes. Van de oplage van 2000 exemplaren van Tristram Shandy - de hoogste van allemaal - waren na vijf jaar nog maar 1053 exemplaren verkocht. Kruseman probeerde het in 1857 met een nog goedkopere editie, maar die sloeg evenmin aan. In de jaren daarna gingen slechts 235 exemplaren over de toonbank.Ga naar eind21 In vergelijking met andere delen uit de reeks deed Sterne het nog redelijk. De Don Quichotte van C.L. Schuller tot Peursum verkocht zo pover dat Kruseman erover dacht de laatste afleveringen maar niet uit te brengen. In 1863 gooide de Haarlemse uitgever gedesillusioneerd het bijltje erbij neer en droeg de serie over aan zijn vroegere bediende G.L. Funke, die vanaf 1868 met een nieuwe uitgave kwam onder de titel De meesterstukken der buitenlandsche letterkunde. Alles bij elkaar had de onderneming Kruseman het gigantische bedrag van f 27.192,00 gekost. Bijna f 2000 daarvan kwam voor rekening van Het leven en de gevoelens van den heer Tristram Shandy. Waarom sloegen de Buitenlandsche klassieken niet aan? Mogelijk speelde een rol dat de tijdschriften er nauwelijks aandacht aan schonken. De Gids noch de Vaderlandsche letteroefeningen bespraken de uitgave, al was Potgieter dat wel van plan. Slechts twee minder bekende periodieken, De tijdspiegelGa naar eind22 en het Nederlandsch athenaeumGa naar eind23 reageerden op de nieuwe vertaling. | |
Sterne-navolgingen in de negentiende eeuwDe humorcultus, zo uitbundig geboekstaafd in het boek van JongejanGa naar eind24 is niet los te zien van Laurence Sterne. Maar hoe ligt dat verband precies? Die cultus breekt in Nederland los in de jaren twintig en dertig van de negentiende eeuw, vijftig jaar nadat Sterne zijn boeken had gepubliceerd. Moeten we veronderstellen dat hij als inspirator werd herontdekt? Zonder nader onderzoek blijft het gissen. Wel is duidelijk dat geen van Sternes navolgers uit de negentiende eeuw ook maar in zijn schaduw kon staan. Bij Buisman en Jongejan kan men ze tegenkomen, de humoristische schrijvers die hem nadeden met technische kunstjes: de digressie, de strepologie, het toespreken van de lezer, de retarderingen, het geleerdheidsvertoog, de pseudowetenschappelijke verdelingen in soorten en klassen, de neiging tot het dubbelzinnige, absurde opsommingen en stokpaardjes of ‘hobby-horses’. Het zijn stuk voor stuk uiterlijke ontleningen die men kan aantreffen bij auteurs als Schut, De Wakker van Zon, Kist en Hodenpijl, om er slechts enkelen te noemen.Ga naar eind25
Grafische weergave van de verhaallijn van Tristram Shandy in Lindo's vertaling. Bijzondere Collecties UvA.
Sterne in de negentiende eeuw: portret in Lindo's vertaling van 1852. Ook de gravure van W.F. Wehmeyer gaat met omwegen terug op het schilderij van Sir Joshua Reynolds (1760). Bijzondere Correcties UvA.
En toch, er is één schrijver van wie we weten dat Sterne hem inspireerde tot passages in een boek dat tot de Nederlandse klassieken behoort. Deze Sterne-fan heeft op 7 januari 1835 zijn diligence gemist en in afwachting van de volgende doodt hij de tijd met het lezen van Tristram Shandy. Hij raakt zo verdiept in zijn lectuur dat hij bijna ook de volgende diligence mist. Hoe geboeid ook door het boek, in een hotsend rijtuig is het slecht lezen. Maar Sterne ligt hem vers in het geheugen en brengt hem diens andere roman in gedachten, A Sentimental Journey. Als een tweede Sterne begint hij zijn | |
[pagina 73]
| |
medereizigers te observeren en thuisgekomen stelt hij zijn bevindingen op schrift. Het is niet moeilijk te raden wie die hartstochtelijke lezer en observator in de diligence was: Nicolaas Beets, die met enkele kleine wijzigingen zijn reiservaringen een plaats geeft in ‘De familie Stastok’. Zoals bij wijze van spreken de coitus interruptus bij Sterne de roman Tristram Shandy in het leven riep, zo leverde bij Nicolaas Beets de lectio interrupta van dat boek enkele van de meest geslaagde pagina's van de Camera obscura op.Ga naar voetnoot26 | |
EpiloogDe ruimte ontbreekt om uitvoerig te rapporteren hoe het Sterne in de twintigste eeuw is vergaan. In het kort gezegd komt hij in handen van wetenschappers die zijn invloed op de Nederlandse literatuur in kaart brengen. Maar er zijn ook begaafde vertalers die zijn romans opnieuw voor een breed publiek beschikbaar stellen. Hebben de wetenschappelijke aandacht en de nieuwe vertalingen er ook toe geleid dat de hedendaagse lezer ‘bijbelvast’ is in Sterne? Laat ik besluiten met een viertal, om met Geel te spreken ‘verhaspelingen’ van gerenommeerde neerlandici, die aantonen dat de parate kennis rond deze achttiende-eeuwse humorist langzaam begint te verbleken. Wat te zeggen van die begaafde Volkskrant-recensent die vorig jaar over de auteur van A sentimental journey opmerkte: ‘De schrijver stierf in 1768 voordat hij het reisverslag kon voltooien, zodat het midden in een zin eindigt’. Dat is maar een halve waarheid. Immers, Sterne stierf op 18 maart 1768, terwijl zijn roman op 24 februari van dat jaar werd gepubliceerd. Hij koos opzettelijk voor een open einde en had nog graag enkele vervolgen geschreven, maar zijn plotselinge dood verhinderde dat.Ga naar voetnoot27 Tweede voorbeeld: enkele jaren geleden verscheen een gelauwerd proefschrift over Multatuli. De promovenda onderzocht onder meer of degene die door velen wordt beschouwd als de grootste schrijver van Nederland beïnvloed was door Sterne. Zij doet daarbij een mededeling over Tristram Shandy die Jacob Geel toch wat te veel eer geeft: ‘Er waren in Nederland al in de achttiende eeuw vertalingen verschenen en in 1837 verscheen er een die veel aandacht kreeg, namelijk die van Geel en Nayler.’Ga naar voetnoot28 Was het maar waar. In 1837 kwam Geels vertaling van A sentimental journey van de pers, niet die van Tristram Shandy, terwijl pas in 1842 Nayler de tweede, verbeterde druk van Geels vertaling bezorgde, voorafgegaan door de Engelse tekst. In de derde plaats, waarom liet nota bene een van de meest enthousiaste en kundige onderzoekers en beschrijvers van de negentiende eeuw die hartverwarmende Uncle Toby uit Tristram Shandy bij de bestorming van de citadel van Namen een heel been verliezen?Ga naar voetnoot29 De arme man liep slechts een wond op in de liesstreek, zo'n gevaarlijke plek, dat dit de trouwlustige mevrouw Wadman terecht uiterst nerveus maakte. De laatste vergissing werd begaan door een uiterst nauwgezet literairhistoricus die bezig is de brieven te bezorgen van de schrijver die wel de ‘grote ongenietbare’ wordt genoemd. Diens geliefde schrijft in een brief: ‘It is so long since I read Yoriks letters to Eliza, that I read them with as much pleasure as if it were for the first time. Indeed my beloved, Yorick loved Eliza.’ In een noot verwijst de tekstbezorger naar A sentimental journey.Ga naar voetnoot30 Onjuist, want Katharina Wilhelmina Schweickhardt heeft het niet over A sentimental journey, maar zij herinnert Bilderdijk aan de tien Letters from Yorick to Eliza uit 1773, niet te verwarren met het Journal to Eliza uit hetzelfde jaar. Bovendien jammer, omdat het hier gaat om brieven uit het voorjaar van 1767 van een doodzieke, smoorverliefde vierenvijftigjarige Sterne, gericht aan de ongelukkig getrouwde, tweeëntwintigjarige Eliza Draper. Begrijpelijk dat de geliefde van Bilderdijk het mooie brieven vond - er waren immers genoeg parallellen met haar eigen situatie.
De moraal van deze epiloog moge duidelijk zijn: wie over Sterne schrijft, moet hem eerst goed lezen. |
|