‘Nou, wereldnieuws... U overdrijft. Wij lopen niet voorop. In bibliotheken is het al heel gebruikelijk om nepboeken ter beschikking te stellen. Boeken en tijdschriften worden op microfiche gezet, verfilmd of gedigitaliseerd. Het originele boek verdwijnt in een lijkenzak. Daar komt het nooit meer uit. Als het aan mij ligt...’
‘Een schilderij is geen boek, mijnheer Pijkes. Een schilderij is een lust voor het oog, een boek is balsem voor de ziel.’
‘Een boek is net als een doek een transportmiddel. Het gaat om wat erin of erop staat. Mijn collega van de Koninklijke Bibliotheek is al een paar reuzenstappen verder dan ik. Sinds zijn aantreden als directeur is al een immense hoeveelheid boeken en kranten gedigitaliseerd, dat wil zeggen op een eigentijdse manier toegankelijk gemaakt. De musea lopen een beetje achter bij de boekenwereld, maar wij zijn hard op weg om onze achterstand in te halen.’
‘U doelt waarschijnlijk op Bas Slavernije, de directeur van de Koninklijke Bibliotheek. We hadden hem ook uitgenodigd om samen met u de toekomst van kunstcollecties te bespreken, maar hij is helaas niet komen opda...’
‘Ik ben er wel.’
‘Wablief?’
‘Ik zit virtueel bij u aan tafel.’
‘Neemt u mij niet kwalijk, mijnheer Slavernije. Ik hoor u wel, maar ik... eh...’
‘Nee, u ziet mij niet. Dat komt omdat ik mijzelf gedigitaliseerd heb. Ik ben hier dus virtueel aanwezig.’
‘Ja, eh... Hoezo?’
‘Mijn collega Pijkes noemde Henk van Os een directeur uit de vorige eeuw. Ik ben zelf een directeur van de volgende eeuw. Mijn voorspelling dat bibliotheken binnen honderd jaar overbodig zullen worden begint al aardig uit te komen. Wij hebben voor het opslaan van al die boeken geen ruimte. De inhoud van een boek kan ook virtueel bestaan. De volgende stap ligt voor de hand: in de tweeëntwintigste eeuw heeft de mens geen lichaam meer nodig.’
‘En u bent al zover...’
‘Ik loop gewoon een eeuw voor, mijnheer Van Nieuwkuyk. Als ik zo vrij mag zijn mijzelf te citeren: “Wij kunnen ons onttrekken aan de rigide heerschappij van de tijd.”’
‘Een verbijsterde Rembrandt’. Zelfportret met baret en opengesperde ogen. Ets door Rembrandt, 1630. Rijksprentenkabinet, Amsterdam.
‘Met alle respect, mijnheer Slavernije, maar ik begrijp hier geen sikkepit van.’
‘Zo moeilijk is het niet. Ryszard Kapuściński heeft gezegd “De tijd vernietigt de mens.” De tijd is dan niet slechts je meester, hij wordt je vijand. Ik probeer invloed te heroveren op het verloop en het ritme van de tijd.’
‘Ik snap er niks van. U wordt ervan verdacht een hekel te hebben aan boeken, maar in Trouw las ik dat u dol bent op Arendsoog. U wilt toch niet beweren dat u Het raadsel van de Mosquitovallei digitaal wilt lezen, mag ik hopen?’
‘Arendsoog! Geweldige boeken vond ik dat. Echt hoor, ik houd ook veel van het fysieke boek. Maar dat was vroeger. Het is echt een idiote gedachte dat het boek blijft voortbestaan.’
‘In de krant las ik dat de Koninklijke Bibliotheek nu 80.000 boeken uit de negentiende eeuw heeft gedigitaliseerd. Om te beginnen. Bent u echt van plan om alle boeken die sinds 1470 in Nederland zijn uitgegeven te digitaliseren?’
‘Alles wat niet digitaal is, bestaat niet. Wij willen zo snel mogelijk alles digitaal bewaren.’
‘Onlangs heeft Rudi Fuchs, ook al een museumdirecteur uit de vorige eeuw, zich in een interview laten ontvallen:
“Ik heb nu eenmaal mijn hele leven alles wat me als kunsthistoricus zou kunnen interesseren onder handbereik willen hebben. Dat stamt al uit de tijd dat ik als student in het Prentenkabinet in Leiden die bibliotheek ontsloten zag. Daar in die wonderkamer, die Fundgrube, rondlezen, rondstruinen, dingen ontdekken waarvan je soms niet eens wist dat ze je interesseerden, de fysieke omgang met geschriften, dingen openslaan, eraan ruiken, dat was een enorm genoegen en dat heeft me nooit meer verlaten.”
Fysiek rondstruinen in uw bibliotheek is binnenkort voorbij. Wat vindt u daarvan?’
‘Ja, Rudi Fuchs. Ik ben een keer in Engeland geweest en had toen de pech op de boot aan een tafeltje naast Rudi Fuchs en zijn vriendin te zitten. Aan wal gekomen, nee al eerder op de boot (dus twee keer), ben ik over mijn nek gegaan van het niet te stoppen geouwehoer van deze mijnheer over al zijn verzamelingen.’
‘Zo te horen hebt u geen hoge dunk van bewaarzucht. Wat moet er met al die boeken gebeuren als de Koninklijke Bibliotheek klaar is met digitaliseren?’
‘We kunnen ze jarenlang gebruiken als versiering voor het Boekenbal. Lekker oubollig. Ik vond het trouwens wat kaal in de Stadsschouwburg dit jaar.’
‘Ik zag u daar in de hal staan met uw beminnelijke echtgenote. Wat vindt zij eigenlijk, als ik zo vrij mag zijn u dat te vragen, van uw huidige lichaamloosheid?’
‘Een achterdochtige W.F. Hermans’. Tekening door Siegfried Woldhek, 1981. Collectie Siegfried Woldhek, Giethoorn.
‘Ach, ik ruil mijn viriliteit in voor virtualiteit. Dat blijft spannend.’
‘Ziet u eigenlijk wat in die afgedankte boeken van mijnheer Slavernije, mijnheer Pijkes?’
‘Als ze in Den Haag klaar zijn met fuseren, nemen wij de hele boel over. Wij worden dan het Koninklijk Nationaal Letterkundig Theater van het Boek, Algemeen Archief, Kunst Kluis, Rijks Restaurant en Digitalisensatiecentrum.’
‘Wij houden de vinger aan de pols. Mag ik u allebei hartelijk danken voor uw aanwezigheid, eh... ik bedoel... u danken voor uw beider tegenwoordigheid van geest.’
Archangelsk, mei 2013