Kapstok van het thema ‘vrouwen en boeken’ vormt het onlangs verschenen 1001 Vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis, samengesteld door Els Kloek op basis van bijdragen van zo'n driehonderd deskundigen. Twee verkorte lemmata geven een indruk van het monumentale lexicon. Beide gaan over vrouwen en boeken, of zo u wilt over boekenvrouwen: het eerste over Maria Strick en haar schoonschrijfboeken, het tweede over Maria Sibylla Merian en haar insecten- en bloemenboeken. In het lexicon hebben de lemmata een beduidend grotere omvang dan in deze summiere weergave. De tekst over Maria Beek is geschreven door Marja Volbeda, die over Maria Sibylla Merian door Astrid de Beer.
190 maria becq, vooral bekend als maria strick (geb. Den Bosch 1577 - gest. Rotterdam? na 1625), schoonschrijfster en onderwijzeres. Dochter van Casper Becq (gest. 1606), schoolmeester. Ze trouwde op 3-6-1598 in Delft met Jan of Hans Strick (1566-na 1639), schoenmaker, met wie ze voor zover bekend twee zoons en twee dochters kreeg.
Vader Casper Becq, geboren in Antwerpen, begon in 1589 in Delft een ‘Francoische en Duytsche’ school, waar de leerlingen werden onderwezen in lezen, (schoon)schrijven, cijferen en ‘Italiaans’ boekhouden. Ook Maria, opgeleid door haar vader, was aan deze school verbonden. Later kreeg zij les van de beroemde schrijfmeesters Felix van Sambix (ca. 1533-1642) en Jan van den Velde (1568-1623), die als ondermeester bij haar vader in dienst was geweest. Na haar huwelijk in 1598 bleef Maria als onderwijzeres en schoonschrijfster verbonden aan de school. Nadat haar vader in 1606 was overleden, zette zij de school voort. Haar man, intussen tot graveur opgeleid, graveerde de vier voorbeeldboeken die zij maakte en die veel werden gebruikt bij het Nederlandse schrijfonderwijs.
In 1606 verscheen het eerste voorbeeldboek van Maria Strick, Toneel der loflijkcke schrijfpen, met voorbeelden in het Frans, Duits, Engels, Italiaans, Spaans en Nederlands. Het boek was opgedragen aan de Delftse vroedschap en bevatte ook zeven bladen van Van Sambix. Ze moet met haar schrijfkunst naam hebben gemaakt, want in 1611 gaf Hendrick Crijnsz. Volmarijn, kunsthandelaar en schilder in Rotterdam, opdracht aan Hans Strick om de platen te leveren voor een tweede exempelboek. In het Christelycken ABC van Maria Strick waren alle voorbeeldbladen geschreven in het ‘Hollands’.
Haar derde boek, Schat oft voorbeelt ende verthooninge van verscheyden geschriften, verscheen in 1618. Naast nieuwe schrijfvoorbeelden bevat het een portret van haar, gegraveerd door Willem Jacobsz. Delff (1580-1638) naar een schilderij van Michiel van Mierevelt (1567-1641). Volgens de randtekst van het medaillon is dit Maria Strick op 41-jarige leeftijd. Bovenin staat haar lijfspreuk ‘Mijn salicheyt is van d'Hemel’. Om haar schrijfmeesterschap te benadrukken zijn de schrijfattributen afgebeeld. Onder het portret staat een Latijns lofdicht van de lutherse predikant Hieronymus Hirnius (1590-1648).
Het vierde en laatste werk van Maria Strick, Fonteyne des levens, verscheen in 1624. Vier jaar eerder had ze in Den Haag meegedaan aan een zogenaamd ‘vedergevecht’, een wedstrijd in schoonschrijven waarin zij tweede was geworden na George de Carpentier. Behalve de vier exempelboeken zijn ook prenten bekend waarvoor zij de onderschriften kalligrafeerde.
Portret van Maria Strick, ca. 1618. Prent door W.J. Delff naar M. van Mierevelt. Bijzondere Collecties UvA
Rond 1615 verhuisde het echtpaar Strick naar Rotterdam, waar Maria blijkens de titelpagina van Fonteyne des levens een Franse school hield. In 1615 werd een zoon, drie jaar later een dochter luthers gedoopt. In mei 1620 kochten de Stricks van Jan van de Velde een huis aan de Delftse Vaart, vier jaar later in Crooswijk een tuin met erf achter de woning van brouwerij 't Lam. Als actieve leden van de lutherse gemeente van Rotterdam - Hans Strick was lid van de kerkeraad - raakten ze betrokken bij kerkelijke conflicten die in deze jaren ook bij de luthersen hoog opliepen. De strijd ging hoofdzakelijk om het gebruik van ouwel dan wel brood bij de avondmaalsviering.
Na 1625 ontbreekt elk spoor van Maria Strick, haar naam komt niet meer voor in documenten. In het boek van de Rotterdamse weeskamer wordt op 30 september 1629 het overlijden van de zoon van Hans Strick aan de Delftse Vaart vermeld. Waarschijnlijk was zij toen al overleden.