gaans op het toneel als de auteur zijn tekst lang en breed heeft geschreven. Omstreeks 1929 vatten de auteur Ben Stroman en de typograaf Paul Schuitema het plan op een boek te maken, waarbij typografie en tekst een onverbrekelijke eenheid zouden vormen. Avond na avond zaten de mannen op Schuitema's Rotterdamse zolder te passen en te meten, op zoek naar de ideale verhouding tussen woord en beeld. De reacties op Stad (1932) waren wisselend. Stroman zou in zijn autobiografie Vandaag bestaat niet (1981) terugblikken op een maar ten dele geslaagd project: ‘Voor mij is het na meer dan vijftig jaar weinig meer dan een album met vergeelde prentbriefkaarten, soms verrassende stadsgezichten.’
Auteur Bert Schierbeek, een van de vijf Vijftigers, en typograaf Han de Vries zagen in de geschiedenis van Stad geen afschrikwekkend voorbeeld. Zij maakten in 1952 voor De Bezige Bij gezamenlijk de andere namen. Schierbeek: ‘Er ontstond een wisselwerking, een wederzijde beïnvloeding. We zochten samen de lettertypes uit en discussieerden daar langdurig over.’ De Vries: ‘Omdat de tekst meer als poëzie dan als proza is te beschouwen, vroeg ik hem [= Schierbeek] die helemaal voor te lezen, waarbij ik uitgaande van de klank; verhalend, lyrisch, betogend, stemverheffingen, pauzes e.d. de typografie bepaalde.’
Deze citaten komen uit de ‘persoonlijke en onvolledige bibliografie’ van de andere namen. Voor grafisch ontwerper Michaël Snitker is het boek een belangrijke referentie. Toen hij op een dag bemerkte dertien exemplaren van de andere namen in de kast te hebben staan, besloot hij alle mogelijke teksten over de andere namen chronologisch te bundelen. Behalve de te verwachten recensies, juryrapporten en interviews bevat trilvensters en onderkasttypografie technische gegevens, correspondenties en drukgeschiedenissen. Gevolgd door een eigenzinnige lijst ‘sleutelwoorden’ en ‘stemmen’, eindigend met het vereerde studieobject zelf: band en binnenwerk van de eerste druk van de andere namen op postzegelformaat.
Interessant is te zien hoe Schierbeek in de loop der tijd, in gesprek met verschillende journalisten, de betekenis van zijn tweede boek duidt. Tamelijk ontluisterend zijn de kwesties rondom de herdrukken van de andere namen, in 1965 als Zwart Beertje, in 1974 als deel in de Bijreeks. In het eerste geval werd de belangrijke steunkleur rood niet gebruikt en werd een andere ontwerper aangetrokken om de vormgeving van de eerste druk (min of meer) te volgen. In het tweede geval veranderde De Bezige Bij de mededeling bij ‘Typografie Han de Vries’ van ‘(in samenwerking met de auteur)’ in ‘(naar aanwijzing van de auteur)’. De boze brieven van De Vries, hierdoor uitgelokt, zijn onverkort afgedrukt.
In zijn vormgeving is Snitker, ongetwijfeld geïnspireerd, onconventioneel aan de slag gegaan. Zijn bibliografie heeft geen titelpagina, het colofon staat op de achterflap, de literatuurlijst op het omslag. trilvensters en onderkasttypografie is een begeesterd boek en een visitekaartje voor de vormgever, de drukkerijen Lenoirschuring en Calff & Meischke, en de papierleverancier Proost & Brandt. (Nick ter Wal)
Trilvenster uit het boek van Michaël Snitker