| |
| |
| |
Paul van Capelleveen
Boekbespreking
Voor de heb, voor de show, voor de geest: een voorstel
Jo Steffens (red.), Unpacking my library: architects and their books. New Haven/Londen, Yale University Press 2009, 192 p., isbn 9780300158939, $20
Leah Price (red.), Unpacking my library: writers and their books. New Haven/Londen, Yale University Press 2011, 208 p., isbn 9780300170924, $20
Wulf-Dietrich von Lucius e.a., 100 Jahre Maximilian-Gesellschaft 1911-2011. Hamburg, Maximilian-Gesellschaft 2011, 222 p., isbn 9783921743591, €48
Piet J. Buijnsters, Geschiedenis van de Nederlandse bibliofilie: boek- en prentverzamelaars 1750-2010. Nijmegen, Vantilt 2010, 512 p., isbn 9789460040436, €45
Het verzamelen van boeken (bibliofilie) is de laatste jaren internationaal het onderwerp van studie geworden, waarbij de relatie tussen antiquaar en verzamelaar de meeste aandacht heeft gekregen, getuige bijvoorbeeld Joel Silvers Dr. Rosenbach and Mr. Lily. Book collecting in a golden age of Kristian Jensens Revolution and the antiquarian book. Reshaping the past, 1780-1815 (beide boeken uit 2011). In Nederland verschenen ook studies, waaronder die van Piet Buijnsters, die na zijn Geschiedenis van het Nederlandse antiquariaat (2007) doorstoomde naar zijn Geschiedenis van de Nederlandse bibliofilie (2010) en inmiddels werkt aan een geschiedenis van de Belgische bibliofilie. De aandacht voor de relatie handelaar-verzamelaar is mogelijk dankzij gedrukte bronnen, waaronder veilingcatalogi en memoires. Maar de relatie tussen verzamelaar en object is moeilijker te analyseren doordat veel verzamelingen zonder sporen uiteengevallen zijn en verzamelaars in het verleden weinig toeschietelijk waren met openbare getuigenissen over hun passie. De hier besproken boeken gaan voor het merendeel in op deze relatie tussen eigenaar en boek. In alle gevallen gaat het om boeken op papier en niet om gedigitaliseerde boeken of e-books (dat geldt zowel voor de vorm als het onderwerp van de besproken naslagwerken).
Kunstenaars hebben tegenwoordig het papieren boek geadopteerd als onderwerp en materiaal voor hun werk. Is dat een teken van de laatste doodsrochel van het boek als fysiek object? Ik ben er niet gerust op als jonge kunstenaars de merites van het boek ontdekken, zoals ze zeggen, door het boek in partjes te snijden en tegen een wand te plakken. Ik ben er evenmin gerust op als kunstenaars de ruggen van boeken bestuderen en naschilderen, boeken bijeenbinden met tape of andere boekonvriendelijke bewerkingen bedenken en uitvoeren. Het boek als informatief object lijkt het te verliezen van het boek als curieus object. Zijn het boek en de bibliofiel hot items nu ze door de verdwijnmachine van de toekomst dreigen te worden opgeslokt? Ik kan me zo'n ophef over het verdwijnen van de klompenmaker en mandenvlechter niet herinneren, hoewel een ander verschijnsel uit het recente verleden, de braderie, deze fenomenen tot nieuw leven voor toeristische doeleinden wist te wekken - verschijnselen van verveling die nu goddank tot het verleden behoren. Horen het boek en de bibliofiel thuis op de allesverzengende brandstapel van de nutteloosheid en de gedateerdheid? Worden boeken als objecten kunst of kitsch en is er verder geen behoefte aan? De eindstreep is nog niet gehaald en het eerste stadium van een nieuw leven voor boeken is het bieden van een
| |
| |
fotogenieke achtergrond bij televisie-interviews: menig geleerde, politicus of anderszins deskundige wordt ondervraagd voor de rijen in een leeszaal of vakbibliotheek. Boeken doen het kennelijk beter dan muren, struweel of schilderijen.
Toch verbaas ik mij al een tijdje over advertenties voor boekenkasten. Toegegeven, die zien eruit als gotische kathedralen of negentiende-eeuwse sociëteitswanden, maar de betekenis van de advertenties lijkt verder te gaan. Enerzijds openbaren de advertenties dat er een behoefte bestaat aan zulke degelijke, chique boekenwanden in art-decostijl; anderzijds zijn ze een teken van de behoefte van fabrikanten klanten voor hun houten producten te vinden. De kwestie is of de vraag van de klant groter of kleiner is dan die van de verkoper. Misschien getuigen de advertenties van een afnemende vraag.
| |
De boekenplank als individu
Het boek als object - en vooral in grote hoeveelheden - is een hype (wat de implicaties daarvan ook kunnen zijn), getuige de website Bookshelf Porn (http://bookshelfporn.com), waarop foto's te zien zijn van kamerbrede en metershoge boekenkasten en bijzondere opslagplaatsen, zoals een badkuip of een tegen een wand gemonteerde Daimler. Het boek als decoratief element, oftewel, het boek zoals een interieurontwerper het graag ziet: groot, veel, kleurrijk, plaatjes. Iets van deze fascinatie voor de decoratieve, nieuwe functie van het boek - in de jaren zeventig ging de letterkast eenzelfde weg van nuttig drukkersmeubel tot wandversiering - spreekt uit twee boekjes met foto's van boekenkasten en boeken. Unpacking my library heten de twee delen, waarvan het eerste verscheen in 2009 naar aanleiding van een tentoonstelling en het tweede in zon naar aanleiding van het succes van het eerste. Het zijn niet zomaar boekenverzamelingen die we hierin te zien krijgen. Het eerste deel gaat over ‘architects and their books’, het tweede over ‘writers and their books’; twintig kunstzinnige types in totaal. De titel Unpacking my library is ontleend aan een - nog steeds relevant? opstel van Walter Benjamin: ‘I am unpacking my library. Yes, I am. The books are notyet on the shelves, not yet touched by the mild boredom of order.’ Het tweede deel verwijst naar een gelijknamig kunstwerk van Buzz Spector uit 1994: alle boeken uit zijn bibliotheek, gerangschikt van groot naar klein. Beide delen tonen foto's van al lang ingerichte, geordende, gebruikte en overwoekerde collecties. Er wordt niets uitgepakt. Ja, er worden wat boeken van de plank gehaald om apart te worden gefotografeerd als een ‘top tien’. Verder zijn er foto's van de verzamelaar(s) en een overzicht van de inrichting van de bibliotheekkamers en afzonderlijke planken. Daarin is te zien hoe verzorgd of slordig, systematisch of
willekeurig, flamboyant of eenzijdig de boekenkasten zijn ingericht, of de boeken nu zijn aangeschaft voor de professionele of persoonlijke ontwikkeling, dan wel in huis gehouden voor de heb of voor de show.
Bibliotheek van Philip Pullman, uit: Unpacking my library: writers and their books, p. 160
‘Books have a quality of permanence, which in part explains our fascination with them’, verklaart een van de architecten. En: ‘That brings the book close to architecture, because architecture is meant to last, and before it comes to form it comes to function.’ Dat klinkt plausibel en zelfs aantrekkelijk, maar sinds gebouwen een lifespan van ongeveer dertig jaar hebben en een boek gemiddeld een jaar op voorraad blijft, is de vraag of nu nog geldt dat een boek op papier dezelfde functie kan houden als een digitale versie met dezelfde informatie. Bij de architecten-verzamelaars zien we al een wedijver tussen inspiratie en culturele bagage aan de ene kant, en spontaniteit en ordening van de verzameling aan de andere kant. Daarbij zijn alleen gevestigde architecten geïnterviewd en klin- | |
| |
ken de antwoorden als een echo uit een verleden dat door de volgende generatie architecten als hopeloos passé zal worden omschreven: Hoe verzamelt de jonge architect? En wat? Boeken? Waarom? Die vragen worden niet gesteld. Wel wordt de oudere generatie ondervraagd over hun omgang met de moderne media zoals de iPad, maar de aanstormende generatie wordt niet gevraagd naar hun omgang met de oudere media.
Bibliotheek van Steven Holl, uit: Unpacking my library: architects and their books, p. 166-167
Boeiend is te zien hoe allerhande objecten voor de boekenkasten kunnen worden opgesteld om de toegang tot de lectuur te versperren: gitaren, lampenkappen, manshoge stapels boeken, emmers, opslagdozen voor apparatuur, beeldjes en schedels. Het lijkt een wet te zijn dat boekenkasten niet op de groei worden aangeschaft en de bezitters zijn vindingrijk genoeg plaatsen te bedenken om nieuwe aanwinsten neer te leggen: voor of bovenop de rijen, staand of op de zij liggend erachter, onder een vaas, in stapels op de grond. Sommige kasten ogen serieus (terwijl de verzamelaar in een bruine crapaud ervoor, met baseballpetje op en in korte broek zijn harige benen toont), andere boekenkasten moeten om de aandacht vechten met de koelkast, maar bijna alle kasten bevatten behalve boeken objecten als kurkentrekkers, scheepsmodellen, theezakjes en fotolijstjes. Veel boeken staan scheef, hebben geknakte ruggen of zijn twintigste-eeuwse pockets. Het deel over de architecten (meestal professoren in de architectuur overigens) bevat kleurenfoto's van de planken en individuele boeken, maar zwart-witfoto's van de kamers en kasten, waarbij gegevens over afmetingen, makers, materialen en aantallen boeken zijn toegevoegd. De aantallen liggen tussen de 750 en 6000 boeken, met een gemiddelde van 2700 per architect. De meeste collecties bestaan uit vakliteratuur (kunst, architectuur, literatuur) en, alleen bij de schrijvers, ontspanningsliteratuur als detectives en sciencefiction. Ook vormen hier en daar stripboeken, kinderboeken of tuinboeken en een plukje negentiende-eeuwse drukken bijzondere deelverzamelingen. De meest voorkomende categorie - niet afgebeeld, wel gememoreerd? is die van de ongelezen boeken: de boeken die zijn aangeschaft omdat ze hun waarde nog zullen bewijzen, omdat ze aantrekkelijk genoeg waren om de koop te bewerkstelligen en omdat ze jaren na aanschaf nog de belofte van iets nieuws in de boekenkast weten uit te stralen.
Hoewel de porno de planken niet heeft gehaald - ‘Phone books? Next to the phone. Pornography? No.’ (2011, p. 154) - vallen alle foto's in deze twee uitgaven in de categorie ‘bookshelf porn’. De interviews zijn aardig en kort; het gaat om het gluren. En intussen is voor de toekomst de laatste generatie boekenverzamelaars oude stijl geportretteerd. Wat mij betreft is dit pas het begin van de reeks - al mogen bij de andere delen de oppervlakkige introducties achterwege blijven en zouden nu eerst eens de jongste verzamelaars aan bod mogen komen, verzamelaars die via moderne media bij het boek als object zijn beland. Wat vinden zij?
De groepering van verzamelaars naar hun beroep in beide Unpacking-deeltjes suggereert dat er overeenkomsten zijn die in deze twee boeken niet worden
| |
| |
geformuleerd. In feite blijven het portretten van individuen, of liever: van afzonderlijke boekenplanken. Iets dergelijks geldt ook voor een reeks interviews in het dagblad Trouw (bijlage Letter & geest), waarin Nederlandse lezers over ‘Mijn boekenkast’ worden ondervraagd. Architect Kees Christiaanse (21 april 2012) en filmmaker Simon Claassen (28 april 2012) bijvoorbeeld vertellen over wat voor soort boeken ze lezen (stedenbouw respectievelijk graphic novels). In deze interviews gaat het meer over leesgedrag en genrevoorkeuren en blijft de boekenkast geheel buiten beeld; er is alleen een fotoportret van de ondervraagde bij afgedrukt en er wordt geen poging gedaan de verzamelaars te groeperen of algemene tendensen te noteren. Geen van de verzamelaars uit de twee boeken en de kranteninterviews maakt melding van een lidmaatschap van een bibliofiele vereniging. Kennelijk zien zij zichzelf niet ook als een vertegenwoordiger van een groep.
| |
De verzamelaar als groepsdier
Het Duitse Maximilian-Gesellschaft vierde in 2011 het honderdjarig bestaan met de uitgave 100 Jahre Maximilian-Gesellschaft 1911-2011 (een bloedeloze zij het correcte titel), waarin een beperkt overzicht wordt gegeven van individuele verzamelaars door 57 korte biografieën te schetsen van (oud-)bestuursleden (p. 74-94). De geschiedenis van de bibliofielenvereniging plaatst de Maximilian-Gesellschaft in de context van de tijd: er waren al eerder tijdschriften op dit terrein (zoals het Zeitschrift für Bücherfreunde, opgericht in 1897), er waren plaatselijke verenigingen van verzamelaars in Leipzig, Berlijn, München en Hamburg. Het doel van de vereniging was een kring te stichten van boekenvrienden, die zonder literaire of kunstzinnige vooroordelen en los van de handel de ‘Pflege des deutschen Buches nach Inhalt und Ausstattung’ bevorderde (p. 16). De bewoordingen van de huidige statuten zijn niet veel anders: ‘Die Gesellschaft will den Sinn für das nach Inhalt und Form gute und schöne Buch pflegen, die deutsche Buchkunst und die Wissenschaft vom Buche fördern.’ (p. 118)
Ook de wijze waarop het doel wordt verwezenlijkt staat in de statuten omschreven, maar uit de historische schets blijkt dat er meer dan een dozijn verschillende activiteiten zijn ontwikkeld. We kunnen ze bundelen tot vijf:
1 | de uitgave van fraaie boeken voor de leden;
de publicatie van tentoonstellingscatalogi of andere boekhistorische uitgaven;
de uitgave van gelegenheidsuitgaven met grafiek (ook: menukaarten);
de uitgave van een eigen tijdschrift;
het onderhouden van een website;
de organisatie van tentoonstellingen van werken in privébezit (de leden); |
2 | de organisatie van bijeenkomsten (‘Berliner Tag’)
met gezamenlijke bezoeken aan verzamelingen;
de organisatie van diners en feestavonden (‘Prunkfesten’);
het regelen van een plek voor regelmatige gesprekken (‘Stammtisch’);
het onderhouden van een chatfunctie op internet; |
3 | het maken van centrale afspraken met private-pressuitgevers en boekbinderijen ten gunste van de leden; |
4 | de organisatie van tentoonstellingen in het buitenland ter promotie van de nationale boekproductie; |
5 | deelname aan de boekcultuur door aansluiting te
zoeken bij andere verenigingen;
het bereiken van een bundeling van krachten om
boekwetenschap en boekcultuur te bevorderen;
het verlenen van ereoorkonden. |
Er zijn privédoelen bij, zoals het verrijken van de eigen collecties door middel van eigen uitgaven of door afspraken met uitgevers. De sociale rol is belangrijk: ontmoetingen met gelijkgestemden én het verkrijgen van toegang tot gesloten collecties. De chatfunctie van de website hield het echter maar kort uit. Een andere kant van de medaille bestaat uit het tonen van de eigen collectie aan buitenstaanders en - nog algemener - de promotie van de nationale boekproductie en de bevordering van de boekwetenschap en boekcultuur in het algemeen. Ter vergelijking: het Nederlandse Genootschap van Bibliofielen richt zich op de eerste drie punten en zal zich waar- | |
| |
schijnlijk niet gauw inzetten voor de promotie van het Nederlandse boek in het buitenland. Op de website van de vereniging (www.maximilian-gesellschaft.de) wordt aandacht besteed aan de publicaties en het lidmaatschap. De pagina over ‘die Ziele’ bevat alleen de opmerking dat de meer dan 120 uitgaven zeer worden gewaardeerd. De andere ‘doelen’ van de vereniging mogen kennelijk alleen in boekvorm worden geopenbaard. Over de bijeenkomsten bijvoorbeeld geen woord, terwijl toch bijna alle onderdelen van dit boek erbij gebaat zouden zijn online te staan.
Paul Schwenke (links), een van de oprichters van het Maximilian-Gesellschaft, uit: 100 Jahre Maximilian-Gesellschaft 1911-2011, p. 17
Het aantal leden mocht in 1911 de driehonderd niet overstijgen en dat aantal werd tot de Tweede Wereldoorlog niet eens gehaald: in 1933 waren er 245 leden, waarvan de 73 joodse leden er vervolgens systematisch werden uitgewerkt of na hun emigratie het lidmaatschap beëindigden. In 1937 waren er nog 123 leden, maar de vereniging, die niet werd opgeheven, kwam onder nazibestuurders tot een zekere bloei en in 1943 waren er 285 leden. Na de oorlog en vooral na de oprichting van het eigen tijdschrift Philobiblon steeg het aantal verder naar 550 in 1955 en naar 1140 in 1961. Tegenwoordig schommelt het aantal leden rond de 720, waarbij opvallend weinig leden tussen de 40 en 50 jaar zijn geregistreerd. Philobiblon werd in 2001 opgeheven; sinds 2000 werkt de Maximilian-Gesellschaft samen met de Buchhändler-Vereinigung en neemt men deel aan de publicatie van het blad Aus dem Antiquariat. De samenwerking met andere verenigingen van bibliofielen is steeds op niets uitgelopen; sommige verzamelaars zijn lid van meer verenigingen om maar niets te missen.
De jubileumuitgave bevat voorts drie artikelen van enige omvang. Wolfgang Schmitz schrijft over ‘Private Sammler und öffentliche Bibliotheken in ihrer wechselseitigen Beziehungen’ (p. 123-173). De betrekkingen tussen beide soorten verzamelingen zijn voornamelijk eenrichtingsverkeer: een stroom van kennis over een bepaald (soms klein) onderwerp gaat van de privéverzamelaar naar de grote instellingen die mede daardoor hun verzamelpolitiek wijzigen
| |
| |
en een tweede stroom is die van de collecties zelf als zij in hun geheel of in gedeelten uiteindelijk in grote bibliotheekcollecties worden opgenomen. Tegelijk hebben verzamelaars die grote collecties nodig ter oriëntatie op hun onderwerp en natuurlijk voor het opdoen en vergroten van hun kennis over een thema. Zoals een tentoonstelling van werk uit particuliere collecties bibliothecarissen op ideeën kan brengen, zo zullen tentoonstellingen in bibliotheken de particuliere verzamelaars inspireren. Maar beide typen verzamelaars kunnen elkaar ook beconcurreren: verzamelaars van alba amicorum bijvoorbeeld willen nu scoren en hogere prijzen betalen dan bibliotheken die geduldiger op hun prooi kunnen wachten. Verzamelaars hanteren meestal subjectieve aanschafcriteria, waar bibliotheken die proberen te objectiveren. Voor de boekcultuur is de uitwisseling van gegevens tussen conservatoren, verzamelaars, uitgevers, boekhandelaren en antiquaren vruchtbaar en wezenlijk, aldus Schmitz. Hij schetst een ‘Morphologie der Privatbibliothek’, waarbij hij vijf punten onderscheidt: de relatie tussen verzamelaar en verzameling (doel, context), de inhoud van de collectie, de kwaliteit, de omvang van de collectie en de mate waarin die ontsloten is (catalogi). De verzamelaar kan een individu, een familie of een bedrijf zijn. Er zijn ook andere indelingen mogelijk. Toen ik gedurende 2010 en begin 2011 het concept bedacht voor de tentoonstelling van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen in Museum Meermanno ben ik, op basis van de teksten van verzamelaars zelf (verzameld en uitgegeven door Edwin Bloemsaat en anderen in het boek Uit de schaduw. Twintig jaar Nederlands Genootschap van Bibliofielen, 2011), uitgegaan van zulke principes: Waarom wordt er verzameld? Hoe wordt er verzameld? Wat is het doel van de verzameling? Of anders: Wat is de herkomst van de verzameling? Hoe wordt de collectie ‘gebruikt’? Met
welke drijfveren ontstaan collecties? Waar eindigt de collectie? Ik citeer hieronder de ‘banierteksten’ die ik voor de tentoonstelling schreef.
Sommige verzamelingen bestaan al voordat de verzamelaar zich ermee gaat bezighouden. Het zijn boekencollecties van ouders, echtgenoten of tantes, die als erfenis worden doorgegeven aan (of geannexeerd worden door) een nieuwe generatie. In andere gevallen is er een relatie tussen boek en familie die aanschaf logisch maakt of wordt het verzamelen aangemoedigd door een inspirerende hoogleraar. Dan is niet de familie de bron van de collectie, maar zijn dat antiquaren of boekenbeurzen. De relatie verzamelaar-antiquaar (koper-verkoper) is vaak een vertrouwelijke en intieme. Maar er zijn andere kanalen om aan boeken te komen: collega's die zelf boeken drukken bijvoorbeeld of vrienden die hun boeken verkopen. Het plezier van het verzamelen ligt ook in de jacht op het bijzondere boek, dat soms in een onaanzienlijk hoekje gevonden kan worden. Er zijn boeken die worden gekocht zonder eerst bekeken te zijn, puur op grond van een aankondiging (in een prospectus), of er vinden juist maandenlange onderhandelingen over een aankoop plaats, en dan weer worden ze als geschenk in de schoot geworpen. Ook zijn er bibliofielen die voor zichzelf fraaie boeken maken om hun collectie te verrijken.
Het gebruik van de collectie was een tweede thema. Lezen bibliofielen hun boeken wel? Vaak wordt gezegd van niet, maar de collecties worden wel degelijk voor allerlei doeleinden ingezet en de boeken worden daarvoor - en voor het plezier - vaak uit de kast gehaald. Sommige bibliofielen sprokkelen over een lange periode een collectie bijeen, omdat die elders niet te vinden is en zij de boeken nodig hebben voor hun wetenschappelijke onderzoek naar bijvoorbeeld de geschiedenis van de jezuïeten, het Nederlandse kinderboek, religieuze volksboekjes of het oude wiskundige boek. Zo ontstaan uit collecties nieuwe naslagwerken, nieuwe boeken. Ook vormen zulke uitzonderlijke collecties vaak de basis van een tentoonstelling. Andere bibliofielen gebruiken hun boeken bij hun onderzoek naar boekwetenschappelijke onderwerpen, zoals typografie of illustraties. Soms probeert een verzamelaar een oude collectie na te bouwen, zoals een middeleeuwse geleerdenbibliotheek om te zien hoe de wereld zich destijds aan de lezer voordeed. Het ordenen van de eigen collectie kan uren in beslag nemen. Enkele bibliofielen maken zelfs nieuwe cassettes of boekobjecten om hun lievelingsboek in op te bergen. Anderen hangen een
| |
| |
middeleeuwse miniatuur boven hun bureau om er dagelijks van te genieten of houden hun boeken altijd binnen handbereik om er op elk gewenst moment iets in te kunnen opzoeken.
De wijze van verzamelen was evenmin eenduidig. De ene bibliofiel streeft ernaar een boek te verwerven dat niemand anders bezit, het unieke boek, de andere wil de boeken om zich heen hebben om onafhankelijk te zijn van een openbare bibliotheek. Sommige bibliofielen verzamelen als duo en richten zich op boeken die zij beschouwen als erfgoed. De ene verzamelaar wil alleen de beste kwaliteit boeken in huis halen, de ander geeft zich overal waar hij komt, in binnen- en buitenland, over aan zijn verzameldrift en weet dat zijn passie met hem op de loop gaat. Daarbij willen verzamelaars wel eens van richting veranderen. Vroegere collecties raken uit de gratie, het onderwerp van interesse wijzigt: dan krijgen bijvoorbeeld geïllustreerde boeken de voorrang boven grafiek, komen er bijbels in plaats van boekbanden of ontstaan er allerlei verschillende kleine collecties. Kiest de ene bibliofiel voor goedkope maar interessante werken, een ander voor het mooie bibliofiele boek en een derde voor stripverhalen, er zijn ook verzamelaars die de nadruk leggen op het bijna-niet verzamelen: zij noemen hun collectie klein of pretentieloos. Sommigen zien hun verzameling als een uitlaatklep, als compensatie voor het saaie zakenleven. Maar vooral de hebzucht speelt een rol, het gevoel dat de bibliofiel krijgt als hij een boek voor het eerst ziet: dat boek moet ik hebben. Soms koopt de bibliofiel een boek dat niet in zijn collectie past, omdat het boek anders zo ‘zielig’ is. En verzameldriften kunnen ook verdwijnen: dan houdt de bibliofiel er gewoon mee op.
Over de uiteindelijke destinatie van een collectie verschillen verzamelaars onderling ook van mening. Van oudsher komen veel collecties uiteindelijk terecht in bibliotheken of musea, andere blijven in de familie of raken via veilingen verspreid onder tientallen (jongere) verzamelaars. Hoe dan ook, op een bepaald moment moet de verzamelaar besluiten wat er met de collectie in de toekomst te gebeuren staat: bijeenhouden, opbreken, wegschenken, verkopen, veilen, bij testament nalaten? Niet iedere bibliofiel wil daarover nadenken: het einde van de collectie is tenslotte ook het einde van de verzamelaar... Het begint ermee dat de verzamelaar op een dag helemaal door boeken is omgeven en woont tussen de boekenkasten. Om alles te hebben én alles te lezen. Sommigen verzamelen in het besef dat zij slechts tijdelijk eigenaar van de boeken zijn en dat zij de kostbaarheden mogen beheren voor een volgende generatie. De bibliotheek wordt soms als geheel in een stichting ondergebracht om die veilig naar de toekomst te loodsen. Het wegschenken bij leven heeft niet alleen belastingvoordelen, het stelt de verzamelaar ook vaak gerust: er is zicht op de plaats waar de collectie heen is gegaan, vaak een museum of bibliotheek, en de toegang ertoe is meestal goed geregeld. Soms krijgt zo'n collectie de naam van de verzamelaar mee. Het kan ook anders: de verzamelaar verkoopt bewust grote delen van zijn verzameling aan een museum of via de eigen antiquariaatscatalogi. Vaak gaat de verzameling de bibliofiel aan het hart, niet alleen vanwege de eenheid ervan, maar ook vanwege de kennis en de ervaring die erin schuilen. Soms bouwt de verzamelaar met de collectie een klein monument voor zichzelf of voor een verloren geliefde...
Omdat Museum Meermanno niet de ruimte had gehele collecties te tonen, werden andere aspecten onderbelicht: de omvang van collecties viel niet te tonen in één vitrine. Ook de ordening en catalogisering van de bibliotheek werd niet duidelijk. Ook niet uit het begeleidende boek trouwens, want hoewel, tot verrassing van het bestuur, veel leden op verzoek van het museum meer personalia en privéherinneringen wilden prijsgeven dan gedacht, vormden de antwoorden bij elkaar geen fundament voor wetenschappelijk onderzoek of al te pertinente uitspraken over ‘de’ verzamelaar en ‘de’ verzameling. Ook Schmitz noemt de ‘Ziele’ divers en de ‘Inhalt’ ‘noch bunter’. Over de destinatie van de privébibliotheek schrijft Schmitz dat de keuze er een is tussen bij elkaar houden en uiteenvallen, tussen erfgenamen en veilinghuizen. Hij geeft een aantal sprekende voorbeelden van Duitse verzamelingen en hun lot. Hij laat ook zien welke berekeningen een grote biblio- | |
| |
theek moet maken bij de aankoop van een particuliere collectie: de verkoop van dubbele exemplaren moet de aankoop mogelijk maken. Voor de verzamelaar is het vaak een levenstaak zijn collectie als geheel, in ruil voor een bedrag of als geschenk, onder te brengen bij een instelling. Hoe completer die bibliotheken worden, des te moeizamer dat gaat. Schmitz noemt overigens niet de mogelijkheid naast de boekerij ook een financieel fonds na te laten, zoals in Nederland gedaan werd door Johan Bierens de Haan (Stichting Lucas van Leyden), Louis Koopman (Stichting Fonds Anny Antoine/Louis Koopman) en J.W. Roobol (legaat Stichting Openbare Bibliotheken Dordrecht), teneinde de toekomst van de collectie zeker te stellen. Want eenmaal opgegaan in een veel grotere collectie is het lot van een particuliere verzameling niet voor eeuwig vastgelegd. Bibliotheken bewegen mee met de sociale ontwikkelingen en een eenmaal belangrijke
collectie kan later naar de periferie van de collectie verhuizen.
De twee overige opstellen in 100 Jahre Maximilian-Gesellschaft 1911-2011 gaan over de veranderingen in het antiquariaat (een plichtmatig artikel van Eberhard Köstler) en over boekvormgeving, een stuk van Ulrike Stolz, dat van klassieke voorbeelden als de Cranach Presse al gauw overspringt naar hedendaagse kunstenaarsboeken. Aan de hand van speciale boekvormen en boekobjecten wil zij de vraag beantwoorden: ‘Warum also noch Bücher? Warum Künstlerbücher?’ Zij ziet de toekomst van het boek vooral liggen bij het kunstenaarsboek, als optimaal platform voor de materiële, fysieke vorm, die zich leent voor vernieuwing en uniciteit.
| |
Verzamelaars in de grabbelton
In Piet Buijnsters' verrukkelijke Geschiedenis van de Nederlandse bibliofilie wordt het onderwerp eenvoudig gedefinieerd als de ‘ontwikkeling van het particulier boekenbezit en van de bibliofilie’, waarbij de tweede term niet apart wordt gedefinieerd, maar stilzwijgend wordt gezien als een verdergaande vorm van verzamelwoede, die misschien nog wel meer dan op de inhoud op de vorm van het boek is gericht. Toch zien we in de opeenvolgende hoofdstukken alleen een ordening naar onderwerp, niet naar vorm, net als in Uit de schaduw, waarvan de redactie (net als Buijnsters) kennelijk meende dat een verzameling het meest wordt bepaald door het onderwerp. In Uit de schaduw leverde dat ongelijke rubrieken en categorieën op, waardoor er geen algemene uitspraken over verzamelaars konden worden gedaan. De ordening bij Buijnsters is op onderwerp, maar die zijn ontleend aan een chronologische parade van verzamelaars. Deze chronologie wordt echter om de haverklap onderbroken om sprongen voor- of achteruit in de tijd te maken: ‘maar hij komt elders aan de orde’, ‘die we al tegenkwamen’ of ‘bij wijze van intermezzo’. De portretten van Arie van den Berg en Thijs Wierema staan bijvoorbeeld in eigenaardige niches in de chronologie. Trends en ontwikkelingen treden in Buijnsters' parade niet op de voorgrond. De onderwerpen zijn ook een persoonlijke keuze van de auteur: sportcollecties (schaak, valkerij, voetbal) ontbreken geheel.
Een nadeel van de onderwerpsgerichtheid van Buijnsters is de neiging een geschiedenis van het Nederlandse boek te schrijven in plaats van een geschiedenis van de verzamelaars. Daar komt bij dat Buijnsters met opzet aanvullingen geeft op zijn eerdere boek over het antiquariaat. Daardoor zijn sommige hoofdstukken een levendige chaos, zoals het hoofdstuk over ‘Pressbooks en de jacht op het bijzondere boek’, waarin voornamelijk producenten en handelaren van zulke boeken worden behandeld: antiquariaat Schuhmacher (en de relatie met de Belgische verzamelaar Henri Dirkx), André Swertz, Willem Huijer, Piet en Monique van Winden, Fokas Holthuis en Paul Snijders (en hun relaties met auteursverzamelaars), Stichting De Roos en Drukwerk in de Marge als producenten van naoorlogs drukwerk in gelimiteerde edities. De Nederlandse verzamelaars in dit hoofdstuk - als ze na veertien pagina's eindelijk de ruimte krijgen - blijken dan geen verzamelaars van private-pressuitgaven te zijn, maar van literatuur in het algemeen, letterproeven en surrealisme. Daarna komen inderdaad enkele private-pressboekenverzamelaars aan bod en verzamelaars van kunstenaarsboeken. De ‘ordening’ op onderwerp werkt hier nogal verwar- | |
| |
rend, te meer daar de verzamelaars van private-pressboeken, inclusief een schets van de ‘herleving van de Nederlandse boekkunst’ in het hoofdstuk daarvoor, onder de titel ‘De ontdekking van de “modern firsts”’ zijn behandeld. In het algemeen geldt voor dit boek dat de ordening tamelijk arbitrair is en geen verheldering oplevert van wat bibliofilie in de praktijk inhoudt. De kleurenfoto's (soms van goede kwaliteit) geven een indruk van de willekeur. Het accent ligt meer op aankopen en verkopen dan op onderhoud en omgang met de collectie.
Hendrik Boekenoogen, uit: Geschiedenis van de Nederlandse bibliofilie, p. 317
Buijnsters' verhaal is, net als in zijn vorige boek, opgebouwd als een bloemlezing van feiten, anekdoten en veilingresultaten. Over de wijze waarop collecties zijn geordend in het huis van de verzamelaar vernemen we niets. Typerende tussenzinnen als ‘ook hij verloor vroeg zijn vader’ (p. 45) en ‘verzamelaars worden geboren, niet gemaakt’ (p. 51) zijn toevalligheden of clichés die als specie dienen voor een in wezen weinig systematisch bouwwerk. Kortom: voor dit boek geldt hetzelfde als wat ik over de voorganger schreef in het Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis (2008): ‘een prettig leesbare veelheid aan nieuwe details’, ‘een stevig fundament’ voor toekomstig onderzoek en een inventieve ‘neerslag van pioniersarbeid’. Beide verleidelijke, meeslepende boeken hebben een hoog grabbeltongehalte. Wat hiervoor en hierna wordt geschreven is dan ook geen kritiek, maar een voorstel: hoe nu verder?
Een analyse van alle gegevens is nodig: cijfers, cijfers, cijfers! Hoeveel, wanneer, wat, waarom, waar, hoezo, waardoor?
| |
| |
Hoeveel verzamelaars behandelt Buijnsters? Moeilijk te zeggen, want een heleboel namen passeren in opsommingen de revue. Als we alleen kijken naar de min of meer afzonderlijk beschreven verzamelaars (minimaal één paragraaf), komen we tot een lijst van 157 verzamelaars, waarvan 21 prentenverzamelaars en 136 verzamelaars van boeken. Daarnaast worden er nog zo'n honderd verzamelaars in het voorbijgaan genoemd, soms in verband met uitwijdingen over bibliofielenverenigingen (het Nederlandsch Verbond van Boekenvrienden, het Nederlands Genootschap van Bibliofielen, de Brabantse Prentclub, de Amsterdamsche Prentkring). Buijnsters laat ook deze keer de boekententoonstelling als een bron voor kennis over verzamelaars schieten. Afgezien daarvan ontbreken er veel verzamelaars, zoals de verzamelaar van private-pressboeken (en drukker) J.F. van Royen, tientallen leden van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen en een groot aantal in Verzamelaars en verzamelingen (1998) genoemde collectioneurs (bijvoorbeeld H.A. van Baak): we hebben hier dus niet een compleet overzicht, maar een selectie. De Deventer Boekenmarkt trekt jaarlijks ongeveer 120.000 bezoekers en minstens zo veel boekenverzamelaars lopen er dus rond in Nederland. 149 staan ingeschreven als bibliofiel bij het Genootschap. Van de door Buijnsters behandelde verzamelaars (157) waren er bij publicatie van zijn boek veertig in leven. Een fractie.
Henk en Wil Walison, uit: Geschiedenis van de Nederlandse bibliofilie, kleurenkatern achterin
In het eerste hoofdstuk (‘Bibliofilie in de schaduw’) geeft Buijnsters duidelijk aan dat hij had gehoopt dat voor hij aan zijn werk was begonnen, de hartenwens van Bert van Selm was vervuld: een ‘biografisch woordenboek van Nederlandse boekverzamelaars’. Ook Marcus de Schepper (in zijn recensie van Buijnsters' boek in De gulden passer 2, 2011) herhaalt de behoefte aan ‘fatsoenlijke bibliografische grondslag en wetenschappelijke terreinverkenningen’. Die oproep wil ik met plezier herhalen, maar misschien is de tijd gekomen om nu een onlinerepertorium van boekenverzamelaars samen te stellen. Wat heb je nodig? Een websitebouwer, een redacteur, bijdrageschrijvers, vrije tijd en een lijst van verzamelaars (de bijlage geeft vast een voorzet). Misschien kan het biografische woordenboek van Nederlandse boekenverzamelaars worden ondergebracht bij Bibliopolis of ergens anders, hoe dan ook: wie mee wil doen, melde zich bij mij (paul.vancapelleveen@kb.nl). Want als we nu niet beginnen, weet ik niet wanneer wel.
| |
Lijst van Nederlandse particuliere boek- en prentverzamelaars
[Naam (jaartallen): verzamelgebied (aantallen)] Namen die niet uit Buijnsters afkomstig zijn, zijn gemerkt met V&V (Verzamelaars en verzamelingen) of UdS (Uit de schaduw).
1 | Gerard Reynst (1599-1658): prenten |
2 | Jan Reynst (1601-1646): prenten |
3 | Johan Chrysostomos de Backer (1604-1662): reisboeken, emblemata, geschiedenis, erotiek, etc. |
4 | Michiel Hinloopen (1619-1708): prenten |
5 | Paulus van Uchelen (1642-1702): prenten |
6 | Gisbert Cuper (1644-1716): geschiedenis, numismatiek (V&V) |
7 | Isaäc Le Long (1683-1762): theologie |
8 | Joan Duncan (1690-1753): pamfletten (20.000) (V&V) |
9 | Jacob Marcus (1702-1750): alba amicorum |
10 | C.A. van Sypesteyn (1723-1783): alba amicorum |
11 | Jacob Visser (1724-1804): geschiedenis, handschriften, incunabelen (1900) (V&V) |
12 | Jeronimo de Bosch (1740-1811): klassieke literatuur |
13 | Joost Romswinckel (1745-1824): klassieke letteren, geschiedenis, handschriften, kaarten (33.000) (V&V) |
14 | D.C. van Voorst (1752-1833): theologie, prenten, geschiedenis, literatuur, etc. (50.000) |
| |
| |
15 | Johan Meerman (1753-1815): incunabelen |
16 | Jacobus Koning (1770-1832): Nederlandse taal- en letterkunde |
17 | Abraham de Vries (1773-1862): costeriana |
18 | Hendrik Tollens (1780-1856): letterkunde |
19 | W.H.J. van Westreenen, baron van Tiellandt (1783-1848): incunabelen |
20 | Adriaan Schinkel (1784-1864): handschriften, incunabelen |
21 | Johannes iii Enschedé (1785-1866): handschriften, incunabelen, etc. |
22 | G.J. Beeldsnijder van Voshol (1791-1853): autografen |
23 | J.J. van Voorst (1791-1869): theologie, prenten, geschiedenis, literatuur, etc. (zie lemma over D.C. van Voorst) |
24 | F.A. van Rappard (1793-1867): alba amicorum |
25 | Bastiaan Klinkert (1794-1854): Bilderdijk |
26 | Adriaan Bogaers (1795-1870): letterkunde: Tollens (3500) |
27 | J.T. Bodel Nijenhuis (1797-1872): cartografie, prenten |
28 | G. Groen van Prinsterer (1801-1876): politiek, geschiedenis, theologie (4271) (V&V) |
29 | C.G.V. Schneevoogt (1802-1877): prenten (3000) |
30 | Johannes Hilman (1802-1881): toneelstukken (4700) |
31 | P.A. Diederichs (1804-1874): brieven, handschriften (35.000) |
32 | Isaac Meulman (1807-1869): Nederlandse geschiedenis (19.000) |
33 | W.C.M. de Jonge van Ellemeet (1811-1888): catsiana |
34 | Willem Moll (1812-1879): theologische handschriften (vijftiende eeuw) |
35 | Abraham van Stolk (1814-1896): historieprenten |
36 | Jacob Honig Jansz jr. (1816-1870): topografische prenten: Zaanland |
37 | Jacob de Witte van Citters (1817-1876): rechten, taal- en letterkunde (4000) (V&V) |
38 | Frederik Muller (1817-1881): historieprenten |
39 | J.F.L. Coenen van 's-Gravesloot (1817-1885): wapenkunde, genealogie |
40 | J.I. Doedes (1817-1897): theologie |
41 | Gerard Anthony Six (1818-1898): plant- en dierkunde (1100) (V&V) |
42 | M.A.J. Bakhuyzen (1820-1884): nationale feesten, boekdrukkunst (V&V) |
43 | Paul Menso (1827-1878): boekbanden |
44 | A.J. Nijland (1827-1916): historieprenten |
45 | P.A.S. van Limburg Brouwer (1829-1873): oosterse taal en geschiedenis (250) (V&V) |
46 | J.G.R. Acquoy (1829-1896): middeleeuwse handschriften (131) (V&V) |
47 | Hendrik Teding van Berkhout (1830-1904): tekeningen, grafiek [met zoon Hendrik Teding van Berkhout (1879-1969)] (770) |
48 | P.J.B.C. Robidé van der Aa (1832-1887): geografie, geschiedenis, etc. (1500) (V&V) |
49 | Antonius van der Linde (1833-1897): filosofie, schaken (1000) (V&V) |
50 | D.C. Meijer jr. (1839-1908): topografie: Amsterdam |
51 | A.C. Loffelt (1841-1906): prentenboeken |
52 | H.M. Montauban van Swijndrecht (1841-1929): grafiek (1250) |
53 | Henri Tak (1844-1910): kinderboeken (1200) |
54 | Gerrit van Rijn (1846-1912): kinderboeken |
55 | A.T. Hartkamp (1848-1924): vondeliana |
56 | A.J. Domela Nieuwenhuis (1850-1935): prentkunst |
57 | G.J.P.J. Bolland (1854-1922): filosofie (478) (V&V) |
58 | D.F. Scheurleer (1855-1927): muziek, boekbanden (3100) |
59 | Jan Willem Enschedé (1856-1926): typografie, populaire cultuur |
60 | Willem Kloos (1859-1938): literatuur (17.000) |
61 | J.F.M. Sterck (1859-1941): vondeliana |
62 | J.H.J. Hamelberg (1862-1918): Nederlandse Antillen |
63 | A.E.H. Swaen (1863-1947): valkerij (100) (V&V) |
64 | Hendrik Boekenoogen (1863-1933): kunst, literatuur, private press, etc. |
65 | Ekke Fransema (1864-1928): handschriften: historische documenten; oude drukken |
66 | Vincent van Gogh (1866-1911): geïllustreerde boeken (zeventiende eeuw) |
67 | A.W.M. Mensing (1866-1936): boekbanden (412) (V&V) |
68 | J.A. Schorer (1866-1957): homoseksualiteit |
69 | F.G. Waller (1867-1934): populair proza (1900) |
70 | J.C.J. Bierens de Haan (1867-1951): prenten (26.000) |
71 | G.J. Boekenoogen (1868-1930): kinderboeken (1500) |
72 | Paul May (1868-1940): boekbanden, private press |
73 | Henriette Roland Holst-van der Schalk (1869-1952): socialisme, literatuur (1200) (V&V) |
74 | J.W. Six van Vromade (1872-1936): incunabelen, oude drukken, etc. |
75 | F.C. Koch (1873-1957): militaria, uniformboeken |
76 | Lucien von Römer (1873-1957): homoseksualiteit |
77 | F.C. Wieder (1874-1943): maritieme uitgaven, cartografie |
78 | W.A. Engelbrecht (1874-1965): reisbeschrijvingen, cartografie, maritieme uitgaven, private press, etc. |
79 | Douwe Wouters (1876-1955): straatliederen |
80 | A.H.M.J. van Kan (1877-1944): Jeanne d'Arc (1000) (V&V) |
81 | D.F. Reuchlin (1878-1956): erotica |
82 | C.P. van Eeghen (1880-1968): tekeningen, prenten: Amsterdam |
83 | J.J. van der Harst (1881-1917): filosofie (775) (V&V) |
84 | H.A. van Baak (1881-1945): oude drukken (900) (V&V) |
85 | J. Wille (1881-1964): neerlandistiek |
86 | Henderikus Bos Kzn (1881-1970): cartografie, theologie |
87 | G.H. 's-Gravesande (1882-1965): literatuur, opdrachtexemplaren, private press, illegale drukken, etc. |
88 | Jan van Kuyk (1883-1949): politieke spotprenten |
89 | Ulco Proost (1885-1966): boekbanden |
90 | Willem Cornelis van Kuyk (1885-1980): volks- en kinderprenten (1900) |
91 | P.N. van Eyck (1887-1954): literatuur, private press |
92 | J.C. Bloem (1887-1966): literatuur |
93 | Louis Koopman (1887-1968): Franse literatuur |
94 | M.R. Radermacher Schorer (1888-1956): kunst, literatuur, private press (11.000) |
95 | J.W.F. Werumeus Buning (1891-1958): dans, toneel, cukinaria(V&V) |
96 | Ernst Crone (1891-1975): maritieme uitgaven |
97 | Michiel Buisman (1891-1986): populair proza (zeventiendenegentinde eeuw) |
98 | J.J.W.R. van Dijck (1892-1976): Franse uitgaven, autografen, Elzevierdrukken |
99 | Bob Luza (1893-1980): emblemata, reisboeken, zeventiendeeeuwse literatuur, erotica, etc. |
| |
| |
100 | J.F.M. Scheepers (1894-1942): populair proza (zeventiendenegentiende eeuw) |
101 | G.L. Gortmans (1894-1956): damsport (500) (V&V) |
102 | M.B.B. Nijkerk (1894-1987): oude drukken en bibliofiele uitgaven |
103 | W.F.H. Oldewelt (1895-1958): prijsbanden |
104 | J.W. Roobol (1895-1978): Frans protestantisme (100) (V&V) |
105 | Anny Antoine (1897-1933): Franse literatuur |
106 | G.A.M. Zorab (1898-1990): parapsychologie (1000) (V&V) |
107 | J.C. Versnel (1899-1967): populair proza (zeventiendenegentiende eeuw) |
108 | Johan Belonje (1899-1966): handschriften: historische documenten, boeken (15.000) |
109 | F.W.D.C.A. van Hattum (1900-1979): topografie, liedboeken |
110 | M. Niemeijer (1902-1987): schaken (7000) (V&V) |
111 | A.N. Caljé-van Gulik (1904-1962): kinderboeken |
112 | H.W. Bosscha (1904-1979): Nederlandse literatuur |
113 | Coen van Emde-Boas (1904-1981): erotica |
114 | François HaverSchmidt (1906-1987): ornithologie |
115 | W.C. Poortman (1906-1995): theologie |
116 | Garmt Stuiveling (1907-1985): Nederlandse literatuur |
117 | Robert van Gulik (1910-1967): Japanse prenten |
118 | Dirk de Jong (1910-1974): illegale en clandestiene uitgaven: woii |
119 | Rik Vos (1910-1984): typografie, literatuur, grafiek [met Liesbeth Vos-de Graaff] |
120 | C.H.A. Kruyskamp (1911-1990): neerlandistiek |
121 | Bertilo de Boer (1911-1993): gebedenboekjes |
122 | Edward Brongersma (1911-1998): erotica: kinderporno |
123 | C.F. van Veen (1912-1982): kinderboeken, erotica, kinderprenten |
124 | Jan de Koning (1913-1977) [met A.J.E. Lampke]: kinderboeken |
125 | I.H. van Eeghen (1913-1997): tekeningen, prenten: Amsterdam [voortzetting van C.P. van Eeghen] |
126 | A.P.C. Knegtel (1914-1992): prentkunst |
127 | Heino Overdiep (1916-2003): oude drukken |
128 | H.A.M. van der Heijden (1916): cartografie |
129 | Jan van der Haar (1917-2001): theologie |
130 | Willem Noske (1918-1995): muziek |
131 | Jan Tholenaar (1918-2009): letterproeven |
132 | Ger J. Brouwer (1919-2005): prijsbanden |
133 | Henk Voorn (1921-2008): papiergeschiedenis, sierpapier (3500) (V&V) |
134 | J.H.F. Zandhuis (1921): Thomas à Kempis |
135 | Philip W.F. Janssen (1921): prenten (negentiende-twintigste eeuw) (5.000) |
136 | Johan Souverein (1922): ex-libriskunst |
137 | Fons van der Linden (1923-1998): industriële boekbanden |
138 | H.P. Herfst (1924-1997): illegale en clandestiene uitgaven: woii |
139 | John Landwehr (1924): oude drukken (zestiende-achttiende eeuw) |
140 | Bob de Graaf (1927-2011): vondeliana |
141 | A.S.A. Struik (1926-2006): industriële boekbanden |
142 | J.A. Eekhof (1926-2007): Louis Couperus |
143 | Jan Luiten (1926): kunstgeschiedenis, facsimile's (UdS) |
144 | Johanna Maria van Winter (1927): prentkunst, tekeningen (twintigste eeuw) |
145 | Johan Polak (1928-1992): handschriften, literatuur, private press, etc. |
146 | J.C. Oosterbaan (1928-2008): Karl May |
147 | Jan van der Marck (1929-2010): boekbanden, kunstenaarsboeken |
148 | W. van Gent (1929): theologie |
149 | George van Houten (1929): private press (UdS) |
150 | G.A.H. Buisman (1930-2005): prentkunst: Rembrandt |
151 | Felicia van Deth-Beck (1931): kinderboeken |
152 | Liesbeth Vos-de Graaff (1932): typografie, literatuur, grafiek [met Rik Vos] |
153 | Gerard Jaspers (1932): laatmiddeleeuwse vroomheidsliteratuur |
154 | Ayolt Brongers (1933): cultuurgeschiedenis (60.000) |
155 | Henk Walison (1933): alba amicorum |
156 | Margarita Bruens-Mulder Dirks (1933): oraties (UdS) |
157 | Geert Jan Bierenga (1933): boekbanden, bijbels (UdS) |
158 | Piet Buijnsters (1933): oude drukken, tekeningen, grafiek (achttiende eeuw) (UdS) [met Leontine Buijnsters-Smets] |
159 | E.E. Nadorp (1934-1993): bridgesport (4100) (V&V) |
160 | P.L. Eggermont (1934): devotieboeken |
161 | Bernard van Noordwijk (1934): boeksloten en -beslag (UdS) [met Hilchien van Noordwijk-Askes] |
162 | Hilchien van Noordwijk-Askes (1934): boeksloten en -beslag (UdS) [met Bernard van Noordwijk] |
163 | Pieter van Hooff (1934): middeleeuwse handschriften (UdS) |
164 | Arnold Heertje (1934): economie |
165 | Henriette C. Tuynenburg Muys-Lanzing (1934): bibliofiele uitgaven (UdS) |
166 | Wim Gielen (1935-2010): Reinaertuitgaven (UdS) |
167 | Theo Laurentius (1936): (sier)papier |
168 | Nol Sanders (1936): typografie [met Paulien Roos] (UdS) |
169 | Leontine Buijnsters-Smets (1937): oude drukken, tekeningen, grafiek (achttiende eeuw) (UdS) [met Piet Buijnsters] |
170 | Rob Aardse (1938): industriële boekbanden |
171 | Jos Schrooyen (1938): missalen (UdS) [met Jacqueline Bruijnen] |
172 | Ab van der Steur (1938): genealogie, geschiedenis, portretprenten (UdS) |
173 | Meinard van Dunné (1938): topologie, geschiedenis (UdS) |
174 | Jacqueline Bruijnen (1939): missalen (UdS) [met Jos Schrooyen] |
175 | J.N.A. van Caldenborgh (1939): kunstenaarsboeken |
176 | Adri Offenberg (1939): bibliofiele, jodendom (UdS) |
177 | Aat Vervoorn (1939): prentkunst |
178 | Sybe Streekstra (1939): Franse revolutie (UdS) |
179 | Willie Walison (1939): poëziealbums |
180 | Frans Janssen (1939): boekdrukkunst, typografie (10.000) (UdS) |
181 | Albert de Witt (1939): Gelderse grafiek |
182 | Klaas Hoogendoorn (1940): wiskunde (UdS) |
183 | Eddy Schuyer (1940): bibliofiele uitgaven, grafiek (UdS) |
184 | Laurens van Krevelen (1941): surrealisme |
185 | H.M.M. van Hugten (1941): landschapsprenten (zeventiende eeuw) |
186 | Charles Dufour (1941): alpinisme (UdS) |
187 | Paulien Roos (1941): typografie [met Nol Sanders] (UdS) |
188 | Frits Booy (1942): prentenboeken (UdS) |
189 | Dick Coutinho (1941): oude drukken (1500-1530) (UdS) |
| |
| |
190 | Geert van Daal (1941): boekbanden (UdS) |
191 | Simonne Kwant-Verbist (1942): geïllustreerde boeken (UdS) |
192 | Willem Heijting (1943): huishoudkunde, kookboeken [met Coby Heijting] |
193 | Els van Hulsteijn (1943): bibliofiele uitgaven (UdS) |
194 | Florence Pieters (1943): biologie (UdS) |
195 | Jan Storm van Leeuwen (1943): boekbanden (UdS) |
196 | Coen Schimmelpenninck van der Oije (1943): uitgeversbanden, topografie, souvenirrozen, fonds Maaskamp (UdS) |
197 | Paul Begheyn (1944): jezuïeten (UdS) |
198 | Thijs Wierema (1944): Nescio, Willem Elsschot |
199 | Kenneth Boumann (1944): Suriname |
200 | Ton Koopman (1944): muziek |
201 | Corinna van Schendel (1944): literatuur, vormgeving, etc. (UdS) |
202 | G.T. Harting (1945): theologie |
203 | Diny Winthagen (1946): botanische illustraties (UdS) |
204 | Chiel Roos (1946): oude drukken, veilingcatalogi (UdS) |
205 | Gert Jan Hemmink (1947): Cobra, Henry van de Velde, etc. |
206 | W.J. Op 't Hof (1947): theologie |
207 | Boudewijn Büch (1948-2002): literatuur, reizen |
208 | Arie van den Berg (1948): populaire cultuur, efemera |
209 | Kees van Grootheest (1948): oude drukken, cartografie (UdS) |
210 | Jan Spoelder (1948): prijsbanden |
211 | Jan Schellekens (1948): middelnederlandse geestelijke teksten (UdS) |
212 | Thera Folmer-van Oven (1948): geschiedenis, oude drukken (UdS) |
213 | Truusje Goedings (1949): ingekleurde prenten (zestiendezeventiende eeuw) (UdS) |
214 | Jan de Jong (1951): boekgeschiedenis, boeksimulanten, erotiek (UdS) |
215 | David J. Simaleavich (1952): private press |
216 | Frederik Schreuder (1952): almanakken, literatuur, etc. (UdS) |
217 | Arie Oexman (1952): W.F. Hermans |
218 | Dorine van Heerdt tot Eversberg (1953): middeleeuwse handschriften, Tibet (UdS) |
219 | G.H. Leurdijk (1953): theologie |
220 | Herman Mulder (1953): middeleeuwse handschriften (UdS) |
221 | Ad Hovestadt (1954): eilanden, weekdieren |
222 | Jaap Schipper (1955): literatuur, private press, typografie (UdS) |
223 | Baukje Scheppink (1956): boeken over letters en schrift (UdS) [met Haye Bijlstra] |
224 | Cor Knops (1956): boekobjecten (UdS) |
225 | Haye Bijlstra (1957): poppentheater (UdS) (1000) [met Baukje Scheppink] |
226 | Wolbert Vroom (1958): architectuur |
227 | A.C. Molendijk (1959): theologie |
228 | Steven van Harn (1959): kunst, typografie (UdS) |
229 | Fred Bijsmans (1961): geschiedenis (UdS) |
230 | Willem Doornbos (1962): groningana (UdS) |
231 | Jos van Waterschoot (1965): stripboeken (UdS) |
232 | Edwin Bloemsaat (1970): overzicht van boekbanden, draken illustratietechniek (UdS) |
233 | Frans Laurentius (1971): (sier)papier [voortzetting van Theo Laurentius] |
234 | Steven de Joode (1982): literatuur, typografie (UdS)
[Zonder geboortejaar]: |
235 | W.M.S. Pitlo-van Rooyen (?-1992): Louis Couperus |
236 | J. Boerhout (?): theologie |
237 | T. van Es (?): theologie |
|
|