Cornelis Jan Aarts
Archangelsk (11)
Schatkist
‘Kijk,’ riep Jos, ‘daar gaat Herman!’ en hij wees op de rook die uit de schoorsteen van het crematorium omhoog kringelde.
Tien jaar geleden is het nu dat we Herman weggebracht hebben. Herman was boekenkoopman op het Waterlooplein, maar eigenlijk was hij dat ook weer niet. Om nauwkeuriger te zijn: hij was hulpboekenkoopman. De kraam was (en is) van zijn schoonzoon Jos, en Herman hielp. Behalve op maandag. Dan was Jos er niet. Dan stond er geen bestelwagen vol met boeken op die plek, maar kwam Herman alleen aanrijden op een fiets met achterop een doos met eigen boeken. Wij, zijn vaste afnemers, dromden dan om hem heen. Voor ieder had Herman wel een boek in zijn doos zitten, want hij kende al onze zwakheden. Was het rond de kraam van Jos op alle andere dagen van de week een uitbundig spektakel van grote verhalen, anekdotes, grappen en grollen, boute beweringen, levendige handel en bergen boeken, op maandag was dat anders. Een intieme gebeurtenis. Herman pakte zijn doos uit en wij kregen om beurten een boek in onze handen gedrukt. ‘Dit is wat voor jou, jongen,’ sprak hij dan met zijn zachte stem. En bijna altijd was dat raak.
Was Herman een bijzondere man? Eigenlijk niet. Herman was meer een gewone man. Veel marktkooplieden op het Waterlooplein hebben een legendarische status gekregen en een passende bijnaam. Je had de Pekel, Oude Barend, Slome Henkie, de Zendmast, de Man met de Hoed, Theo, Edje Kadetje, de weduwe Zuiderzee, Blauwe Joop, de Rooie, Lange Harry, Willem Blootvoet en de Professor, en over ieder van hen valt wel een rake anekdote te vertellen. Maar over Herman zou ik zo gauw niks weten. Hein Donner zei ooit dat hij elke week bij Reijnders zat te bridgen met een vaste ploeg, maar toen hij een van zijn medekaarters in de Kalverstraat tegenkwam herkende hij hem niet. Hij wilde hem daar ook niet herkennen. Zo lag het ook met Herman. Hij hoorde bij het Waterlooplein, vooral dan bij het maandagse Waterlooplein. Daar en dan was Herman onze man.
Herman Hoogstraat (1929-1999). Foto: Studio Heno, Amsterdam
Later hoorde ik wat meer over hem. Hermans moeder was afkomstig uit het Reichswald, de grensstreek tussen Groesbeek en Kleef. Dorothea Derksen uit Grafwegen, een gehucht net over de grens nabij Kranenburg, kwam in de jaren twintig als Duits dienstmeisje naar Amsterdam en trouwde daar Hermans vader. Herman trouwde zelf ook met een meisje uit de grensstreek, met Lenie Bahnen uit Herzogenrath. Ze woonden in Osdorp. Vanwege haar was hij zo vaak op het Waterlooplein. Van achteren heette Herman Hoogstraat. Hij was kolenboer en sjouwde in Amsterdam zakken met kolen op zijn rug naar vier hoog achter. Toen dat niet meer ging, sjouwde hij verder met boeken. Herman werd boekenredder. Hij dook op bij de vele afvoerputjes, waardoor overtollige boeken dreigden weg te spoelen. Amsterdam is een grote boekenvermaalderij. Aan het eind van Koninginnedag zag je hem met een doos achterop en volle fietstassen rondrijden om achtergelaten boeken op te rapen. Jaap Buijs, professor Einstein en Herman Hoogstraat