De Boekenwereld. Jaargang 28
(2011-2012)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||
Alexandra Nagel
| |||||||||||||||||||||||||||
Julius Spier hield van boekenOm te ontkomen aan de onderdrukking van het naziregime emigreerde de Joodse Julius Philipp Spier (Frankfurt am Main 1887-Amsterdam 1942)Ga naar eind1 begin 1939 naar Nederland. Een eerdere poging om uit te wijken naar Engeland was mislukt. Spiers leerlingen en vrienden uit de Nederlandse tijd herinnerden zich dat hij graag en veel las en dat zijn voorkeur uitging naar de Bijbel en boeken met een sterk christelijke signatuur. Maar hij kende ook schrijvers als Friedrich Hölderlin en Fjodor Dostojevski en bezat boeken over de kunstenaar Paul Gauguin. Vanwege ruimtegebrek in het pand waar Spier in Amsterdam twee kamers huurde, werd eind september 1941 het grootste gedeelte van zijn collectie naar het huis gebracht waar Etty Hillesum woonde. ‘Straks komen de “1100 boeken”, ik zal er wel dronken van worden’, noteerde ze in haar dagboek, ‘31 pakken in grauw papier, een grotesk Sinterklaasfeest en 2 grote jute-zakken en een kast, die twee kasten bleek te zijn’.Ga naar eind2 Aanvankelijk vond ze het niet eens leuk om de bibliotheek die iemand in de loop van zijn leven had verzameld ‘met één smak’ in haar huis gegooid te krijgen. Uit de boeken die Spier bij zich hield, rangschikte een vriendin en leerlinge van hem er een paar smaakvol tussen twee boekensteunen op een antiek kastje in een van de twee kamers. Tot het rijtje behoorden: ‘de Bijbel, Thomas à Kempis, Augustinus, de Dekamerone […] en een heel antiek boek over Chiromantie.’Ga naar eind3 Spier had ernaar gekeken en er toen, aldus Hillesum, ‘met een afgerond gebaar’ over opgemerkt: ‘Das bin ich ja.’ Blijkbaar personifieerden de uitgekozen banden hem. De uiteenlopende onderwerpen waren als het ware in hem verankerd, hij was ermee vergroeid. Behalve een handjevol additionele verwijzingen naar Shakespeare, Rainer Maria Rilke (Das Stundenbuch), Søren Kierkegaard, Johannes Müller (Die Liebe) en werken van de psychologen Carl G. Jung, Sigmund Freud en Alfred Adler hebben we nauwelijks zicht op de titels die Spiers boekenkasten vulden. Wat we weten is te weinig om er een genre uit af te leiden waarmee Iris-Verlag verbonden kan zijn. | |||||||||||||||||||||||||||
MidlifecrisisSpiers plan om een uitgeverij te beginnen ontstond halverwege de jaren twintig van de vorige eeuw en is het gevolg van omstandigheden die men tegenwoor- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||
dig gemakkelijk in verband brengt met een midlifecrisis. Op veertienjarige leeftijd was Spier, de jongste zoon van een voormalig leerfabrikant met zeven kinderen, onderaan de ladder in dienst getreden bij de metaalhandelsfirma Beer Sondheimer & Co in Frankfurt am Main. In ruim twintig jaar was hij via het beroep van koopman opgeklommen tot een gerespecteerd personeelschef. Hij verdiende geld als water, maar was ‘einfach unglücklich in seinem Beruf’. Het werk schonk hem geen voldoening meer.Ga naar eind4 Zodoende speelde Spier met het idee om iets anders of iets erbij te gaan doen. Zijn vrouw Hedwig Rocco, dochter van de uitgever, boekhandelaar en schrijver Carl (Charles) Rocco (1854-1918) uit Stuttgart, stimuleerde een verandering. Ze had oog voor de veelzijdige begaafdheid van haar man en had bovendien ‘hogere plannen’ voor hem. Ook had ze het liever een poosje minder breed dan dat ze haar man in een functie wist die veel van zijn krachten vergde, maar geen beroep deed op zijn werkelijke talenten. Drie bundels uit de Iris-Bücherei reeks: van Reinhold Zickel Die Schwarzmühk (1925), van Jakob Haringer Das Räubermärchen (1925) en Kind im grauen Haar (1926)
Het plan voor een uitgeverij ontstond dankzij een goede vriend van het echtpaar Spier. Deze had literaire ambities en zocht naar wegen om zijn droom waar te maken. De verlangens van de vriend brachten Julius Spier, die immer geneigd was naasten ter wille te zijn, op de gedachte om onbekende, jonge, talentvolle schrijvers een stem te geven. Allengs groeide het idee. Aangezien hij zelf niet vertrouwd was met de uitgeverswereld zocht Spier er iemand bij om de zaak goed op poten te zetten. Deze persoon werd gevonden in dr.phil. Max Kapp (1894-overleden na zijn tachtigste verjaardag). Kapp, in 1923 gepromoveerd op een studie naar vrouwfiguren in het werk van de zeventiende-eeuwse Franse acteur en toneelschrijver Molière, was boekhandelaar geweest. Hij staat geregistreerd als medeoprichter en Geschäftsführer van Iris-Verlag. | |||||||||||||||||||||||||||
De drie poten van het Iris-fondsOfficieel is de uitgeverij van Spier, de man met het kapitaal, en Kapp, de man met de inhoudelijke kennis, op 1 april 1925 van start gegaan. Gevestigd op de Gartenstrasse 112 in Frankfurt am Main bracht het bedrijfje binnen drie jaar 21 titels op de markt. Het samengestelde fonds viel in ieder geval bij schrijver en recensent Oskar Loerke in de smaak getuige zijn opmerking begin 1928 dat Iris-Verlag in betrekkelijk korte tijd ‘manche interessante und verheißungsvolle Kraft in unserem literarischen Nachwuchs’ had geschonken.Ga naar eind5 De profilering van Iris-Verlag lag op het terrein van ‘Schöne Literatur und Kunst’ en vond met name | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||
plaats door uitgaven van laatexpressionistische werken (zie het bestand ‘Iris-Verlag.pdf’ op www.deboekenwereld.nl). Zeven van deze als zodanig te karakteriseren uitgaven zijn vanaf een bepaald moment tot speerpunt van het fonds gecreëerd en werden als Iris-Bücherei gepresenteerd. De motieven om een werk te oormerken als een Bücherei-boek zijn niet meer te achterhalen, tenzij het om iets simpels gaat als de prijs (alle Bücherei-titels kostten kartoniert 2,50 Mark, in linnenuitvoering 3,50) of de vormgeving (alle hebben hetzelfde, kleine formaat). De tweede poot van Iris-Verlag betrof de Meister der Plastik-reeks. De uitgeverij had zich, zo blijkt uit een bewaard gebleven reclamefolder, ten doel gesteld een aantal rijkgeïllustreerde studies over Europese beeldhouwers uit te brengen. De vier tot stand gebrachte kunstboeken waren geschreven door kunsthistorici. Elk deel uit de serie bevatte tussen de 70 en 120 zwart-witfoto's van beelden van de in ogenschouw genomen oude kunstenaar. Een vijfde deel zat in de planning, maar is nooit verschenen. De twee advertenties in het Börsenblatt für den Deutschen Buchhandel voor de aanbieding van de in prijs verlaagde Bücherei-titels van Iris-Verlag. Links de afbeelding geplaatst op 1 september 1927, rechts die van een dag later
De overige titels vormen de derde poot van het Irisfonds. Deze waren al eens eerder gepubliceerd of werden in samenwerking met een andere uitgeverij uitgegeven. De titels zijn, op een uitzondering na, niet expliciet als een kunstboek of laatexpressionistisch werk te classificeren. Toch hebben Heilige Seelenlust, een serie geestelijke (christelijke) gedichten uit 1657 van Angelus Silesius, de uit het Hongaars vertaalde roman Der blutige Dichter van Desider (Deszö) Kosztolányi en de historische roman Das Buch Rodenstein van Werner Bergengruen mede het gezicht van Iris-Verlag bepaald. In de pijplijn zaten voorts twee vertalingen van oudere, Franse titels. Het betroffen Voltaires Candide: Eine Erzählung en Pierre Louys' Die Frau und der Hampelmann. Dat aangekondigde werken niet zijn verschenen, houdt ongetwijfeld verband met een aantal ingrijpende wijzigingen dat halverwege het bestaan van de uitgeverij plaatsvond. Een van de veranderingen valt af te leiden uit het adresboek van de Duitse boekhandels van 1928. Hierin staat vermeld dat de bedrijfsvoering | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||
van dr. phil. Elisabeth Kessel was overgegaan naar Kurt Hosemann en dat de firma naar Heidelberg was verplaatst. Het bericht impliceert dat in de daaraan voorafgaande periode Max Kapp zijn verantwoordelijkheden heeft overgedragen aan Frau Kessel. Kapp slaagde in 1927 voor het staatsexamen en werd het jaar daarop tot Refendar (kandidaatsrechter) benoemd. Zijn motieven om het roer om te gooien zijn onbekend, evenals het tijdstip van de overdracht van verantwoordelijkheden inzake Iris-Verlag. Lang heeft Elisabeth Kessel de functie trouwens niet vervuld, hooguit een jaar of veertien maanden, want Hosemann werd uiterlijk eind maart 1928 de nieuwe bedrijfsleider.Ga naar eind6 Brief d.d. 24 januari 1927 van dr. Max Kapp, bedrijfsleider van Iris-Verlag, aan Van Loghem Slarerus' Uitgevers Maatschappij in verband met de uitgave Nichts ist ganz war van Friedrich Markus Huebner. Collectie Letterkundig Museum, Den Haag
Ook bij Spier vonden in 1927 veranderingen op het persoonlijke vlak plaats. Na 25 jaar trouwe dienst nam hij eind september 1927 afscheid bij Beer Sondheimer & Co. Vermoedelijk om zich op het uitgeven te storten, want in het telefoonboek van Frankfurt am Main van 1928 staat hij als Verleger vermeld. Volgens het stadsarchief aldaar verhuisde hij echter nog voor het einde van het jaar, op 28 november 1927, met zijn gezin naar Berlijn. Indien Spier dus in 1928 als uitgever actief is geweest, heeft hij vanuit Berlijn geopereerd en/of vanuit Heidelberg via de bedrijfsleider Hosemann. Hij deed dat in ieder geval niet langer vanuit Frankfurt am Main.Ga naar eind7 Ook is het mogelijk dat hij een poosje vanuit Auerbach werkte, een plaatsje dat is opgegaan in de stad Bensheim, waar Spier een vakantiehuis had en wellicht ter overbrugging van de verhuizing naar Berlijn een tijdlang met zijn gezin woonde.Ga naar eind8 Mogelijk ontstond rond dezelfde tijd het plan een praktijk op te zetten als handlezende psychotherapeut. De beslissing daarover is uiterlijk begin 1929 gevallen, want Spier begon, voor zover bekend, vanaf augustus 1929 naam te maken als psychochiroloog. Voor zover er sprake was van een midlifecrisis liet hij sindsdien op het gebied van zijn werk onzekerheid en twijfel achter zich. Tot zijn overlijden op 15 september 1942 wijdde hij zich met hart aan ziel aan het psychotherapeutisch handlezen. Tegen de achtergrond waarin Spier en Kapp allebei nieuwe wegen insloegen en er een wisseling van bedrijfsleider plaatsvond, is het niet geheel verrassend om te zien dat Iris-Verlag op 1 en 2 september 1927 een uitverkoop lanceerde. Door middel van een humoristische tweetrapsadvertentie in het saai ogende Börsen- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||
blatt für den Deutschen Buchhandel trok men de aandacht met een grote striptekening. De eerste advertentie, de voorzet, bevatte de kwinkslag: de Iris-Bücherei-boeken marcheerden opgetogen naar de boekwinkel omdat ze wegens Preisabbau ins Schaufenster wilden komen te liggen. De tweede advertentie volgde een dag later in nummer 205 van het beursblad voor de Duitse boekhandel. Wederom over een volle pagina werden de zeven titels opgesomd, ditmaal met het bericht dat ze met 40% korting de deur uit konden. De krant bevatte tevens een bestelbonnetje. Overigens zal bij het tegen verlaagd tarief aanbieden van de Iris-Bücherei-titels nog een ander aspect hebben meegespeeld. Tussen de vele uitgeverijen die Duitsland destijds kende, bestond een grote concurrentiestrijd. Er werd zeer veel geproduceerd en boeken werden tegen lage prijzen op de markt gebracht. Voor de welbemiddelde Spier zal winst maken geen prioriteit zijn geweest en uiteindelijk is Iris-Verlag voor hem een financiële aderlating geweest. Indien men met bepaalde oplagen bleef zitten, is het desalniettemin niet meer dan logisch de voorraad te willen doen slinken met bijvoorbeeld een aanbiedingsactie. Ten gevolge van gebrek aan data valt over de bedrijfsvoering onder leiding van Elisabeth Kessel-Urbahn (1898-1959) nauwelijks iets te zeggen.Ga naar eind9 Het enige opvallende is dat in 1927 bij Iris-Verlag twee titels zijn uitgekomen van haar echtgenoot Martin Kessel. Het paar trouwde in 1923 en Kessel woonde sinds datzelfde jaar in Berlijn. De aanstelling van de derde bedrijfsleider, Kurt Hosemann, en de verhuizing naar Heidelberg hebben geen opzienbarende veranderingen met zich meegebracht. Het motto ‘Schöne Literatur und Kunst’ werd gecontinueerd en aangevuld met de slogan ‘Der Iris Verlag Heidelberg bringt das gute Buch für den verwöhnten Geschmack’. Van alle tot dan toe uitgebrachte boeken verhuisden de vier Meister der Plastik keurig mee, tezamen met vijf van de zeven Bücherei-titels - aangeboden voor de opruimingsprijs - en zeker drie andere titels. Vanuit de nieuwe vestiging is slechts één werk uitgegeven. Was sport als thema voor het fonds opmerkelijk nieuw, dat gold bepaald niet voor het schrijftalent van de auteurs. Omslag van Friedrich Markus Huebners novelle Das andere Ich: Roman aus Paris (1927)
Waarschijnlijk is na deze uitgave besloten een punt achter de onderneming te zetten. In 1929 was het bedrijf in liquidatie; in 1930 noteerde het Adressbuch des Deutschen Buchhandels ‘Iris-Verlag GmbH erloschen’. De partij onverkochte boeken die Spier behield, is in de oorlog verloren gegaan door een bombardement waarbij het huis werd verwoest dat Spier na de scheiding met Hedwig Rocco aan haar had nagelaten. | |||||||||||||||||||||||||||
Neus voor kwaliteitDe eerste, of een van de eerste, in het rijtje schrijvers van wie Iris-Verlag werk uitbracht, is Reinhold Zickel (1885-1953). Hij was de man die de plannen voor Iris-Verlag aan het rollen had gebracht. Destijds omschreven als een ‘Frankfurter Lokalberühmtheit’, wordt hij tegenwoordig gezien als een eigenzinnige, nationalistische oorlogsveteraan (wo 1), een koppige nazi en een invloedrijke leraar in het leven van filosoof Theodor Adorno en schrijver Wolfgang Weyrauch.Ga naar eind10 De dochter van Spier, Ruth Busse, herinnerde zich Zickel als een goede vriend van de familie, een ‘huisvriend’, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||
en als ‘een man wat klein van postuur met donker haar’.Ga naar eind11 In Frankfort am Main had Zickel op het Kaiser Wilhelms Gymnasium jarenlang onderricht gegeven in onder meer Duits en geschiedenis. In 1924 gaf hij de bestaanszekerheid van het leraarschap op voor een onzekere toekomst in de schrijverswereld. Om dezelfde reden vertrok hij eind maart 1926 met vrouw en kinderen naar Berlijn. Zickel debuteerde niet bij Iris-Verlag. Lang voordat hij met Spier moet hebben gebrainstormd over een uitgeverij had hij al bijdragen geleverd over literatuur en toneel aan het Neue Blätter für Kunst und Literatur, was hij in discussie geweest met regisseur Max Reinhardt en had hij twee toneelstukken en een roman gepubliceerd. Links het omslag van het enige werk dat door Iris-Verlag in Heidelberg is uitgegeven, Der Sport am Scheidewege (1928) onder redactie van Willy Meisl; rechts het omslag van de Nederlandse vertaling van F.M. Huebners toneelstuk Niets is geheel waar [1927], uitgegeven door P.N. van Kampen & Zn in Amsterdam
Net als Zickel genoten rond 1925 andere auteurs wier werk bij Iris-Verlag verscheen een zekere bekendheid. Zo hadden twee van de drie kunsthistorici die zorg droegen voor de studies over de oude meesterbeeldhouwers reeds enkele sporen verdiend.Ga naar eind12 Friedrich Markus Huebner (1886-1964), van wie Iris-Verlag drie werken publiceerde, leverde regelmatig kritische bijdragen aan diverse Nederlandse en Duitse tijdschriften en kranten en had naam gemaakt met Europas neue Kunst und Literatur (1920). Jakob Haringer, geboren als Johann Franz Albert Haringer (1898-1948) en van wie Iris-Verlag twee werken uitgaf, was een rijzende ster en beleefde achteraf gezien tussen 1925 en 1928 zijn grootste roem. De talrijke reacties in de pers op de levensstijl en de gedichten van de zoon van een reizende boekhandelaar maakten ‘daß Jakob Haringer damals im Gesprach war’.Ga naar eind13 Hij kreeg goede raad en vriendelijke woorden van bekende collega's, waaronder Herman Hesse. Naast de uitgaven bij Iris-Verlag gaf hij zelf werk uit en was er een bundel gedichten van hem ‘in einem der angesehenstens Verlage’ verschenen.Ga naar eind14 Dit alles had tot gevolg dat Haringer in 1925 en 1927 was genomineerd voor de Kleistprijs. Gekoppeld aan deze in 1912 ingestelde Duitse lite- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||
ratuurprijs is ook de naam Martin Louis Hermann Kessel (1901-1990), de man van Elisabeth Kessel, de tweede bedrijfsleider van Iris-Verlag. Martin Kessel werd in 1928 voor de Kleistprijs genomineerd. Samen met iemand anders kreeg Eduard Reinacher (1892-1968), auteur van de Iris-Verlag-uitgave Waiblingers Austrieb, dat jaar de onderscheiding toebedeeld. Maar meer nog blijkt de prima neus van Iris-Verlag uit het feit dat latere generaties waardering hebben gekregen voor auteurs uit het fonds. Zo wordt Dezsö Kosztolányi, sinds zijn werk vertaald is, ook in Nederland goed gelezen. Nero, de bloedige dichter (2010/1924) - bij Iris-Verlag uitgegeven zonder Nero in de titel - is de opvolger van Kosztolányi's Anna (2004/1926), De bekentenissen van Kornél Esti (2006/1933) en Leeuwerik (2008/1923).Ga naar eind15 Een tweede voorbeeld heeft betrekking op Werner Bergengruen van wie Das Brauthemd in de Bücherei-serie verscheen en Das Buch Rodenstein tot de categorie ‘overig’ behoort. De laatste heeft Bergengruen bewerkt en het boek is meerdere malen herdrukt. Qua vorm valt het tussen een reeks korte verhalen en een historische roman in; qua inhoud wordt het beschouwd als een voorloper in het genre hypothetische fictie. Bergengruen combineerde namelijk een historisch onderwerp met ‘supra-empirische, metafysische symboliek’.Ga naar eind16 Niet Das Buch Rodenstein, maar drie andere werken van deze in Riga geboren schrijver staan tegenwoordig op de literatuurlijst Duits voor vwo-leerlingen. Van een totaal andere orde is de hedendaagse waardering voor het dichtbundeltje dat Iris-Verlag van Haringer liet drukken. Antiquarische boekhandels vragen er tussen de €160 en €240 voor.Ga naar eind17 De vreemde snuiter Haringer - om inkomen te vergaren verstuurde hij stelselmatig bedelbrieven - heeft blijkbaar verzamelwaarde gekregen. Het is uiteindelijk vooral verrassend dat er voor Reinhold Zickel geen Wikipedia-pagina is aangemaakt, in tegenstelling tot de meeste andere auteurs van het Iris-fonds. Behalve onder Adorno-kenners is Zickel in vergetelheid geraakt. Martin Kessel en Friedrich Huebner leken eenzelfde lot beschoren, maar recente studies hebben hun werk opnieuw onder de aandacht van het publiek gebracht. Julius Spier, vermoedelijk eind jaren 1930
| |||||||||||||||||||||||||||
PuzzelstukjesTerug naar het begin. Wat weten we nu meer over Julius Spier? Wanneer de Iris-uitgaven worden opgevat als een expressievorm van Spiers interesses en die van Max Kapp, Elisabeth Kessel en Kurt Hosemann kunnen we zeggen dat deze zich bewogen op het brede terrein van kunst en cultuur. De onderwerpen varieerden van beschrijvingen over oude beeldhouwwerken (de Meister der Plastik), contemporaine bundeltjes poëzie (Kind im grauen Haar van Haringer, Gebändigte Kurven van Kessel), een roman over een vrouw die mannen tot slaven maakt (Louÿs' Der Frau und der Hampelmann) tot een toneelstuk waarin Multatuli figureert (Huebners Nichts is ganz war). Ervan uitgaande dat Spier de manuscripten las voordat ze werden uitgegeven, weten we dankzij het Iris-fonds welke titels het tot zijn boekenkast hebben geschopt. In welke mate hij zich bemoeide met het bedrijf en in welke mate hij bijvoorbeeld goed contact had met de schrijvers is helaas onbekend. Toch is tussen de gevonden data een handjevol wetenswaardige details aangetroffen die het plaatje van de uitgeverij verder inkleuren en die duiden op directe connecties tussen Spier en aan Iris-Verlag gekoppelde personen. Zo constateerde de gelauwerde acteur en regisseur Wolfgang Spier, de zoon van Julius Spier, in zijn au- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||
tobiografie via een verre nicht een familiebetrekking met de eerdergenoemde Werner Bergengruen.Ga naar eind18 Sterker zijn evenwel een paar andere puzzelstukjes. Rond 1920 raakte Bergengruen goed bevriend met journalist, schrijver en vertaler Siegfried von Vegesack. Tot Von Vegesacks levenslange vriendenkring behoorde ook kunstenaar Alfred Kubin. Wanneer die vriendschap aanving is onbekend, maar het contact tussen Von Vegesack en Kubin verdiepte zich noemenswaardig in de zomer van 1924, een klein jaar voordat Iris-Verlag van start ging. Kubin was in 1904 getrouwd met de weduwe Hedwig Gründler-Schmitz. Deze Hedwig heeft een link met de familie van Spier. De zus van Hedwig Kubin, Tilly, was namelijk getrouwd met Ludwig Spier, de oudste broer van Julius.Ga naar eind19 Julius Spier had een goede band met al zijn broers en zussen. Aangezien Ludwig in zijn memoires over het uitgeverijavontuur van zijn lievelingsbroer Julius schreef, is het aannemelijk dat Julius Spier en Alfred Kubin elkaar persoonlijk hebben gekend. Uit dit contact zal het voornemen zijn geboren om Iris-Verlag de derde druk van de Duitse vertaling van Voltaires Candide te laten verzorgen. Kubin had voor de eerste druk de illustraties en de Buchschmuck verzorgd en herinnerde zich de tekeningen opnieuw te hebben gemaakt voor Iris-Verlag. Bedrijfskaart van Iris-Verlag in Frankfurt am Main. Collectie Institut für Stadtgeschichte, Frankfurt am Main
Of Julius Spier Siegfried von Vegesack persoonlijk heeft gekend, is onzeker. Feit is dat Von Vegesack als vertaler wordt genoemd van een serie Russische vertellingen van Fedor B. Isjagin, die bij Iris-Verlag zijn uitgegeven onder de titel Der Herr ohne Hose. Het contract voor de druk, begin november 1925 opgesteld, bevatte ‘ausdrücklich den Bestandteil, daß ein getrenntes Honorar für den “noch lebenden Autor” und den Übersetzer Vegesack vorgesehen sei’.Ga naar eind20 Waarschijnlijk zijn Spier en Kapp zich er aanvankelijk niet van bewust geweest dat ze hier te maken hadden met een grap. Er bestond in werkelijkheid geen vluchteling Fedor Bogdanovitsch Isjagin die, zo deed het verhaal in oktober 1926 de ronde, een zomer op het landgoed van Von Vegesack en zijn vrouw zou hebben doorgebracht en als dank voor de genoten gastvrij- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||
heid het manuscript had achtergelaten. De dolle Isjagin-vertellingen waren ontsproten uit Von Vegesacks eigen brein. ‘Vormittags wird auf der Maschine geklappert,’ bekende hij 24 juli 1925 in een brief aan zijn vriend Kubin, met tussen haakjes erachter ‘Isjagin hat schon wieder eine seiner verrückten Geschichten geschrieben’.Ga naar eind21 Pas toen iemand Isjagin in een serieuze anthologie over Russische auteurs wilde opnemen en die persoon via een informant voor een blamage werd behoed, sijpelde het nieuws over het niet-bestaan van Isjagin enigszins door. Mocht Iris-Verlag kennis hebben genomen van Von Vegesacks alter ego, het heeft de uitgeverij er desondanks niet van weerhouden in 1928 nog steeds reclame te maken voor ‘De heer zonder broek’ als zou Isjagin de ‘traditie van Puschkin en Turgenjew’ voortzetten en ‘der geschickte, kluge, gewinnende Erzähler [sein], der von rein russischen Elementen ausgeht…’ Omslag van Heilige Seelenlust (1926) van Angelus Silesius met een nawoord van Reinhold Zickel
Behalve dat Von Vegesack een aardige anekdote oplevert, is er een andere reden om hem onder de aandacht te brengen. Want via hem valt er nog een connectie te leggen met een auteur van het Iris-fonds, te weten Jakob Haringen Naar aanleiding van een bedelbrief hadden Siegfried en Clara von Vegesack de vagebondschrijver in januari 1925 enkele weken uitgenodigd op hun landgoed Weißenstein. Het verblijf werd geen succes. Als gevolg van Haringers eeuwige gelamenteer raakte Von Vegesack kort na Haringers vertrek onherstelbaar met hem gebrouilleerd. Het laatste neemt niet weg dat Von Vegesack en Haringer elkaar persoonlijk hadden leren kennen. De summiere gegevens beletten het om af te kunnen leiden wie in dit netwerkje van auteurs wie zou kunnen hebben getipt om voor boekuitgaven contact te leggen met de nieuwe uitgeverij uit Frankfurt am Main. Of wie door Kapp of Spier zou kunnen zijn benaderd en was uitgenodigd om werk uit te geven bij Iris-Verlag en dit nieuwtje doorvertelde aan een collega-schrijver. Evengoed staat vast dat er een netwerk was, dat er onderling uiteenlopende betrekkingen bestonden.Ga naar eind22 In welke mate de naam Thomas Mann (1875-1955) heeft rondgezoemd bij en van invloed is geweest op Iris-Verlag, is een onderwerp ter ontrafeling voor Duitse literatuurspecialisten. Gedurende de eerste decennia van de vorige eeuw bogen velen zich over deze invloedrijke schrijver. Met betrekking tot Iris-Verlag kan worden opgemerkt dat Von Vegesack zijn leven lang Mann heeft bewonderd en met hem heeft gecorrespondeerd, dat Kessel in 1926 op een studie naar de novellentechniek van Mann is gepromoveerd, dat Kapp in 1928 Thomas Mams novellistische Kunst publiceerde en dat de roman Der blutige Dichter van Kosztolányi voorafgegaan werd door een lovende brief van Mann aan Kosztolányi. De laatste twee ontmoetten elkaar voor het eerst in 1913 en ontwikkelden, grotendeels via brieven, een hechte vriendschap. Het ligt in de lijn der verwachting dat Spier via hen of anderen minstens oppervlakkig bekend is geweest met deze Duitse literator. | |||||||||||||||||||||||||||
VoedingsbodemWe kunnen ons nu afvragen hoe belangrijk Iris-Verlag voor Spier is geweest. In het bestudeerde materiaal be- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||
vinden zich aanwijzingen dat contacten en invloeden uit de Iris-periode zichtbaar zijn in zijn laatste Amsterdamse jaren. Veel aanwijzingen zijn het niet, maar de eerste is overduidelijk. Toen Spier begin 1939 in Nederland arriveerde, bracht hij het manuscript Kinderhände met zich mee dat hij graag wilde publiceren. Derhalve benaderde hij onder andere een uitgeverij die hij van vroeger kende: Van Loghum Slaterus' Uitgeversmaatschappij uit Arnhem. Rond de jaarwisseling 1925-1926 hadden Iris-Verlag en Van Loghum Slaterus zaken gedaan in verband met de druk van Huebners Nichts ist ganz war. Anno 1939-1941 waren Spier en de Arnhemse uitgever Johan L. van Tricht middels brieven eindeloos in de weer om het manuscript over Spiers methode van handlezen uitgegeven te krijgen. Als gevolg van het anti-Joodse beleid liep het project hopeloos vast. Omslag van deel 4 uit de Meister-der-Plastiek reeks: Baltasar Permoser verzorgd door Ernst Miehalski
Om in Nederland met zijn psychochirologie aan de slag te kunnen, verzocht Spier Van Tricht eveneens verschillende keren om suggesties en aanbevelingen. Veel heeft laatstgenoemde niet kunnen doen. Wel leidde het contact ertoe dat Spier een lemma over handkunde schreef voor een nieuwe, Nederlandse encyclopedie uitgegeven door Van Loghum Slaterus.Ga naar eind23 Interessanter is echter dat Spier in een brief van 3 januari 1941 Angelus Silesius' Heilige Seelenlust bij Van Tricht onder de aandacht bracht. Opnieuw bewogen door de woorden die hij vijftien jaar eerder zelf had uitgegeven en die hij tijdens de kerstdagen van 1940 herlas, leek het Spier ‘eine schöne, sondern auch eine nutzlernigende Aufgabe’ voor Van Tricht om de bundel uit te brengen.Ga naar eind24 Ook achtte Spier dat ‘gerade die heutige Zeit geeignet wäre’ zoiets te doen. Beleefd of oprecht antwoordde Van Tricht een week later dat het ‘allerdings etwas schönes’ zou zijn een keuze uit Silesius' schrijven uit te geven, maar dat het weinig zin had voor een Nederlandse uitgeverij. Los van het advies aan Van Tricht spreekt uit Spiers brief een sterke betrokkenheid bij enerzijds de inhoud van de mystiek-christelijke teksten en anderzijds de maatschappij. Blijkbaar vond Spier antwoorden in de zeventiende-eeuwse gedichten voor kwesties waarmee hij als Jood werd geconfronteerd, maar waar hij ook cliënten en de samenleving als geheel voor zag staan. Spier schreef door de teksten ‘genau so ergriffen’ en ‘so begeistert’ te zijn als vroeger. Niettemin zullen ze hem op een andere wijze hebben gegrepen en geïnspireerd dan de eerste keer toen hij nog bij de metaalhandelsfirma in dienst was en net met Iris-Verlag was begonnen. In de briefwisseling tussen beide heren bevindt zich een tweede fragment dat naar Iris-Verlag verwijst. Daaruit kan worden opgemaakt dat Spier Friedrich M. Huebner moet hebben gekend en dat hij Huebner inzette om iets gedaan te krijgen: Ich würde aber doch empfehlen, dass Sie bei Gelegenheit mit Huebner sprechen; den ich weiss aus Erfahrung, dass auch in Holland Ausnahmen gemacht wurden, aber nur auf persönliche Beziehungen, und ich halte es nicht für ausgeschlossen dass Hübner etwas tut.Ga naar eind25 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ruim een halfjaar later informeerde Spier of Van Tricht inmiddels met Huebner contact had gehad. Het antwoord van Van Tricht ontbreekt en jammer genoeg is de context te onduidelijk om hier meer uit af te leiden. De overige aanwijzingen van de doorwerking van Iris-Verlag in het leven van Julius Spier zijn van een andere aard en behoeven enige uitleg vooraf. Spier dankt zijn bekendheid in Nederland grotendeels aan zijn intrigerende relatie met Etty Hillesum. Hij komt in Hillesums dagboeken naar voren als een man met een zwak voor vrouwen. Het merendeel van zijn leerlingen was van het vrouwelijke geslacht, ze dromden om hem heen en een vriend merkte na Spiers overlijden op nooit op een begrafenis te zijn geweest met ‘zoveel weduwen’.Ga naar eind26 Spier was een ladyman, of, zoals zijn zoon hem typeerde, een homme à femme.Ga naar eind27 In samenhang met het beroep van handlezende psychotherapeut heeft Spiers charmante gedrag ervoor gezorgd dat menigeen, zeker na de verschijning van Hillesums dagboeken (maar het speelde al tijdens de jaren in Amsterdam), Spier beschouwde als een ietwat twijfelachtige, alternatieve psychotherapeut. Vanwege zijn scholing in Zwitserland is het daarbij vanzelfsprekend om aan te nemen dat hij in belangrijke mate is gevormd door Carl Gustav Jung. Zonder afbreuk te willen doen aan de invloed van Jung op Spier en zonder de troebele lijn terzijde te willen schuiven tussen Spiers eigen (fysieke) verlangens en de psychische nood van vrouwelijke cliënten, kan op basis van de geschiedenis van Iris-Verlag het gangbare beeld van Spier worden herzien. Wanneer het vooroordeel op handlezen verdwijnt en men de betrekking tussen Spier en Hillesum diepgaander in ogenschouw neemt, komt Spier naar voren als een man die met mensen was begaan, iemand die op een unieke wijze probeerde zijn cliënten hun eigen innerlijke krachten te leren ervaren. Hij emancipeerde mensen en vrouwen in het bijzonder. De oorspronkelijke voedingsbodem voor zijn therapie ligt in het milieu waarin hij verkeerde voorafgaand aan de psychologische training in Zwitserland. Dankzij zijn vrienden en vriendinnen, zijn familie en schoonfamilie, zette hij de stap om Iris-Verlag op te richten. En het zijn de mensen die hij door de uitgeverij ontmoette en de boeken die hij en zijn bedrijfsleider besloten uit te geven, die hem een bredere blik op mensen hebben geschonken. Niet extreem, maar bepaald niet kleurloos bood dit milieu Spier de ruimte om zich tot een creatief, ruimdenkend persoon te ontwikkelen. Ten aanzien van vrouwen zijn er een paar markante voorbeelden te geven. Nog voor zijn huwelijk knoopte Spier een hechte vriendschap aan met twee geëmancipeerde, levenslustige types, vrouwen van de tegencultuur: de pianiste Maria (Bobby, soms gespeld Bobi) Proelss en haar levensgezellin Hanni Rocco. De laatste werd in 1917 zijn schoonzus. Door hen maakte Spier van dichtbij een wat open en lesbische relatie mee. Een ander voorbeeld ligt verscholen in twee werken van Huebner waarin een liefdesrelatie en de zinnelijkheid centraal staan. Vlak na de verschijning van Das Spiel mit der Flamme ving een recensent het stukje over het boek aan met de zinnen: ‘Eine Sexualgeschichte unüberbietbarer, pornographischer Deutlichkeit. Ein Epos des Koitus.’ Een latere recensent achtte dezelfde novelle gekenmerkt door ‘brutale erotiek’ en meende dat Huebner in zijn roman Das andere Ich: Roman aus Paris een verband tussen erotiek en het magische legde. Magie laat zich associëren met het religieuze en het mystieke. Erotiek, mystiek en het religieuze zijn essentiële thema's in Hillesums dagboeken. Onder invloed van Spier en na de nodige innerlijke strijd transcendeerden Hillesums sterk erotische, fysieke verlangens naar Spier naar een mystiek niveau. De dagboeken getuigen van deze transformatie, een van de aspecten die haar werk zo bijzonder maakt. Het feit dat Iris-Verlag de twee erotische verhalen van Huebner publiceerde, geeft aan dat Spier op enigerlei wijze bekend was met verschillende aspecten van de liefde en dus inzicht moet hebben gehad in de uitersten van Hillesums liefdesbeleving, te weten het puur zinnelijke en het mystieke. Een artikel van Erik Jensen, waarin een citaat uit de laatste Iris-uitgave wordt belicht, brengt een volledig ander aspect aan het licht inzake Spier en ‘de vrouw’. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||
Julius Spier, vermoedelijk rond 1930
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||
‘In a 1928 essay, the social commentator Willy Meisl imagined himself looking back at the tumultuous changes of the 1920s from the vantage point of the year 4000’, opende Jensen het artikel. Om te vervolgen: ‘It was sports that cleared the way for the emancipation of the woman,’ Meisl wrote in mock retrospection. ‘It made her more similar to man and also gave her the opportunity to make man more similar to her, until they met on that middle ground where humankind truly becomes one.’Ga naar eind1 [...] Meisl depicted sports as a social equalizer, directly linking sports to women's emancipation and to the convergence of masculine and feminine ideals on a ‘middle ground’.Ga naar eind28 Het is onbekend in welke mate Spier betrokken was bij de uitgaven van Iris-Verlag, maar wat er hier vooral toe doet, is dát hij was betrokken. Zo stak hij geen geld in de uitgave van boeken waar hij niet achter stond. Daarnaast is de grotere setting van belang, die door Jensens artikel op de voorgrond treedt. Die setting is sport en de doorbreking van het geijkte rolpatroon voor de vrouw. Sport maakte deel uit van de Duitse Körperkultur in de eerste decennia van de vorige eeuw, een stroming waarvan nudisme en vegetarisme eveneens deel uitmaakten.Ga naar eind29 Vergeet niet dat de Olympische Spelen van 1928 in Berlijn plaatsvonden. Spier was een van de vele radertjes in dit milieu. Hij stond open voor alternatieve stromingen zoals homeopathie. Hij leefde gezond: hij rookte niet, dronk sporadisch, at graag vegetarisch en verrichtte stipt iedere ochtend zijn gymnastiekoefeningen. Elementen van de door Spier geíncorporeerde Körperkultur zijn doorgesijpeld naar zijn therapeutische methodiek. Op Spiers advies bracht bijvoorbeeld Hillesum hygiëne, discipline, gymnastiek en ademhalingsoefeningen in haar leven. Daarnaast vormde ringen, een soort worstelen, een belangrijk onderdeel van Spiers behandelmethode. De allereerste keer dat Hillesum met haar therapeut worstelde, vloerde zij hem tot beider verrassing. Het puur sportieve, soms in erotische gevoelens overlopende lichamelijke contact vertelde Spier vaak niet alleen wat over de fysieke, emotionele en psychische gesteldheid van de cliënt met wie hij worstelde. Ook de cliënt zelf kon zich door de stoeipartij allerlei onbewuste gedachten en gevoelens gewaar worden. Dicky van de Heuvel, destijds een huisgenootje en leerlinge van Spier, herinnerde zich goed dat ze door het ringen besefte hoezeer zij, een wees opgegroeid bij oude grootouders, normaal lichamelijke aanrakingen had ontbeerd en opgesloten zat in zichzelf. Een intrigerend verslag van Hillesum over een gesprek met Spier niet lang nadat ze bij hem in therapie was gegaan, laat zien dat Spier het ringen op een verrassend klinische wijze aan seksualiteit verbond, met name de seksualiteit van vrouwen en hun lichaamsbewustzijn. Om de sfeer en inhoud van Hillesums beschrijving recht te doen, volgt hier het relatief lange dagboekfragment: Het was gisteren toch wel heel merkwaardig en het komt me af en toe in m'n hoofd als een belangrijk iets - die wandeling met S[pier] langs de zonnige Stadionkade. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||
Met andere woorden, het therapeutisch ringen van Spier dient te worden beschouwd als een originele uitwerking van de sport minnende en vrije lichaamscultuur van het Duitsland waar Hitler aan de macht kwam. Op unieke wijze had Spier er inzichten aan verbonden over gelijkheid tussen man en vrouw en seksualiteit. Op grond van Sport am Scheidewege en in wezen ook van Das andere Ich en Das Spel mit der Flamme is hiermee een sfeer van invloed speurbaar in Spier die eerder oorspronkelijk resoneert met Iris-Verlag dan met Jung.
De hoofdreden voor het onderzoek naar Iris-Verlag was om meer over Julius Spier te weten te komen. Het in kaart brengen van de uitgeverij heeft geleid naar het beeld van een boeiend sociaal en intellectueel netwerk dat voor Spier een vormende functie heeft gehad. Vermoedelijk zullen academische literatuurstudies naar specifieke uitgaven van het Irisfonds en bijbehorende auteurs verder licht werpen op ‘S.’, de charismatische persoon in Hillesums nagelaten werken.Ga naar eind31 | |||||||||||||||||||||||||||
Bronnen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||
|
|