Paul Dijstelberge
In memoriam
Piet Verkruijsse (1943-2012)
Piet Verkruijsse heeft zijn einde zorgvuldig geregisseerd. De sprekers waren door hem uitgezocht en persoonlijk uitgenodigd, net als de muziek en de spreekstalmeester - gek genoeg had hij zich niet verdiept in de mogelijke locaties. In zijn agenda stond op de dag waarop een eind zou komen aan zijn leven ‘the end’. Verder niets.
Wij, de nog levenden, vergezelden hem naar Driehuis waar het oudste crematorium van Nederland op een duintop staat. Tijdens de toespraken kon je naar de bomen en struiken kijken die zich opmaakten voor de lente. Een vrouw met een rollator probeerde een plantje neer te zetten bij een urn en viel keer op keer bijna voorover tegen de steile helling.
De toespraken hadden met werk te maken. Dat was niet gek want niemand werkte zo hard als Piet, die altijd bezig was op een wijze zoals je vrachtwagens op de snelweg ziet. Snel lijkt het niet te gaan, wel onverstoorbaar en je weet: die is eerder op zijn bestemming dan de zenuwachtige bestuurder die hem keer op keer veel te hard voorbij sjeest.
Toch sloop er een poëtisch element in dit zo prozaïsche afscheid. De as, zo luidde Piets boodschap, zou over de schutting achter zijn huis in de heemtuin worden gekieperd zodat de katten hem aan hun pootjes weer het huis in konden lopen.
Hard werken, een ijzeren logica, maar ook een niet te onderdrukken dichterlijk element. Piet was een groot schrijver die zijn ideeën vormgaf in mooie en eenvoudige taal. In zijn werk staat geen woord dat niet tot het algemeen bekend Nederlands behoort en het zinsritme is vlekkeloos. Bijna al zijn artikelen lenen zich uitstekend om voor te lezen.
Over literaire ambities heeft Piet nooit iets losgelaten, maar het kan haast niet anders dat de boerenzoon die dag na dag aan de rand van een om te ploegen akker zat te lezen, moet hebben gedacht: dat wil ik ook. Waarbij hij waarschijnlijk eerder zal zijn voortgedreven door de wens om deel uit te maken van de andere, grotere wereld van literatuur, dan door de innerlijke noodzaak die voor het schrijven ervan noodzakelijk is.
Piet ging in de jaren zestig Nederlands studeren in Amsterdam, bij het instituut waar hij bijna tot zijn pensioen werkzaam zou zijn. Letterkunde gaf hij niet. Of nauwelijks. Zijn belangstelling ging uit naar het boek als ding. Analytische bibliografie was in Nederland recent geïntroduceerd door Wytze Hellinga en er was een Amsterdamse school ontstaan van boekwetenschappers. Daarnaast was Piet nauw betrokken bij het documentatiecentrum voor Nederlandse letterkunde. Hij beheerde dat jarenlang met Gé van Bork. Het was een ontmoetingsplaats voor gelijkgestemde studenten en onderzoekers.
Piet had een ijzeren discipline, was ook nog eens onvermoeibaar, uiterst precies, logisch en consequent; eigenschappen die in al het werk van Piet terug te vinden zijn. Deze eigenschappen maakten hem ook tot een uitstekend redacteur, wat hij van 2005 tot 2011 was van De Boekenwereld. Het documentatiecentrum werd opgeheven, maar zijn aandacht verplaatste zich moeiteloos naar de digitale wereld waarvoor hij niet minder groots opgezette systemen bedacht en ook maakte. Die kan je niet in de kast zetten, dus zie je er weinig van. Maar ze zijn er wel. Ze omvatten het hele universum van het boek en zelfs een glimp ervan maakt duidelijk dat Piet Verkruijsse een van de bijzonderste boekwetenschappers is geweest die Nederland heeft gekend. Een even groot schrijver als Herman de la Fontaine Verwey en een stuk preciezer dan de toch wat vluchtige en wispel-