De Boekenwereld. Jaargang 28
(2011-2012)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 200]
| |
Paul van Capelleveen
| |
[pagina 201]
| |
zoals een eeuw eerder ongetwijfeld nog het licht had gezien, maar een in standaard Windows-opmaak uitgevoerd werk van 198 pagina's, waarvan 86 pagina's met kleurenillustraties. Na een korte inleiding geven vier hoofdstukken definities van termen op de terreinen: ‘Binder en bandenstudie’ (3 p.), ‘Begrippen met het woord band’ (20 p.), ‘Versiering: techniek’ (10 p.) en ‘Versiering: decor’ over patronen en iconografie (41 p.). De uitgave bevat uiteraard een lijst van geraadpleegde literatuur en nuttige registers van Duitse, Engelse, Franse en Nederlandse termen. De inhoudsopgave geeft de nodige helderheid over de verschillende subhoofdstukken. Het iconografische subhoofdstuk, bijvoorbeeld, onderscheidt ‘heraldiek’, ‘mens in speciale themata’, ‘mens’, ‘dier in speciale themata’, ‘dierlijk’, ‘plantaardig in speciale themata’, ‘plantaardig’, ‘object’, ‘letters, cijfers, notatie [...]’ en ‘geometrische vormen’. Een onderverdeling in de laatste categorie is: patronen, krommen en rechten (waarna ook krommen en rechten afzonderlijk) en punten. De titel maakt gewag van de speciale motieven ‘spespaneel’ en ‘drakenstempel’ en lijkt daardoor misschien het meest geëigend voor uitzonderlijke boekbanden, maar niets is minder waar. De aangereikte termen zijn een handvat voor het beschrijven van elke boekband volgens een bepaalde aanpak: ‘van de rand naar het midden, en van de buitenzijde naar de binnenzijde’ er is dan ook een groot aantal plaatsbepalende termen als ‘binnenhoeks’ en ‘linkerbaan’. De verschillende patronen passeren systematisch de revue, van ‘strooipatroon’ en ‘netwerkbestempeling’ tot ‘pseudo-kantwerkbestempeling’, en dit is wellicht het voornaamste hoofdstuk in het boek. Een niet genoemde beperking van het onderwerp is die tot de Europese, dat wil zeggen, de westerse boekband. De geïnteresseerden in de tot heden als ‘niet-westers’ bekend staande culturen zoeken vergeefs naar Japanse, Chinese of Arabische boekband-karakteristieken; wel is er een uitgewerkte christelijke symboliek in de lemmata 327-372 en 382-383, die onder de algemene noemer ‘Mens in speciale themata’ wordt opgevoerd. Ook de ‘deugden’ en de ‘mythologie’ komen daarin aan de orde. Het Bandengenootschap beperkt zich overigens niet tot Nederlandse of Belgische boekbanden: de afbeeldingen tonen bijvoorbeeld ook Franse en Engelse en in de terminologie is onder andere sprake van Duitse en Schotse banden. Op de lange weg die het Bandengenootschap naar deze terminologie heeft afgelegd, is zij door het onderzoek in dit opzicht misschien voorbij gesneld: de nationale boekgeschiedenissen zijn overgegaan in een internationaler aanpak met een transnationaler focus. De jonge onderzoeker verwacht meer dan een Eurocentrische blik op de materie. Een wél geformuleerde beperking is die tot de ‘historische boekband’, zij het dat dit geen lemma heeft gekregen in deze terminologie. De ‘hedendaagse’ boekband is volgens de samenstellers ‘grotendeels buiten beschouwing gebleven’, maar net als de ‘historische’ boekband wordt de term ‘hedendaags’ niet gepreciseerd. De illustraties geven geen uitsluitsel, aangezien twintigste-eeuwse boekbanden daarin frequent figureren en de grens rond het jaar 2000 lijkt te liggen, maar misschien is ‘hedendaags’ eerder als een (niet verklaarde) technische term opgevat. De illustraties zijn puur als voorbeelden ingevoegd van een beschrijving, zoals ‘platte rug’, ‘artnouveauband’, ‘cottage-roofpatroon’, ‘Judithpaneel’, ‘boerendansfries’ en ‘rennende-hondstempel’ - er valt taalkundig veel plezier te beleven aan de individuele termen. Een belangrijk pluspunt is dat bijna alle termen zijn geïllustreerd (515 illustraties op 538 termen). Een klein nadeel is dat de illustraties alleen verantwoord zijn naar collectie, maar dat voor bibliotheekexemplaren geen aanvraagnummers zijn toegevoegd, waardoor het ‘in het echt’ bekijken van bepaalde details is bemoeilijkt. Niettemin bieden de illustraties voor veel bandhistorici waarschijnlijk de eerste toegang tot de term, eerder nog dan de systematische terminologie of de registers. Maar elke terminologie kan tot een schisma leiden. Zelf zie ik niet direct het verschil tussen nummer 115, 116 en 117. Nummer 116 is de ‘semi-luxueuze band’ en wordt omschreven als ‘Boekband in leer of perkament, die luxueuzer is uitgevoerd dan de gebruiksband, maar minder rijk dan de luxeband’. De twee andere nummers vertegenwoordigen de luxe- en de | |
[pagina 202]
| |
gebruiksband, maar het begrip ‘luxueuzer’ is niet vastgelegd en misschien ook niet vast te pinnen. De vraag is dan of een dergelijke tussenvorm het waard is om een eigen definitie te krijgen. De subjectiviteit in deze terminologie lijkt meer aanwezig dan in de eerdere terminologieën en misschien dat we daardoor zo lang op deze uitgave hebben moeten wachten. Al is er duidelijk lang nagedacht over sommige definities, termen worden niet consequent toegepast. Neem de punt - van alle decoraties waarschijnlijk wel de meest geserreerde. De boekbandterminologie gebruikt niet uitsluitend het woord ‘punt’. Er zijn de lemmata ‘puntenfond’ en ‘puntlijn’, waarbij de tweede is aangemerkt als een ‘niet te gebruiken’ term. We zouden moeten zoeken onder de term ‘stip’ of ‘stippel’ (maar er zijn geen zie-verwijzingen). Voor de motieven ‘stip’ en ‘stippel’ zijn er de lemmata ‘stippellijnfileet’, ‘stippellijnrol’, ‘stippellijnstempel’, ‘stippelstempel’, ‘stippenfileet’, ‘stippenrol’ en ‘stipstempel’. Het verschil tussen een ‘stipstempel’ en een ‘stippelstempel’ is mij ondanks de definities en illustraties (nr. 535 en 538) niet duidelijk. Het eenvoudige puntstempel dat ik zoek is overigens beter geïllustreerd met andere afbeeldingen (270 en 274 bijvoorbeeld). Die stippen en stippels treffen we nota bene aan in de sectie ‘Punten’. Het eerste lemma daarvan is ‘filigraanwerk’, dat wordt omschreven als: ‘onderdeel van een patroon van herhaalde punten’ (nr. 533). Ook in lemma 534 (‘puntenfond’) is nog sprake van de punt, maar vervolgens wordt overgestapt op de begrippen ‘stip’ en ‘stippel’, zonder een afbakening tussen ‘punt’, ‘stip’ en ‘stippel’. Van Dales woordenboek maakt geen onderscheid tussen ‘punt’ en ‘stip’, wel tussen ‘stip’ en ‘stippel’ (waarbij een stippel één tussen vele andere stippen is), maar ik zie niet hoe de verschillende betekenissen een rol spelen in de onderscheidene lemmata. Op zoek naar een iets minder simpel decor, de door een cirkel omgeven punt of stip, zoals de Engelse ‘beroepsboekbinder’ en ‘kunstboekbinder’ Sybil Pye (termen volgens lemma 3 en 4) en de Engelse boekbandontwerper Charles Ricketts (lemma 6) herhaaldelijk gebruikten, een motief dat in Engeland vaak omschreven is als ‘a dotted circle’,Ga naar eind5 brengt het register ons via ‘cirkelmotief’ verder, maar de combinatie ‘punt’ en ‘cirkel’ wordt niet vermeld. Genoeg gepuntneukt. De boekbandbeschrijver kan voldoende van zijn gading vinden om zelf oplossingen te bedenken voor een individuele band. De conclusie luidt: er is te veel gedacht vanuit door de kenners behandelde voorbeelden en te weinig vanuit de jonge onderzoeker, die probeert, met de terminologie in de hand, te beschrijven wat er op tafel ligt. Aangezien bibliografische beschrijvingen afhankelijk zijn van observatie en terminologie is deze nieuwe boekbandterminologie welkom als een uitgangspunt. Maar hoe staat het inmiddels met het gebruik van de complete reeks termen? Ze worden mondjesmaat toegepast door curatoren van sommige tentoonstellingen en nauwelijks door bibliotheken en de antiquarische handel, waar in de praktijk toch de meeste boekbandbeschrijvingen worden gemaakt. Het boekbandengenootschap zou er, denk ik, goed aan doen nu de teugels iets te laten vieren en een niet zozeer wetenschappelijke, alswel algemene introductie tot de boekband, het boekbandonderzoek en de boekbandterminologie te publiceren op basis van de eerder gepubliceerde Leidraad.Ga naar eind6 Het publiek daarvan zou studenten, boekbinders, leken, bibliofielen, antiquaren, wetenschappers en vooral de jongeren onder hen moeten kunnen aanspreken. |
|