De Boekenwereld. Jaargang 28
(2011-2012)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 186]
| |
De achterkant van de folder voor Variaties toonde een van de gewaagde foto's uit dit boek. Uitgave nvsh. Bijzondere Collecties, UvA
| |
[pagina 187]
| |
Margriet Gritter en Martijn Kamphorst
| |
Stichting Uitgeverij NVSHDe nvsh werd in 1946 opgericht en beoogde de maatschappelijke waardering van seksualiteit positief te beïnvloeden en probeerde taboes op homoseksualiteit, pornografie en seks te doorbreken. In het begin van de jaren 1960 beheerde de nvsh zestig consultatiebureaus voor seksualiteit en anticonceptie, en steeg het aantal leden van de vereniging tot 220.000. In 1965 richtte de nvsh een eigen uitgeverij op, die brochures en handboeken uitbracht. Ook publiceerde Stichting Uitgeverij nvsh van 1965 tot 2009 een tijdschrift, eerst onder de titel Verstandig Ouderschap, daarna als Sekstant en nog als De Nieuwe Sekstant. Vooral de brievenrubriek ‘Wij Willen Weten’ was een goede voorlichtingsbron voor jongeren, zeker in een periode waarin de seksuele voorlichting nog maar zeer gebrekkig werd onderwezen. Ook de door de nvsh in de jaren 1960 uitgegeven Variaties-reeks hielp mee aan de seksuele vorming van de jongeren. Tijdens de hoogtijdagen van de uitgeverij werden enkele succesvolle vertalingen van Scandinavische titels gepubliceerd, waarvan de rechten werden verkregen via literair agent Henk Prins. Later was het maatschappelijk klimaat in Nederland ten aanzien van seksualiteit dusdanig veranderd dat de nvsh haar maatschappijkritische rol verloor. Datzelfde gold voor de in eigen beheer uitgegeven titels. De uitgeverij beleefde pas in de periode 2007-2009 een opleving met drie nieuwe seksuologische handboeken.Ga naar eind1 | |
Erotisch gequootIn 1965 verscheen bij de Deense uitgeverij Stig Vendelkaers Forlag het boek Er pornografi skadelig? van de Zweedse Annakarin Svedberg (1934). De nvsh zag veel potentie in het boek en besloot het in 1966 via Prins aan te kopen en uit te geven in de Alpha-reeks, in een vertaling van M.G. Noot. De nvsh was deze reeks over seksualiteit in de jaren 1960 gestart, met als doel ‘in overeenstemming met de beginselen van de nvsh de openlijke aanvaarding van de seksualiteit en al hetgeen daarmee verband houdt, op verantwoorde wijze naar voren te brengen’. Bestsellers in deze serie waren onder meer Variaties (1969) en Seks en straf (1970). Vanwege het grote succes besloot ook uitgeverij Bert Bakker, na de overname, de serie enige tijd voort te zetten. Er pornografi skadelig? - in de Nederlandse vertaling Is pornografie schadelijk? - werd voorzien van een geel omslag met een doodshoofd erop. De publicatie verkocht goed, maar werd na vier dagen plotseling door justitie uit alle boekhandels verwijderd. De nvsh werd vervolgens aangeklaagd voor het publiceren van aanstootgevend werk. Wat waren de redenen dat justitie deze uitgave verbood en waarom werd ze als aanstootgevend ervaren? In Is pornografie schadelijk? worden beschouwingen | |
[pagina 188]
| |
en relativeringen van Svedberg, waarin ze ondermeer pleit voor het gebruik van anticonceptiemiddelen en een gelijkwaardige behandeling van homo's, afgewisseld met erotische passages uit de wereldliteratuur. Zo citeert ze onder andere uit Rood en zwart (Stendhal), November (Flaubert) en Gamiani (De Musset). Het zijn stuk voor stuk passages van gevestigde auteurs. Elk citaat wordt van commentaar voorzien, waarna de lezer wordt gevraagd of hij de passage schadelijk vindt. Hieronder volgt een voorbeeld van zo'n citaat, uit The Adventures of Father Silas (1958) van Beauregard de Farniente: Voorzijde prospectus voor het boek Variaties, een van de vrijgevochten uitgaven van de nvsh uit de Alpha-reeks. Bijzondere Collecties, UvA
Hier mijn jongen, kus mijn tieten maar, leg je ene hand op mijn borst en je andere op mijn poesje. Mijn God! Wat ben je toch een flinke kerel! [...] Mijn lans was nu klaar voor de strijd die mijn tegenstander zo hevig begeerde en zij beantwoordde mijn omhelzingen met een aller-heerlijkst salvo van kussen. Ik hield al die tijd mijn vinger in het centrum van alle wellust. Langzaam maar zeker gingen haar benen uiteen, zodat ik van de aanblik van dit schone plekje kon genieten. Het commentaar van Svedberg hierop is: ‘Een werkelijke cultuur kan volgens mij alle menselijke driften, wensen en verlangens integreren en ze op een positieve wijze vruchtbaar kanaliseren. Zoiets kan nooit gebeuren als men het “hoogstens twee keer per maand samenleving” of “samenleving uitsluitend als echtparen” als idealen koestert.’ Voor de nvsh was dit boek bij uitstek geschikt om lezers uit te dagen zelf een mening te vormen over pornografie. Desalniettemin waarschuwt de uitgeverij op de achterflap voor de zeer grove, gewaagde en soms zelfs walgelijke citaten; een waarschuwing die in een bespreking in Het Parool wordt beaamd. De passages kunnen inderdaad ‘schokkend zijn voor Nederlanders die gewend zijn om erotiek slechts in een literaire verpakking tot zich te nemen’.Ga naar eind2 Het zal echter vooral de hoeveelheid pornografische citaten zijn die sommige lezers tegen de borst stuitte. De citaten in het boek zijn tenslotte grotendeels afkomstig uit min of meer gevestigde uitgaven, die voordien nooit als aanstootgevend werden gezien. Volgens de recensent van Het Parool wil Svedberg niet alleen aantonen dat pornografie onschadelijk is. Hij schrijft: ‘De pornografie blijkt niet het voornaamste onderwerp te zijn van Annakarin Svedbergs betoog. Het is slechts een stok om de christelijke beschavingshond te slaan, die de mens in zijn mogelijkheden beknot.’Ga naar eind3 Hij beweert dat Svedberg lezers met haar boek duidelijk wil maken dat het christendom mensen op seksueel terrein veel ellende en weinig geluk heeft gebracht. Ze zou de mensen kennis willen laten maken met voorstellingen die zij als werkelijkheid wensen, om zo te zorgen dat er een minder groot taboe op seks rust of dat het taboe zelfs geheel verdwijnt. Svendberg verwoordt haar standpunt over het christendom en seks op de volgende wijze: | |
[pagina 189]
| |
Aanbiedingscatalogus van de nvsh-uitgeverij 1967. Bijzondere Collecties, UvA
‘Ik ben stellig geen tegenstander van de religie. Maar in de vorm die het christendom in de loop van de eeuwen heeft verkregen, is dit een vijand van het leven geworden. Daarom koester ik een wantrouwen jegens het christendom. De vraag is, of de reden voor deze levensvijandigheid werkelijk in de bijbel te vinden is, of dat deze een uitvloeisel is van de gestalte die het christendom in latere tijden verkreeg. [...] Het is daarom erg moeilijk om de werkelijke oorsprong te vinden van de vijandigheid jegens de erotiek, waardoor onze cultuur dankzij het christendom wordt beheerst. De godsdienst behoeft immers op zichzelf geen tegenstander van de erotiek te zijn. Maar bij ons is het wel die kant opgegaan.’Ga naar eind4 | |
Voer voor de asbakHet waren niet de literaire kwaliteiten of de pornografische aspecten van het boek waardoor uiteindelijk de grote ophef ontstond. Het tumult werd vooral veroorzaakt door het uit de handel nemen van het boek. De overheid verbood de uitgave officieel vanwege de aanstootgevende inhoud. De discussie in de kranten ging echter over de vraag of de overheid zich dit recht wel mocht toe-eigenen, of dat het verbod in strijd was met de vrijheid van meningsuiting. In de dagen voor de inbeslagname besteedden de kranten nauwelijks aandacht aan het boek. Het is dus aannemelijk dat juist het verbod op de verkoop zorgde voor een hausse aan aandacht, en dan vooral voor de behandeling van het thema seksualiteit in de maatschappij. Opvallend genoeg verschenen er nauwelijks recensies van het boek zelf. In latere artikelen werd lezing ervan zelfs afgeraden. ‘Mocht u het ooit in handen krijgen, dan voorspel ik een paar vervelende uren waarna u het werk kan deponeren waar het thuishoort: in de asbak’, schreef Rico Bulthuis in de Haagse Courant.Ga naar eind5 Als er niet over de inhoud van het boek werd gesproken, waarover schreven de kranten dan wel? Met name in de Nieuwe Rotterdamse Courant en De nieuwe linie verschenen artikelen over de gevolgen van het verbieden van boeken. De journalisten waren het niet eens met het feit dat er voor de lezers beslist werd wat ze wel en niet mochten lezen en dat er in een land met vrijheid van meningsuiting of vrijheid van drukpers überhaupt een boek verboden werd. Het doel dat de nvsh met het uitbrengen van de vertaling van het boek voor ogen had, namelijk de lezers vrijer laten denken over pornografie en de christelijke normen en waarden minder belangrijk maken bij seksuele zaken, was dus niet bereikt. Persvrijheid was waar het uiteindelijk over ging. | |
[pagina 190]
| |
Tekst uit de aanbiedingscatalogus van de nvsh waarin de verschijning van Svedbergs boek wordt aangekondigd. Bijzondere Collecties, UvA
| |
Ouderwetse jurisdictieHoe ging het verbieden van het boek nu precies in zijn werk? Vier dagen nadat het boek in de winkels was verschenen, besloot justitie bij 31 Nederlandse boekwinkels invallen te plegen en de boeken in beslag te nemen. Ook de voorraad bij de uitgeverij werd opgehaald en de nvsh werd aangeklaagd voor het in voorraad hebben en verspreiden van boeken die ‘aanstotelijk voor de eerbaarheid’ waren.Ga naar eind6 In de korte tijdspanne dat het boek te koop was, waren echter zo veel exemplaren verkocht, dat justitie niet kon voorkomen dat de inhoud toch openbaar werd. Volgens de schrijvende pers was de inhoud van het boek niet dusdanig schokkend en pervers dat ingrijpen gerechtvaardigd was. In artikel 7 van het wetboek staat dat: ‘Niemand voorafgaand verlof nodig heeft om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.’ Dit verwijst naar artikel 240 waarin staat dat het strafbaar is om ‘een voor de eerbaarheid aanstotelijke afbeelding, geschrift of voorwerp te verspreiden, tentoon te stellen, in, door of uit te voeren, of in voorraad te hebben’. Deze wetgeving is gebaseerd op internationale regelgeving en werd in Nederland vanaf 1910 nagevolgd om de verspreiding van ‘ontuchtige uitgaven’ in bedwang te houden. Enkele journalisten betoogden in de krant dat zij vonden dat Nederland doorgaans voorop liep bij de vrijheid van meningsuiting, maar dat het gezag zich in dit geval nog liet leiden door een achterhaalde wet uit 1910. De advocaat van de nvsh, mr. De Brauw, bepleitte ‘een beperkte opvatting van artikel 240, als zou de wetgever in 1911 het begrip “aanstotelijk” alleen van toepassing hebben bedoeld voor geïllustreerde boeken en tijdschriften’.Ga naar eind7 Artikel 240 zou alleen gelden als de lectuur aan iemand opgedrongen zou zijn. Aangezien de lezers het boek vrijwillig hadden gekocht, was er van dit artikel geen sprake. Hoewel recensent Rico Bulthuis niet te spreken is over de literaire kwaliteit van Is pornografie schadelijk?, neemt hij het wel op voor het boek en geeft tal van argumenten om deze uitgave weer tot de markt toe te laten.Ga naar eind8 Hij schrijft: ‘[...] vragen we ons af hoe het mogelijk is dat iets in beslag kan worden genomen zonder voorafgaand proces of een meer duidelijk overleg’. Ook verbaast hij zich erover dat de overheid zich niet beter heeft laten voorlichten, want de citaten zijn afkomstig uit boeken waarvan er nog diverse verkrijgbaar zijn. ‘Het eigenaardige van dit overhaast in beslag genomen boek is wel dat de daarin opgenomen fragmenten met een pornografisch karakter uit boeken afkomstig zijn die niet in dit verbod zijn betrokken.’ De argumenten van de journalisten konden het | |
[pagina 191]
| |
oordeel van de rechter niet veranderen. Deze concludeerde dat de nvsh schuldig was aan het verspreiden en drukken van boeken die in strijd waren met het internationale verdrag. Volgens de rechter bevatte het boek ‘uitvoerige erotisch geladen beschrijvingen van geslachtsgemeenschap tussen mannen en vrouwen, soms met een pervers of sadistisch karakter’.Ga naar eind9 ‘Inderdaad is er pas na 1911 sprake van ongeïllustreerde aanstootgevende lectuur, maar de wetgever heeft hiermee niet betoogd een wijziging aan te brengen in het begrip aanstotelijk’, aldus de rechter.Ga naar eind10 Het doel was elk geschrift onder de werking van het artikel te brengen, waardoor een beperkte opvatting, dus alleen geïllustreerde boeken zoals De Brauw bepleitte, niet mogelijk was. Dat zou in tegenspraak zijn met de strekking van artikel 240 en zou de zaak omdraaien. De nvsh werd veroordeeld tot een boete van f550 of 50 dagen insluiting. Natuurlijk ging de nvsh in beroep, maar ook daarop volgde hetzelfde vonnis: schuldig. Uiteindelijk besloot de nvsh naar de Hoge Raad te stappen. De advocaat meende dat, doordat het boek geen afbeeldingen bevatte, er geen sprake kon zijn van een ‘zich aan de waarnemer opdringend’ beeld. Maar ook de Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde de nvsh schuldig. De gevolgen voor de nvsh waren duidelijk. ‘Als we nog een week de tijd hadden gehad, hè [...] dan was de hele oplage schoon op geweest!’, aldus nvsh- redacteur Ria Buijserd in een interview met een verslaggever van Het Vrije Volk.Ga naar eind11 Aangezien er in de vier dagen dat het boek op de markt is geweest 1200 exemplaren zijn verkocht,Ga naar eind12 kunnen we rustig stellen dat ze het bij het juiste eind had. De boete van f550 was geen probleem voor de nvsh, maar het feit dat een aanzienlijk deel van de oplage vernietigd werd, was dat wel degelijk. Omslag van het gewraakte boek Is pornografie schadelijk? van Annakarin Svedberg uit 1967, dat verscheen in de Alpha-reeks. Bijzondere Collecties, UvA
|
|