De Boekenwereld. Jaargang 28
(2011-2012)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| |
Sabine Jansen en Lisa Kuitert
| |
Opkomst literair agentschappenEind negentiende eeuw kregen literair agenten, in de hoedanigheid van ‘tussenhandelaren’, in de Angelsaksische wereld controle over een deel van het literaire verkeer. Zij hielpen auteurs niet alleen aan een beter inkomen, maar ze herdefinieerden ook de rol van de auteur en, als gevolg daarvan, diens relatie met de uitgever.Ga naar eind1 In Engeland was het A.P. Watt (1834-1914) onder wie het literair agentschap floreerde en een respectabele broodwinning werd. Zijn werk als agent lijkt te zijn begonnen rond 1878, toen een vriend, de dichter en romancier George MacDonald, hem vroeg zijn fictie voor hem te verkopen. MacDonald stelde dat Watts hulp hem ontzettend veel ‘gedoe’ scheelde en plaatste uiteindelijk alle literaire zaken onder zijn zorg.Ga naar eind2 Dat deed Watt aanvankelijk als vriendendienst, maar hij zag al snel commerciële mogelijkheden. Watt besefte dat ook andere auteurs zijn hulp wellicht op prijs zouden stellen en bereid waren te betalen voor zijn diensten. Zodoende adverteerde Watt op 18 januari 1881 voor het eerst als literair agent in de Publishers' Circular.Ga naar eind3 Gedurende twee decennia had Watt het veld vrijwel voor zichzelf en eind negentiende eeuw was hij vertegenwoordiger van een aantal toonaangevende auteurs, onder wie Walter Besant, Thomas Hardy en Rudyard Kipling. In 1926 kwam 50% van de jaarlijkse | |
[pagina 155]
| |
publicaties van boeken in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten uit via de - dan inmiddels - drie grootste agentschappen.Ga naar eind4 De strijd tussen agent en uitgever lijkt rond 1930 te zijn gestreden: de meeste uitgevers hebben literair agenten tegen die tijd geaccepteerd als nieuwe spelers in het literaire veld.Ga naar eind5 De vijandige houding van de uitgevers werd minder uitgesproken naarmate zij ontdekten dat, hoewel agenten in eerste instantie de auteurs dienden, zij ook de uitgevers konden helpen.Ga naar eind6 Agenten verwierven gespecialiseerde kennis over verschillende uitgeverijen, kranten en tijdschriften die geïnteresseerd waren in geschreven materiaal en daarvoor ook wilden betalen. Hierdoor bleken agenten in staat auteurs een scala aan diensten aan te bieden, zoals het plaatsen van materiaal bij geschikte uitgevers en tijdschriften, het onderhandelen over de voorwaarden en contracten en het regelen van betalingen en royalty's. Dergelijke diensten werden erg gewaardeerd door veel auteurs, onder wie enkele van de belangrijkste schrijvers van die tijd, maar eveneens door uitgevers.Ga naar eind7 Hein Kohn en zijn echtgenote in de jaren 1930. Particuliere collectie
Terwijl de belangen van uitgevers en agenten aanvankelijk dus lijnrecht tegenover elkaar leken te staan, raakten ze geleidelijk aan vertrouwd met de wederzijdse afhankelijkheid, die voor beide partijen ook bepaalde voordelen had.Ga naar eind8 Agenten hebben uitgevers nodig, en idealiter een veelvoud van hen, om al hun auteurs te kunnen plaatsen en er zeker van te zijn dat hun boeken effectief worden gepromoot en verkocht. Maar voor redacteuren en uitgevers zijn agenten eveneens noodzakelijke spelers geworden in het veld. Niet alleen door manuscripten te selecteren, maar ook door deze te polijsten voordat de uitgever ze onder ogen krijgt.Ga naar eind9 Dit laat een kanteling van de positie van de literair agent in het literaire veld zien: de bemiddelaar die de relatie verstoorde tussen auteur en uitgever werd een alom geaccepteerd onderdeel in de boekenwereld. De algehele vijandigheid die uitgevers kenden ten aanzien van agenten aan het eind van de negentiende eeuw, lijkt te zijn verdwenen.Ga naar eind10 | |
Opkomst van Kohn en zijn plek te midden van de agentschappenOok in Nederland kennen we voorbeelden van schrijvers die bij hun professie werden geholpen door literaire vrienden. Bekende voorbeelden zijn Jacob van Lennep die zich voor Multatuli inspande en, een eeuw later, Maarten 't Hart en Karel van het Reve die voor Maarten Biesheuvel werkten. Vanaf de jaren 1950 beginnen agenten in Nederland een belangrijke rol te spelen. Niet als vertegenwoordigers van Nederlandse auteurs, maar als vertegenwoordigers van buitenlandse uitgeverijen en auteurs, de subagenten. Menno Kohn legt uit waarom zijn vader Hein Kohn in 1951 het agentschap oprichtte. ‘Mijn vader was uitgever bij Van Ditmar en een van de eerste boeken die hij uitgaf, was van de Duitse auteur C.W. Ceram.’ Ceram heette eigenlijk Kurt Marek, maar omdat alles wat Duits klonk op misprijzen kon rekenen, kozen | |
[pagina 156]
| |
uitgever en agent voor een pseudoniem. Het boek Goden, graven en geleerden. Geschiedenis der archeologie (1951) werd een bestseller. ‘Er bleek algauw meer vraag te zijn naar Duitstalige auteurs, maar er was te weinig overzicht. Dus toen kwam mijn vader op het idee een agentschap te beginnen om meer inzicht te bieden in Duitstalige literatuur.’ Voor veel uitgevers was het nog ondenkbaar Duitse auteurs uit te geven. Contact was er bijvoorbeeld op gebrand alleen ‘smetvrije’ auteurs uit te brengen.Ga naar eind11 Hein Kohn was daar gemakkelijker in. Volgens Menno Kohn deed zijn vader dat uit begrip voor de positie van de naoorlogse Duitse bevolking. ‘Hij vond het zijn taak het andere Duitsland te laten zien. Je moest in die tijd echt iets doorbreken wat dat betreft.’ Er werden in die jaren verschillende agentschappen opgericht, die zich allemaal over een eigen taalgebied leken te ontfermen. Prins & Prins van Henk Prins richtte zich op de Duitse markt. Agent Robert Harben werkte in de jaren 1950 in Londen en richtte zich van daaruit op de Nederlandse markt met de vertegenwoordiging van de Engelse literaire wereld. Het agentschap van Harben werd overgenomen door Medo Kooy, die het weer overdeed aan Caroline van Gelderen. Zij fuseerde met Paul Sebes en stapte er zelf in 2010 uit. Alexander Gans was als subagent vooral actief voor de Amerikaanse agentschappen. Toen hij ermee ophield, heeft hij zijn agentschap overgedragen aan Coen Rombach. Die heeft het maar korte tijd gedaan en droeg het weer over aan twee vrouwen: Marijke Lijnkamp en een Noorse collega, Anne Marie Tanghe. Marijke Lijnkamp deed haar agentschap over aan Marianne Schönbach, die het nog steeds onder haar hoede heeft. Alice Toledo, jarenlang redacteur bij De Bezige Bij, runt een bureau dat zich creative management noemt, en bemiddelt tussen (beginnende) auteurs en uitgevers. En dan was er ook nog Greta Baars-Jelgersma, die voornamelijk de Scandinavische landen vertegenwoordigde. ‘Zij was erg op zichzelf en had weinig contact met de anderen. Ze vertaalde ook zelf, Thor Heyerdahl bijvoorbeeld’, aldus Kohn. Catalogus van de uitgeverij van Kohn. De naam was aanvankelijk De Boekenvriend en later Boekenvrienden Solidariteit. Houtsnede door Pieter Kuhn. Particuliere collectie
Wie de geschiedenis van het ilb overziet, merkt dat vooral de Duitse literatuur werd vertegenwoordigd. Zo is de Duitse bestsellerauteur Konsalik door het ilb op de Nederlandse markt gebracht. Konsalik had tijdens de oorlog voor Duitse propagandablaadjes geschreven, maar dat stond een miljoenensucces niet in de weg. Hij werd door De Boekerij uitgegeven. Kohn zocht de schrijver regelmatig op. Dat deed hij ook bij Bertolt Brecht, die Kohn nog kende uit zijn boekhandeltijd in Augsburg. ‘Omdat de jonge Brecht wel veel las maar geen geld had, mocht hij van Kohn elke vrijdag boeken meenemen - op voorwaarde dat hij ze maandag weer terugbracht en geen ezelsoren maakte.’Ga naar eind12 Menno Kohn vertelt: ‘Mijn vader sprak geen Engels. Toen ik begon, was ons agentschap 100% Duitstalig. Ik ben met Engels begonnen. En Japans, want dat was ook braakliggend terrein. De transacties gebeurden allemaal op de Buchmesse in Frankfurt, daar kwam je je collega's tegen. Er was natuurlijk nog geen internet.’ Agenten verhandelden op de Buchmesse de rechten van boeken die ergens anders al waren uitgegeven. Er werden dus geen auteurs vertegenwoordigd die nog zonder contract en uitgever zaten, zoals dat in de An- | |
[pagina 157]
| |
gelsaksische wereld gebeurde. Kohn legt uit waarom: ‘Een aantal keer probeerden we ook Nederlandse auteurs aan een uitgeverij te helpen, maar die stonden dan iedere dag bij je op de stoep en zeiden: “Dit is nog niet verkocht en dat is nog niet verkocht, en waarom duurt het allemaal zo lang?”’ Toch werden via het ilb de auteurs Marga Minco, Jan Wolkers, Harry Mulisch, Ina van der Beugel, Ed van der Elsken, Nico Jesse, Annie M.G. Schmidt en An Rutgers van der Loeff aan Duitsland aangeboden, hetgeen ook leidde tot vertalingen. Maar niet alle uitgaven waren succesvol.Ga naar eind13 Het boek Poespas van S. Carmiggelt werd wel een succes. Carmiggelt was een oude vriend, en ‘propagandist’ geweest van Boekenvrienden Solidariteit. Een andere oude vriend van Hein Kohn was Ruth Liepman, die vlak voor de oorlog in Nederland woonde. Liepman begon na de oorlog een agentschap in Zwitserland en speelde Kohn de rechten toe op het werk van de vermaarde schrijver-journalist Ryszard Kapuściński. Hij kon het onderbrengen bij De Arbeiderspers. Menno Kohn heeft eigenlijk nooit echt last gehad van enige vijandigheid van uitgevers, zoals dat in de Angelsaksische wereld aanvankelijk het geval was. ‘De literair agent mocht er wel bij zijn, hij moest alleen niet te veel reuring brengen, want 't was toch allemaal gefocust op de uitgevers en auteurs, maar je werd wel gedoogd, hoor.’ Desalniettemin werd Kohn, niet alleen in Nederland, zeer serieus genomen als agent: ‘Nederland was toch een belangrijke markt. Er was een Duitse auteur, Hans Werner Richter, wiens Gij zult niet doden in Nederland een hogere oplage had dan in Duitsland. Zo zijn er wel meer voorbeelden te noemen van auteurs die het in Nederland beter deden dan in Duitsland. Dus de Nederlandse markt loonde wel.’ Aanbieding uit 1957 van de derde druk van de bestseller van Konsalik, Dokter van Stalingrad, dat in Nederland verscheen bij uitgeverij Nederlandsche Keurboekerij en door Hein Kohn bij die uitgeverij was geïntroduceerd. Particuliere collectie
Hoe ver reikt de invloed van de agent als je het literaire landschap overziet? Kohn: ‘Het kwam weleens voor dat we een trend zetten, als je een boek had aangebracht en het werd goed opgepikt. Zo ontstonden de archeologische romans, nadat dat boek van Ceram het zo goed gedaan had. Een auteur als Philipp Vandenberg, die nu bij uitgeverij Karakter zit, bouwde daarop voort met De vloek van de farao's en zo. En een andere trend werden de ufo-boeken, om ze zo maar even te noemen. Je had Erich von Däniken met zijn oeuvre, die hebben we bij Ankh Hermes ondergebracht. Dat werd een trend, andere uitgevers wilden ook van die boeken. Daar speelden wij als agent op in. De agentschappen verdienden hun geld bij een buitenlandse uitgeverij met een percentage van de voorschotten en de verdere royaltyopbrengsten. Dus wanneer een auteur goed verkocht, dan was dat aantrekkelijk. Met name als een auteur voor langere tijd succes had, dan bleven die royalty's maar komen.’
Literair agenten hebben ook in tijden van crisis nog succes. Het ilb heeft de klantenkring zelfs uitgebreid naar de Verenigde Staten, Zuid-Amerika, Engeland en Canada. Daarnaast bestaan ook de agentschappen van Marianne Schönbach en Alice Toledo nog steeds. Prins & Prins is eind jaren 1980 een stille dood gestor- | |
[pagina 158]
| |
ven. Sinds 1998 is Sebes & Van Gelderen Literair Agentschap het grootste bureau dat zich bezighoudt met de primaire vertegenwoordiging van auteurs. Zij werven nieuwe debutanten en zoeken een geschikte uitgeverij die de auteur wil uitgeven. Ook werkt dit bureau als subagent voor buitenlandse uitgevers. Menno Kohn voorspelt dat agentschappen in Nederland een steeds belangrijkere rol zullen krijgen: ‘Ik denk dat agentschappen nog specialistischer zullen worden. Ze zullen meer auteurs onder hun hoede krijgen en daar ook veel voor moeten doen, met name de editing. Het is toch een stuk specialisme, je kan doelgericht te werk gaan, je kent de uitgevers goed en je kunt zeggen “die is daarnaar op zoek”. Je kunt dus spotten waar bepaalde dingen ontbreken en wat daaraan kan worden toegevoegd.’Ga naar eind14 Drie generaties Kohn, v.l.n.r.: Hein Kohn, Menno Kohn en Linda Kohn
Paul Sebes en zijn kantoorgenoten werden op het Boekenbal 2000 gefotografeerd als ‘literaire sensatie’ op zogenaamd de cover van Vrij Nederland (een gimmick van het Boekenbal). Opgericht in 1998 zou dit agentschap inderdaad een sensationele groei doormaken. Particuliere collectie
|
|