De Boekenwereld. Jaargang 28
(2011-2012)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
Irene Kunst en Emmely Siebrecht
| |
Culturele boycotKort na de Tweede Wereldoorlog waren de betrekkingen tussen Nederland en Zuid-Afrika nog goed, ondanks de toenmalige pogingen van Zuid-Afrika om zich aan de Nederlandse invloed te onttrekken. In 1948 kwam echter de Nasionale Party aan de macht en werd het apartheidsregime aangescherpt. Voor veel Nederlanders, die net de rassendiscriminatie in de Tweede Wereldoorlog van dichtbij hadden meegemaakt, was dit onacceptabel.Ga naar eind1 Vanwege de voortdurende apartheidspolitiek kwam de internationale gemeenschap rond 1975 in verzet tegen Zuid-Afrika, wat uiteindelijk culmineerde in een economische en culturele boycot van het land. Vanuit Nederland werd de boycot vanaf 1981 gesteund door het centrumrechtse kabinet-Van Agt. Ook in de literaire wereld waren de politieke spanningen voelbaar: er werden geen Nederlandstalige boeken meer uitgegeven in Zuid-Afrika en Zuid-Afrikaanse boeken werden niet meer naar het Nederlands vertaald. Uitgevers als De Bezige Bij en Van Oorschot deden in het geheel geen zaken met Zuid-Afrika. Na een lange periode van politieke spanningen bleek het Nederlands in Zuid-Afrika aanzienlijk aan terrein verloren te hebben. Hoewel de politieke motivatie achter de boycot het bevorderen van de nationale culturele verhoudingen binnen Zuid-Afrika was, heeft het internationaal een averechts effect gehad. Niet alleen op de politieke verhoudingen, maar ook op de literatuur, betoogde J.L. Heldring. Hij haalt in een artikel de Afrikaanse schrijfster Riana Scheepers aan: ‘Die boycot was een grote fout, het heeft ons zowel als jullie verarmd. Geen politieke overheid, geen machtsoverheid mag schrijvers een taboe opleggen. Het kunstenaarschap is groter dan enige politieke structuur. De belangstelling voor de Nederlandse literatuur, vroeger onze voedingsbodem, is drastisch afgenomen.’Ga naar eind2 | |
TaalverwantschapDe relatie tussen het Nederlands en het Afrikaans was ten tijde van de reeks net zo gecompliceerd als de relatie tussen de twee landen. Toen Human & Rousseau de reeks begon, werd op alle zestien Zuid-Afrikaanse | |
[pagina 140]
| |
universiteiten de studie neerlandistiek aangeboden.Ga naar eind3 In de bachelorfase werden de vakken Nederlands en Afrikaans doorgaans gezamenlijk gegeven: wie Afrikaans studeerde, studeerde dus automatisch ook Nederlands. Het brandpunt verschoof wel geleidelijk van het Nederlands naar het Afrikaans, wat blijkt uit het feit dat het vak op sommige universiteiten simpelweg ‘Afrikaans’ genoemd werd, ook al was Nederlands er nog wel onderdeel van.Ga naar eind4 Uitgevers Koos Human (links) en Léon Rousseau pakken in 1959 hun eerste uitgave uit. Rechts mevrouw Human. Foto uit Koos Human, 'n Lewe met boeke, Kaapstad 2006
W.F. Jonckheere, bezorger van enkele titels uit de reeks Literatuur van die Lae Lande, speculeerde in een lezing in 1986 over waarom het Nederlands moest wijken voor het Afrikaans in de jaren 1970 en 1980. Hij noemde onder andere ‘politieke motieven’ en ‘een groeiende weerstand onder Zuid-Afrikaanse studenten’. Daarnaast werd aan sommige ‘zwarte’ universiteiten het Nederlands al helemaal achterwege gelaten, omdat studenten met een Xhosa-, Zoeloe- of Soethoe-achtergrond al genoeg moeite hadden met het Afrikaans als vreemde taal.Ga naar eind5 Daaraan voegde Jonckheere toe dat studenten simpelweg het nut niet meer inzagen van het leren van Nederlands.Ga naar eind6 Zuid-Afrika had toen immers al ruim zestig jaar afstand genomen van het Nederlands in het dagelijks gebruik. Hoewel het Afrikaans er sterk verwant aan is, zijn het duidelijk twee verschillende talen. Jonckheere was echter ook kritisch over de houding van Nederland. Hij merkte op dat het ‘stamland’ toentertijd niet veel positiefs te zeggen had over Zuid-Afrika.Ga naar eind7 | |
Opzet van de reeks‘Ek self het my nog altyd as 'n Dietse Sap beskou, nie in die sin dat ek Nederlands hoër ag as Afrikaans nie, maar omdat die twee tale en literature so nou met mekaar verbonde is dat enige verwydering sinloos sou wees.’Ga naar eind8 Dit schreef Koos Human (1922) in zijn autobiografie, 'n Lewe met boeke. Human, oud-hoofd algemene publicaties bij de Nasionale Boekhandel en mede-oprichter van uitgeverij Human & Rousseau in Kaapstad, was een groot voorstander van het behoud van de Nederlandse cultuur in Zuid-Afrika. Human probeerde de Nederlandse taal levend te houden met de reeks die uiteindelijk Literatuur van die Lae Lande zou gaan heten. Hij kwam op het idee voor de reeks door een goedlopende bundel uit 1967: Nederlandse verhak uit ons eie tyd, samengesteld door A.P. Grové, W. de Pauw en J.L. Steyn, die maar liefst negenmaal werd herdrukt. In november 1970 neemt Léon Rousseau, Humans mede-uitgever, het initiatief om Henk Prins, hun literair agent in Nederland, het idee van de reeks voor te leggen. Rousseau vraagt hem of hij bereid is schrijvers te benaderen om toestemming te vragen voor een educatieve uitgave van hun boek in Zuid-Afrika. Prins stemt hiermee in, maar stuit op nogal wat verzet bij sommige Nederlandse auteurs. Louis Paul Boon, Harry Mulisch, Jan Wolkers, J. Bernlef en Cees Nooteboom weigeren om politieke of persoonlijke redenen de publicatie van hun werk in Zuid-Afrika.Ga naar eind9 Over deze weigering van Nederlandse auteurs zegt Human in zijn autobiografie: Die blote gedagte [...] dat 'n groot aantal bruin Afrikaanssprekendes by weiering blootstelling aan die Nederlandse literatuur en kuituur sou | |
[pagina 141]
| |
ontbeer, het meermale 'n rol gespeel [bij het nemen van de beslissing de reeks op te zetten]. Die gedagte dat Nederlands lewend gehou kan word in 'n afgeleë land was stellig ook van betekenis.Ga naar eind10 Voor de deur van uitgeverij Human & Rousseau in Kaapstad in 1967, v.l.n.r.: Koos Human, Breyten Breytenbach, Yolande Breytenbach en Léon Rousseau. Breytenbach verkeerde destijds in ballingschap maar mocht even aan land. Foto uit Koos Human, 'n Lewe met boeke, Kaapstad 2006
Het eerste deel van de Lae Lande-reeks moet Kaas van Willem Elschot zijn geweest, al is op dat moment de reeksnaam nog niet in gebruik. Deze uitgave verschijnt in 1969 in een simpele zwarte band met een schets van grachtenpandjes op het omslag. De novelle is door Afrikaans neerlandicus A.P. Grové voorzien van een inleiding en aantekeningen: een literaire analyse van het verhaal en een verklarende woordenlijst met termen die de lezers vreemd zouden kunnen voorkomen. ‘Tjongejonge’ wordt bijvoorbeeld vertaald met ‘wragtig’ en ‘geen flauwe kul’ met ‘moenie laf wees nie’. Vrij snel daarna besluit Human & Rousseau meer titels in een dergelijke opzet uit te geven. Op 7 oktober 1970 schrijft Human een brief aan Prins, met daarin het verzoek na te gaan of de rechten van een tiental Nederlandse boeken nog beschikbaar zijn voor publicatie in Zuid-Afrika. Zijn belangstelling gaat uit naar vier titels van Arthur van Schendel, drie van Gerard Walschap, twee van Anna Blaman en een van Marnix Gijsen. Human vraagt aan Prins uit te zoeken welke rechten Van Schendel via zijn Nederlandse uitgever Meulenhoff aan de Zuid-Afrikaanse uitgever en boekhandelaar Van Schaik heeft gegeven en welke titels nog vrij zijn om door Human & Rousseau uit te geven. | |
EksamendoeleindesMet de reeks, die dan nog Prosa van die Lae Lande heet, wil Human & Rousseau inspringen op de teruglopende kennis van het Nederlands onder de Zuid- | |
[pagina 142]
| |
Afrikaanse leerlingen en studenten, die nog wel Nederlandstalige boeken op hun leeslijst hebben staan. Human schrijft: ‘In suid-Afrikaanse skole word naamlik nog gereeld Nederlandse tekste voorgeskryf vir eksamendoeleindes, en leerlinge vind dit toenemend moeilik om sonder hulp van hierdie aard die tekste behoorlik te verstaan.’Ga naar eind11 Léon Rousseau (links) en Koos Human bij een persconferentie in 1967. Foto uit Koos Human, 'n Lewe met boeke, Kaapstad 2006
Aanvankelijk verloopt het opzetten van de reeks vrij stroef. Er is veel gesteggel over de afwikkeling van de rechten van de erfgenamen van Van Schendel, die strenge voorwaarden stelden aan herdruk van de teksten. Op 11 augustus 1971, naar aanleiding van de trage vorderingen omtrent de titels van Van Schendel, geeft Human bovendien aan dat zijn reeks sterk afhankelijk is van het onderwijs: Ek wil aan die einde van augustus bladsy-proeve voorlê aan die kommissie wat besluit watter Nederlandse boeke op skool gelees moet word. Hierdie kommissie stelt jaarliks 'n lys op en as ons die proewe niet vanjaar aan hulle kan voorlê nie beteken dit dat die moontlike groot verkoop van die boek met 'n jaar uitgestel word.Ga naar eind12 Er bestaat kennelijk een wisselwerking met het onderwijs: Human & Rousseau baseert de titelkeuze op de voorgeschreven boeken, maar hoopt door de publicatie van nieuwe delen in de reeks dus ook invloed op de boekenlijst te kunnen uitoefenen. In een brief van 22 november 1973 merkt Human op dat er een stevige concurrentie bestaat van Nederlandstalige edities op de Zuid-Afrikaanse schoolboekenmarkt en dat er veel geannoteerde edities van Nederlandse boeken in omloop zijn. De concurrerende uitgeverij J.L. van Schaik heeft bijvoorbeeld verschillende reeksen met oorspronkelijk Nederlandstalige teksten in zijn fonds: Van stamverwante bodem, met Middelnederlandse teksten; de Nederlandse boekery, met titels uit het Interbellum; Vondel vir Suid-Afrika, met de belangrijkste drama's van Vondel; en Uit die skat van die Nederlanse liriek, met Nederlandstalige poë zie. Jonckheere hekelt de slordige uitgaven van Nederlandse teksten die in Zuid-Afrika in omloop waren: de commentaren gaven nogal eens verkeerde interpretaties van de tekst weer, de woordverklaringen of gegevens over de schrijvers waren onjuist, ‘en, ergst van al, persoonlijke censuur van teksten’ kwam ook voor.Ga naar eind13 In de uitgaven van Human & Rousseau worden de inleidingen en aantekeningen echter verzorgd door academici, docenten en letterkundigen. Na de moeizame start groeit de reeks gestaag, met twee tot vier nieuwe delen per jaar. In de beginjaren valt de keuze nog voornamelijk op klassieken en dan vooral op proza: Van Schendel, Elsschot en Bordewijk. In 1976 wordt de naam van de reeks veranderd in Literatuur van die Lae Lande, toen de Mei van Gorter erin opgenomen werd. Een jaar later wordt de reeks ook uitgebreid met het toneelstuk Op hoop van zegen van Herman Heijermans, waarmee de oude reeksnaam definitief heeft afgedaan. | |
De rol van Henk PrinsZoals Human in zijn brief aan Prins van 7 oktober 1970 schrijft, wil de uitgeverij aan de vraag vanuit de schoolboekenmarkt voldoen. Het ligt dus voor de hand dat de uitgever bij scholen en universiteiten nagaat welke titels daar op de verplichte boekenlijst staan. | |
[pagina 143]
| |
In 1981 kwam er kritiek van letterkundige Luc Renders, die vond dat de reeks weinig onderlinge samenhang had en eerder een verzamelnaam werd voor allerlei boeken die toevallig door scholen en universiteiten werden voorgeschreven.Ga naar eind14 Dit is niet geheel verrassend, aangezien dat juist de reden was voor de oprichting van de reeks. Volgens Jonckheere namen Human & Rousseau de kritiek echter ter harte en introduceerde de uitgeverij in de jaren 1980 diverse modernere auteurs, zoals Hubert Lampo, Hella S. Haasse en W.F. Hermans.Ga naar eind15 Afgaande op de correspondentie tussen Henk Prins en Human & Rousseau neemt Koos Human doorgaans het initiatief om een titel op te nemen in de reeks. Een vlugge blik op de correspondentie laat zien dat Prins slechts twee titels heeft aangedragen: De boeken der kleine zielen van Louis Couperus en De klop op de deur van Ina Boudier-Bakker van uitgeverij L.J. Veen. Blijkbaar heeft hij daarbij niet heel goed opgelet, want op 12 november 1981 merkt Human op dat Couperus in 1923 was overleden. Volgens de toen geldende wetten verviel het copyright als de auteur vijftig jaar dood was.Ga naar eind16 Prins had dus per ongeluk een optie op een rechtenvrij boek genomen. Soms houden de Nederlandse uitgevers zelf ook wijselijk hun mond. Human vertelt in zijn autobiografie dat hij graag Een nagelaten bekentenis van Marcellus Emants in de reeks wilde opnemen. Uitgever Geert van Oorschot zei echter dat het hem speet, maar dat hij, zolang de schrijver Breyten Breytenbach als politiek gevangene werd vastgehouden, geen boeken van zijn auteurs in Zuid-Afrika wilde uitbrengen. Teruggekomen op zijn kantoor bekeek Human de gegevens van Emants nogmaals: ‘Ek kon myself skop’, schrijft hij, want net als Couperus was Emants in 1923 overleden en Van Oorschot maakt dus geen aanspraak meer op de rechten van de titel. Toen Human deze anekdote later aan Gerard Reve vertelde, heeft deze lange tijd ‘lag of tier oor Van Oorschot se vermetelheid’.Ga naar eind17 Van Oorschot weigerde om politieke redenen een uitgave van een van zijn fondsauteurs te laten verzorgen. Maar ook de auteurs zelf konden daarom opname in de reeks weigeren. Als Prins namens Human aan W.F. Hermans toestemming vraagt voor opname van Nooit meer slapen, moet hij de uitgever teleurstellen. De auteur wil ‘beslist geen toestemming geven om zijn werk in enigerlei vorm in Zuid-Afrika te laten verschijnen. Een overeenkomst hierover is dus helaas niet mogelijk.’Ga naar eind18 Band van Willem Elsschot, Tsjip, in de reeks Prosa van die Lae Lande. Collectie Zuid-Afrikahuis, Amsterdam
Een jaar later probeert Human het nogmaals en laat hij weten dat hij Hermans persoonlijk op de Frankfurter Buchmesse wil aanspreken. ‘Ek [...] wil kijk of ek W.F. Hermans en Louis-Paul Boon, wat albei verlof geweier het vir opname van hul werke in ons reeks, persoonlik kan spreek. Moontlik kan ek hulle oorreed om hul standpunt te verander,’ schrijft Human op 23 juni 1977. Hij is er vooral erg op gebrand om Hermans te overtuigen, ‘aangesien hulle hier wyd aan universitate gebruik word’.Ga naar eind19 In combinatie met de inzet van Prins heeft het gesprekje effect gehad, want in 1978 verschijnt Nooit meer slapen en in 1979 De donkere kamer van Damocles. | |
[pagina 144]
| |
Hermans, die in 1983 op uitnodiging van Human & Rousseau Zuid-Afrika bezocht (zie p. 178-185), meende dat de culturele boycot van Nederland geen positieve uitwerking kon hebben. Andere auteurs lieten zich echter wel weerhouden door de heersende antipathie in Nederland tegen Zuid-Afrika. Zo had Harry Mulisch al toestemming gegeven voor opname van Het stenen bruidsbed in de reeks, maar toen hij met zijn roman De aanslag internationaal succes kreeg, kwam hij op zijn beslissing terug. Hij was mogelijk bang de publieke opinie tegen zich te krijgen.Ga naar eind20 Band Arthur van Schendel, De waterman, inde reeks Literatuur van die Lae Lande. Collectie Zuid-Afrikahuis, Amsterdam
Behalve bewuste politieke overwegingen waren er soms ook eenvoudigweg praktische bezwaren die opname van titels in de reeks in de weg stonden. Soms waren boeken te dik of niet interessant genoeg voor de reeks. Bartje van Anne de Vries, bijvoorbeeld, werd na nadere bestudering door Human afgewezen omdat het te veel dialect bevatte, dat lastig te lezen zou zijn voor Zuid-Afrikaanse studenten.Ga naar eind21 Daar hielp geen woordverklaring aan. | |
Einde van de reeksDe laatste titels van de reeks zijn in 1987 gepubliceerd, maar op het aflopen van de reeks wordt in de correspondentie tussen Prins en Human & Rousseau niet ingegaan. In 1989 wordt het fonds van Human & Rousseau overgenomen door uitgeverij J.L. van Schaik, hun schoolboekenconcurrent.Ga naar eind22 De letterkundige publicaties en de reeks Literatuur van die Lae Lande verhuisden niet mee: ‘laasgenoemde omdat die politieke klimaat so versleg het dat ek gevrees het die meeste Nederlandse uitgewers sou weier om nuwe kontrakte te sluit’, volgens Human.Ga naar eind23 De politieke factoren die soms van invloed waren op de reeksvorming hebben dus in feite ook de ondergang van de reeks betekend. Na het vertrek van Human bij Human & Rousseau in 1994 gaat het snel bergafwaarts met het educatieve fonds van de uitgeverij. Humans opvolger, Kerneels Breytenbach, consolideert het schoolboekenfonds in 1996 onder de imprint Best Books. In 1998 stort de schoolboekenmarkt van Zuid-Afrika in en lijden de uitgeverij en het zusterbedrijf Tafelberg Uitgevers grote verliezen.Ga naar eind24 Hiermee komt definitief een einde aan het perspectief op nieuwe uitgaven binnen de reeks Literatuur van die Lae Lande. Literatuur van die Lae Lande bestond na achttien jaar uit 36 titels van zowel Nederlandse als Vlaamse auteurs. Al vormen de titels geen representatieve afspiegeling van de Nederlandstalige literatuur en is de keuze voor de werken beïnvloed door externe factoren, toch is hij wel succesvol geweest. Elsschots Kaas beleefde dertien drukken en Voorlopig vonnis van Jozef van Hoeck maar liefst veertien.Ga naar eind25 De rol van Prins in het geheel is aanzienlijk geweest. Hij was de ‘bruggenbouwer’ tussen Human & Rousseau en de Nederlandse uitgevers, bemiddelde tussen Nederland en Zuid-Afrika en loste de problemen op die ontstonden met bijvoorbeeld de erven van Arthur van Schendel. De inzet van Human & Rousseau, en dan in het bij- | |
[pagina 145]
| |
zonder van Human zelf, voor de Nederlandse literatuur is niet onopgemerkt gebleven. In 1992 kreeg Human een erepenning uitgereikt door de Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging in Amsterdam voor zijn bijdrage aan de versterking van culturele banden tussen beide landen. In zijn autobiografie noemt Human de penning ‘'n kosbare besit’.Ga naar eind26 Hoewel Human tevreden was over zijn inzet voor de reeks, ziet hij toch ook in dat deze het uiteindelijke doel, het verspreiden van het Nederlands in Zuid-Afrika, niet geheel heeft bereikt: ‘Ons het 'n sekere mate van sukses met ons reeks Nederlandse teksuitgawes bereik, maar die teleurstellende is dat die dae van Nederlands nou sonder twyfel getel is, selfs aan universiteite. Wat vir Afrikaans net nog groter taalverarming en kulturele verskraling beteken.’Ga naar eind27 | |
[pagina 146]
| |
Schrijver Adriaan Morriën (linksboven) was een goede vriend van Henk Prins. Hij was aanwezig bij diens huwelijk met Ine Klaassen. Particuliere collectie
|
|