De Boekenwereld. Jaargang 27
(2010-2011)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 311]
| ||||||
Ingeprent
| ||||||
Cornelis van Noorde en de Heilige Barbara van Jan van EyckOp 24 juni 1769 gaf Johannes Enschedé (1708-1780) een prachtige prent uit, vervaardigd door de Haarlemse tekenaar en prentmaker Cornelis van Noorde (1731-1795). Het ging om een reproductie op ware grootte, een facsimile als het ware, van een schilderij van de vroeg-Nederlandse schilder Jan van Eyck. Het origineel, dat de heilige Barbara voorstelt, zittende voor een gotische toren in aanbouw, is tegenwoordig een van de topstukken van de collectie van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen. In 1769 bevond het kostbare schilderijtje zich echter in de collectie van lettergieter en drukker Johannes Enschedé te Haarlem. Hoe Enschedé eraan kwam is niet bekend. Karel van Mander had het schilderij voor het laatst in 1604 genoemd, toen hij in zijn Schilderboeck schreef dat hij het in de collectie van zijn leermeester Lucas de Heere had gezien. Enschedé had veel waardering voor het schilderij. Verschillende mensen kwamen het dan ook bezichtigen bij hem thuis in Haarlem. Zo schreef Carl Heinrich von Heinecken, directeur van het Kupferstichkabinett in Dresden, in zijn reisbeschrijving van 1668-1669 dat hij het schilderij van ‘Johann van Eyck’ zeer bewonderd had. Om meer mensen de kans te geven het vroege meesterwerk te zien, liet Enschedé het door Cornelis van Noorde natekenen en etsen. Jan van Eycks Heilige Barbara uit 1437 neemt een bijzondere plaats in het oeuvre van de schilder in, omdat het werk niet in kleur is uitgevoerd. Het is een gedetailleerde tekening in olieverf, die met penseel op een krijtgrond is aangebracht. Enkel een deel van de lucht werd blauw geverfd en de tekening werd hier en daar met wit gehoogd. Het paneel zit in een rood gemarmerde houten lijst, voorzien van de signatuur van Jan van Eyck. In de literatuur is men tot op heden verdeeld over het antwoord op de vraag of het werk het eindresultaat is van een creatief proces of dat het hier om een onvoltooid schilderij gaat. Materiaaltechnisch onderzoek lijkt vooral op het laatste te wijzen.Ga naar eind1 De gedetailleerd uitgewerkte olieverftekening van de Heilige Barbara leende zich in ieder geval goed voor het overbrengen van het ontwerp in het grafische medium. Zowel de aandacht voor het meesterwerk zelf als de uitgave van de prenttekening past bij de in de achttiende eeuw sterk gegroeide belangstelling voor de tekening als kunstobject. In de achttiende-eeuwse kunsttheorie werd de nadruk gelegd op het belang van een gedegen kennis van de oude meesters. Omdat de tekening werd beschouwd als de grondslag en basis van de schilderkunst moedigden kunsttheoretici als Roger de Piles, in Abregé de la vie des Peintres (...) (1699), en Jonathan Richardson, in Two Discourses (1719), connaisseurs aan om tekeningen te bestuderen. In een tekening openbaarde zich immers het eerste idee en het genie van de kunstenaar, wat men ook wel disegno | ||||||
[pagina 312]
| ||||||
Cornelis van Noorde, Heilige Barbara, prenttekening, 418 × 282 mm. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam: RP-P-1935-1474
| ||||||
[pagina 313]
| ||||||
noemde. Juist door het onderzoeken en vergelijken van tekeningen kon de connaisseur een goede smaak ontwikkelen. Prenten konden een belangrijke functie vervullen in het onderwijs van deze smaak. Ze maakten mogelijk dat men eenvoudig kunstwerken kon vergelijken en brachten de in het echt geziene kunstwerken in herinnering of de onbereikbare kunstwerken binnen handbereik. In Nederland hield vanaf het midden van de achttiende eeuw een aantal prentmakers zich speciaal bezig met het vervaardigen van facsimile's van tekeningen. Met name Cornelis Ploos van Amstel (1726-1798) werd bekend door de wijze waarop hij krijttekeningen wist te reproduceren in etsen. Cornelis van Noorde experimenteerde rond dezelfde tijd met soortgelijke technieken. Ook hij wilde prenten het karakter van een tekening geven. Het was de bedoeling dat de facsimile's zo getrouw mogelijk de echte tekening nabootsten, om zo de kennis van de oude meesters te verspreiden. De prenttekeningen waren nadrukkelijk niet bedoeld om voor tekeningen van de oude meesters te worden aangezien. Enschedés motieven voor de uitgave van een reproductie van Van Eycks schilderij sluiten bij de genoemde ideeën aan. Ze zijn te vinden in een begeleidende tekst, die hij tegelijk met de prent uitgaf.Ga naar eind2 Hij droeg de reproductie op ‘aan de beminnaars der teken- en schilder-konst’, in de hoop dat die een juist denkbeeld zouden krijgen van de manier van schilderen in de tijd van Jan van Eyck, want veel werken van de oude meesters waren immers al vergaan. Hij dacht dat er op dat moment niet veel mensen waren, die met werken van ‘de uitvinder van de olieverf’ bekend zouden zijn. Verschillende kenners en amateurs, waaronder zijn vriend Cornelis Ploos van Amstel, hadden hem bovendien verzocht het schilderij ‘te mogen of te doen naar tekenen’. Het was echter een andere vriend, Cornelis van Noorde, die uiteindelijk de opdracht kreeg voor het maken van deze prenttekening. Voor wat voor uitdaging stelde Van Eycks kleine schilderij Cornelis van Noorde? Om de tekening getrouw in prent te brengen, gebruikte hij een fijne etstechniek. Uit de proefdruk van het werk, aanwezig in de collectie van het Rijksprentenkabinet, blijkt dat Van Noorde eerst de contouren van Barbara, de toren en alle figuren heeft geëtst. In de proefdruk hebben de haren van Barbara en de bomen op de achtergrond al een grijze toon. Hier en daar wist Van Noorde schetsachtige contouren met de etsnaald te creëren. Dit is te zien bij de randen van de stenen in de steengroeve rechts en in de plooien van Barbara's kleed. Door minieme puntjes en groefjes met de naald benaderde hij een getekende lijn. In de uiteindelijke staat van de prent zijn de schaduwen en nuances in verschillende grijstonen toegevoegd. De grijstonen op de linker- en rechterzijde van de toren zijn regelmatig van aard. Van Noorde maakte ontelbare parallelle arceringen met de etsnaald, schuin naast elkaar. De ook bij Van Eyck zo donkere tonen van de drie ramen van de toren kwamen op andere wijze tot stand. Deze ramen zijn geen toevallig detail in de toren van Van Eyck. Volgens de legende liet de heilige Barbara drie ramen plaatsen in de toren, waarin zij door haar vader was opgesloten, als symbool voor de Drieeenheid. Van Noorde gebruikte hier een techniek, waarmee hij een krijtachtig zwart bereikte. Vermoedelijk bracht hij dit tot stand door de doordruktechniek van ets in crayonmanier of vermis mou te gebruiken. De voorstelling en een facsimile van de houten lijst etste Van Noorde op twee aparte platen. De voorstelling werd tot slot uitgeknipt en opgeplakt op een groter, apart papier met de geëtste lijst met het signatuur van Van Eyck en het jaartal 1437. De eerdergenoemde Von Heinecken meldde in zijn reisbeschrijvingen nog dat Enschedé van plan was het werk onder toezicht van Cornelis Ploos van Amstel te laten graveren. Uit de tekst van Enschedé bij uitgave van de prent blijkt zelfs dat Ploos van Amstel hem daarom had verzocht. We weten niet waarom Enschedé de opdracht uiteindelijk gaf aan Cornelis van Noorde, behalve dat hij wel vaker gebruikmaakte van de diensten van de prentmaker. Als er met betrekking tot deze opdracht al sprake is geweest van concurrentie tussen Van Noorde en Ploos van Amstel dan nam de laatste het sportief op. Na de uitgave van de prent schreef hij aan Johannes Enschedé dat hij Van Noordes werk kon waarderen: ‘Met genoegen heb ik de vorderingen van onze vriend C v Noorde gezien, eerst in de navolging van uw schilderij door J v Eyck en laatst in het navolgen van een Teekening naar C. Visscher.’Ga naar eind3 Toen Enschedés collectie na diens dood werd geveild, verwierf Ploos | ||||||
[pagina 314]
| ||||||
van Amstel zelf het door hem zo bewonderde werk van Jan van Eyck. Afgezien van moderne foto's kan de prenttekening van Cornelis van Noorde worden beschouwd als de belangrijkste en beste reproductie van Jan van Eycks Heilige Barbara. Een andere vroege reproductie van hetzelfde schilderij in het kunsthistorische overzichtswerk van Seroux d'Agincourt (1823) is van heel wat minder kwaliteit. Daarnaast speelde de prent een belangrijke rol in de toenemende bekendheid van het schilderij. De prenttekening werd namelijk naar wens van Enschedé onder liefhebbers verspreid. Zo stuurde hij in 1776 een exemplaar naar de Duitse geleerde C.G. von Murr, die de prent uitvoerig beschreef in een tijdsch rift over kunstgeschiedenis.Ga naar eind4 In 1815 kreeg Johann Wolfgang von Goethe de prenttekening zelfs cadeau voor zijn 66e verjaardag: geëmotioneerd nam de schrijver de prent en een door Sulpiz Boisserée geschreven vers in ontvangst.Ga naar eind5 De schenkers, Melchior en Sulpiz Boisserée, twee Keulse verzamelaars en liefhebbers van laatmiddeleeuwse schilderkunst, kochten de prent bij een handelaar. Tot dusver was de vrouwfiguur voor de toren steeds beschreven als een heilige of als Madonna, maar de Boisserées herkenden haar als de heilige Barbara. Aan het begin van de negentiende eeuw werd de prent tentoongesteld in de Academie voor teken- en schilderkunst in Brugge. Hier werd de prent door historicus Jules Michelet opgemerkt, die hem beschreef in Histoire de France (1841). Hij beschouwdede prent echter als een originele tekening van Van Eyck. Zoals aangetoond was dit nooit de intentie van Enschedé. Andere kenners konden het onderscheid tussen tekening en reproductie wel maken. Dit voorval toont wel aan dat Van Noorde een zeer goede reproductie had vervaardigd. Alfred von Wurzbach, schrijver van het Niederländisches Künstler-Lexikon, kwalificeerde de prent als een bedrieglijke imitatie van Van Eycks ‘grisaille’. De vroege waardering voor en populariteit van Jan van Eycks Heilige Barbara is bijzonder te noemen. De waardering voor de Vlaamse Primitieven was nog niet wijdverbreid in de achttiende en negentiende eeuw. De prenttekening van Cornelis van Noorde heeft zeker bijgedragen aan het verspreiden van de bekendheid van Van Eycks meesterwerk.
Rianneke Jelles | ||||||
Literatuur
|
|