De Boekenwereld. Jaargang 27
(2010-2011)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 293]
| |||||||||||
Frans A. Janssen
|
1 | De auteur kan vragen om toezending van uitschietvellen: na de druk van elk vel gaat een exem- |
plaar naar de auteur, maar doordat de oplage al is gedrukt, kunnen correcties in principe alleen als errata aan het eind van het boek opgenomen worden. De tijdsdruk is hier veel minder stringent omdat de drukkerij gewoon voort kan werken. | |
2 | De auteur laat zijn werk niet bij de gewenste uitgever/drukker verschijnen, maar kiest er een in zijn woonplaats. |
3 | De auteur vraagt een collega of vriend die in de plaats van druk woont of verblijft de proeven te corrigeren. Het gebeurt dan weleens dat de auteur uitschietvellen toegezonden krijgt. |
4 | De auteur begeeft zich naar de plaats van druk en verblijft daar tot het proces van zetten en drukken is voltooid. |
5 | De auteur krijgt drukproeven per post of per koerier toegestuurd. |
Over de correctie van drukproeven is al veel gepubliceerd. Bekend is de rijke documentatie in het boek van Pcrcy Simpson, dat echter niet alleen wat onduidelijk ingericht is maar zich bovendien grotendeels tot Engelse voorbeelden beperkt.Ga naar eind4 Er zijn in de loop van de tijd handleidingen verschenen voor het corrigeren van drukproeven, ten dienste van zowel correctors als auteurs. Het oudste voorbeelddaarvan, uit 1608, is dat van de beroepscorrector Hornschuch.Ga naar eind5 In het voorwoord bij zijn handleiding richt hij zich expliciet tot auteurs die zich in de buurt van de drukkerij bevinden en de proeven zelf willen lezen. In 1785 meldt Täubel, samensteller van een Duitse correctiehandleiding, dat ervaren auteurs weten dat er veel fouten blijven staan wanneer zij door tijdgebrek, ziekte of grote afstand tot de drukkerij niet zelf corrigeren kunnen en op correctors moeten vertrouwen.Ga naar eind6
Proefdrukken - bedoeld om typografisch-techni-
sche zaken te controleren - kwamen zelden in handen van auteurs en blijven hier buiten beschouwing, evenals de proeven die de zetters zelf en de eventueel aanwezige correctors corrigeerden. En als de auteur al drukproeven kon lezen, werden deze niet automatisch gevolgd door revisies (nieuwe proeven waarop de uitvoering van de op drukproeven aangetekende correcties gecontroleerd konden worden). Een drukproef bestond niet uit afdrukken van afzonderlijke pagina's maar uit hele vellen, afdrukken dus van twee drukvormen, een voor elke zijde van het vel.Ga naar eind7
Het was de zetter die de op de drukproef aangegeven correcties in de drukvorm aanbracht. Correcties konden echter niet alleen voor het drukken worden uitgevoerd, maar ook tijdens het proces en zelfs erna. Werd er tíjdens het drukken alsnog een fout ontdekt, dan kon het werk aan de pers even worden stilgelegd en de correctie in de vorm worden aangebracht, waarna het drukken weer voort kon gaan. Het gevolg van een dergelijke perscorrectie was wel dat sommige vellen een andere tekst bevatten dan andere, hetgeen resulteerde in varianten tussen exemplaren van een en dezelfde druk. Ná het drukken van de vellen kon op het laatste vel een lijstje met errata worden afgedrukt. Ook werden na het drukproces ontdekte fouten weleens met de pen in alle exemplaren verbeterd, of door stempeling of het overplakken met een bedrukt strookje papier gecorrigeerd. Ingrijpend, maar toch niet zelden toegepast, was het opnieuw zetten van een blad (of enkele opeenvolgende bladen), dat de binder dan gebruikte om het oorspronkelijke blad te vervangen. Dergelijke ‘verbeterbladen’ (cancels) kwamen ook voor wanneer censuur nog vlak voor het op de markt brengen van het boek ingreep, hetgeen in Frankrijk nogal eens gebeurde.
Ook wanneer de auteur vlak bij de drukkerij verbleef, nam hij - bijvoorbeeld uit desinteresse - niet altijd de gelegenheid waar zelf proeven te corrigeren. Woonde hij ver van de drukkerij en wilde hij toezicht houden op de tekstuele getrouwheid van zijn werk in druk, dan waren er de al genoemde mogelijkheden. Ze zullen hieronder worden besproken, waarbij steeds enkele voorbeelden geciteerd worden.
Uitschietvellen
Lange tijd was het niet gebruikelijk dat auteurs of tekstverzorgers drukproeven lazen.Ga naar eind8 In de vijftiende en zestiende eeuw gebeurde dat zelfs maar uiterst zelden, en al helemaal niet als de auteur zich ver van de drukkerij bevond. Een bekende uitzondering is Erasmus, maar die was dan ook een filoloog die de verbetering van in de loop der tijd in tekstueel opzicht aangetaste teksten hoog in het vaandel had. Overigens wist een auteur vaak niet eens dat een van zijn handschriften of een kopie daarvan werd gedrukt (roofdruk) of dat zijn werk werd herdrukt (nadruk).
Het gevolg van deze omstandigheden was een voortdurende stroom van klachten van auteurs over de door de drukkerij veroorzaakte fouten in hun werk. De beroemdste daarvan is die van Erasmus, die hij verwerkte in zijn bespreking van het spreekwoord ‘Festina lente’ in zijn Adagia: drukkers zijn ‘zo gierig dat ze liever dulden dat een goede tekst wemelt van fouten dan dat ze voor een paar goudstukken een corrector zouden huren’.Ga naar eind9 Drukproeven kostten tijd en geld, en voor vele uitgevers en drukkers hadden ze dan ook geen prioriteit. Dit gold niet voor geleerde drukkers als Aldus Manutius, die zelf proeven lazen of bekwame correctors inhuurden.
Klachten of verontschuldigingen ten aanzien van niet opgemerkte zetfouten gaan vaak vooraf aan lijstjes met errata, die in de zeventiende en achttiende eeuw in sommige boeken aan het eind werden afgedrukt, niet zelden vergezeld van de opmerking dat de oorzaak daarvan ligt in het niet aanwezig zijn van de auteur: ‘door af-wesen van den Autheur’, ‘through the absence of the Author’, ‘Auctore absente’, of varianten hiervan.Ga naar eind10 Een dergelijke mededeling kan stammen van de auteur of van de drukker - soms is het niet duidelijk van wie -, maar aangenomen mag worden dat de aangewezen fouten in de meeste gevallen van de auteur afkomstig zijn, en dit houdt in dat hij wel uitschietvellen kreeg toegestuurd. Wij weten dat sommige uitgevers/drukkers deze exemplaren van reeds afgedrukte vellen (ook ‘uithouders’ genoemd) naar hun auteurs stuurden. Dat was het
geval bij de zestiende-eeuwse Bazelse drukker Oporinus en de achttiende-eeuwse Haagse uitgever Marchand. De al genoemde Duitse drukker Täubel bepleitte het zenden van uitschietvellen (‘Aushängebogen’) aan auteurs die ver van de drukkerij woonden.Ga naar eind11 Wanneer deze errata de drukkerij te laat bereikten, konden ze niet (of maar ten dele of niet in alle exemplaren) worden afgedrukt.
• | 1617, Leiden: Pieter Christiaensz Bor, Den oorspronck, begin ende aenvanck der Nederlandtsche oorlogen (Leiden, G. Basson, 1617), eerste druk. De auteur, die niet in Leiden woonde, heeft geen drukproeven gezien, hetgeen in een aantekening bij de errata aan het eind van het boek is vermeld: ‘So daer eenige andere fauten zijn sal de verstandige leeser zelfs int lesen moghen verbeteren, also den aucteur niet by de hant en is geweest.’Ga naar eind12 |
• | 1632, Den Haag: Jacob Cats, Spiegel van den ouden ende nieuwen tijdt (Den Haag, I. Burghoorn, 1632), eerste druk. Cats had zijn domicilie in Dordrecht en was te ver van de drukkerij verwijderd om proeven te kunnen zien; de drukker liet op de laatste bladzijde afdrukken: ‘De mis-stellinge inden druck, door af-wesen van den Autheur, en andere ongelegentheden veroorsaeckt, gelieve de verstandige leser selfs te verbeteren.’ |
• | 1651, Londen: Thomas Hobbes, Leviathan (Londen, voor A. Crooke, 1651), eerste druk. De auteur, die in Parijs verbleef, kreeg bezoek van Clarendon, die meldde dat ‘he receiv'd every week a sheet to correct’; er is een erratalijst achter in het boek opgenomen. Ongetwijfeld gaat het hier om uitschietvellen.Ga naar eind13 |
• | 1696, Londen: Samuel Jeake (Sr), Arithmetick (Londen, J.R. & J.D., voor W. Kettily & R. Mount, 1696), eerste druk. Zoon Samuel Jr, die ‘through the distance of my habitation from London’ geen proeven kon lezen, verklaarde in een afgedrukte mededeling de vele errata: pas na het drukken maar voor de publicatie kon hij het resultaat vergelijken met het handschrift van zijn vader, zonder twijfel door middel van uitschietvellen.Ga naar eind14 |
• | 1755, Amsterdam: Jean-Jacques Rousseau, Discours sur l'origine et les fondements de l'inégalité (Amsterdam, M.M. Rey, 1755), eerste druk. De zich in Parijs bevindende auteur liet de proeven in Amsterdam corrigeren door Abbé Yvon en stelde zich tevreden met het ontvangen van uitschietvellen (‘bonnes feuilles’); hij stelde zijn uitgever voor bepaalde op die vellen waargenomen fouten met de pen in alle exemplaren te corrigeren óf cancels te laten maken; Rey zag op tegen het vele schrijfwerk (de oplage bedroeg 1500 exemplaren) en liet cancels maken. De correspondentie tussen auteur en uitgever stelt ons in staat dit alles tot in detail te volgen.Ga naar eind15 Later zou Rousseau van zijn Amsterdamse uitgever toezending van drukproeven eisen en krijgen. |
Een drukker in de eigen woonplaats
Wij hebben weinig gegevens over auteurs die een gewenste uitgever/drukker passeren en kiezen voor een drukker in hun woonplaats, uitsluitend om er zeker van te zijn dat ze toezicht op de productie kunnen uitoefenen, met name zelf proeven corrigeren.
• | 1707, Utrecht: Joan Goethals vertaalde op verzoek van de Amsterdamse uitgever/drukker Hendrik Wetstein enkele ongenoemde mystieke werkjes van Alethophilus (pseudoniem van Wolf von Metternich), maar hij stelde enkele eisen: ‘1. Dat het drukken alhier, te Utrecht, sal dienen te geschieden. 2. Dat ik selfs de correctie sal waarneemen, en dat de drucker gehouden sal sijn van yder blad, aan mij te leveren een proef en een revisie: en als in de revisie nog misstellingen zijn, ook een twede revisie.’ Goethals wil niet in Amsterdam laten drukken, maar in zijn woonplaats opdat hij toezicht kan houden op de productie van zijn werk. Hoewel Wetstein ogenschijnlijk genegen was de vertaler ter wille te zijn, zou het boek niet verschijnen.Ga naar eind16 |
• | 1796, Jena: Johann Gottlieb Fichte, Grundlage des Naturrechts (Jena & Leipzig, C.E. Gabler, 1796), eerste druk. De auteur stond vanaf 1794 in verbinding met de uitgeverij/drukkerij Cotta, die op dat moment in opkomst was. Het zou voor de hand liggen dat Fichte, die lid was van de redactie van een door Cotta uitgegeven tijdschrift, zijn boek bij Cotta zou willen uitgeven. Cotta's bedrijf was ge- |
vestigd in Tübingen, op grote afstand van Fichtes woonplaats Jena, en de auteur berichtte eind 1795 de uitgever dat hij hem dit boek niet kon aanbieden ‘weil er unter meinen Augen gedruckt werden muss’: het werk werd in zijn woonplaats gedrukt door C.E. Gabler, die in deze jaren verscheidene teksten van Fichte uitgaf. Later zou Cotta, die uitgroeide tot dé uitgever van de Duitse romantiek, wel enkele werken van Fichte drukken.Ga naar eind17 |
Een ander corrigeert de proeven
Wanneer een auteur toezicht op de productie wilde uitoefenen, terwijl hij zich ver van de plaats bevond waar zijn werk werd gedrukt, kon hij een vriend, een collega of een derde persoon (een student bijvoorbeeld) vragen de correctie van proeven waar te nemen; in sommige gevallen kreeg de auteur dan wel uitschietvellen toegestuurd. Augustinus Steuchus woonde in Reggio Emilia en liet in 1529 zijn editie van het Oude Testament in Venetië drukken. Erasmus wees hem er in een brief uit 1531 op dat deze druk een heel groot aantal zetfouten bevat. De grote humanist vervolgde zijn brief aan de jonge theoloog met: ‘Je ziet dus dat je niet op het werk van de zetters kunt vertrouwen. Als je het onmogelijk is zelf op de drukkerij te zijn, dan moet je deze taak [het proeflezen] opdragen aan iemand die jouw rol nauwgezet kan en wil vervullen.’Ga naar eind18 Twee eeuwen later, in 1711, boden enkele beroepscorrectors hun diensten aan in een advertentie in een te Londen verschijnend tijdschrift: ‘If any author that is absent desires to have the press accurately corrected according to his copy [...], let the printer leave the sheets at [volgen enkele adressen van Londense boekverkopers], and it shall be done with all possible care and despatch by a person well read in Arts and Languages.’Ga naar eind19
• | 1517, Parijs: Galenus, De sanitate tuenda. Vert. Thomas Linacre (Parijs, G. Le Rouge, 1517), eerste druk van deze Latijnse vertaling. Uit een brief van Thomas More aan Erasmus weten we een en ander over deze vertaling van het medisch werk van Galenus. Vertaler Thomas Linacre stuurde niet alleen de kopij van zijn vertaling aan de Parijse drukker Le Rouge, maar regelde ook dat zijn vriend, de Engelse humanist Thomas Lupset, daar in zijn plaats de proeven zou lezen. Lupset trad ook op als plaatsvervanger van More voor de controle op de tweede druk van diens Utopia (Parijs, G. de Gourmont, ca. 1517).Ga naar eind20 Ook de jonge Calvijn las in 1531 in Parijs proeven voor een werk van zijn in Orléans verblijvende vriend Nicolas Duchemin.Ga naar eind21 |
• | 1543, Bazel: Nicolaus Copernicus, De revolutionibus orbium coelestium (Bazel, J. Petreius, 1543), eerste druk. Een bekend voorbeeld is deze mijlpaal in de wetenschapsgeschiedenis. De auteur die in Frauenburg(Polen) verbleef, werd in de Bazelse drukkerij vervangen door Andreas Osiander; Copernicus kreeg geen proeven, maar hem werden wel uitschietvellen toegestuurd; op een deel daarvan kon hij nog voor zijn dood correcties aanbrengen, die in een aantal exemplaren konden worden afgedrukt.Ga naar eind22 |
• | 1641, Parijs: René Descartes, Meditationes. Ed. M. Mersenne (Parijs, M. Soly, 1641), eerste druk. Descartes wilde aanvankelijk zelf de proeven van dit werk corrigeren, wat inhield dat het in zijn verblijfplaats Leiden gedrukt zou moeten worden, net als met zijn Discours de la methode gebeurd was (Leiden, J. Maire, 1637). Later veranderde de auteur van mening en vroeg zijn Parijse collega Marin Mersenne toe te zien op de daar door Soly geproduceerde druk. Mersenne las proeven, liet een aantal perscorrecties uitvoeren, waarna Descartes uit- |
schietvellen kreeg toegezonden. De auteur stelde voor een aantal door hem hierop aangewezen fouten door middel van correcties met de pen uit te voeren, maar deze kostbare weg werd niet gekozen; wel is een lijst met errata toegevoegd en zijn er enkele cancels aangebracht.Ga naar eind23 | |
1645, Amsterdam: Constantijn Huygens, Heylighe daghen (Amsterdam, J. Blaeu, 1645), eerste druk. Om te voorkomen dat er proeven naar Den Haag moesten worden gestuurd, naar Huygens, die een grote bemoeienis met het drukproces van zijn werken had getoond, namen Caspar van Baerle en P.C. Hooft, beiden wonende in de omgeving van de Amsterdamse drukkerij van Blaeu, de taak van het lezen van de proeven van dit werkje op zich.Ga naar eind24 | |
1692, Amsterdam: Diogenes Laertius, De vitis [...] philosophorum. Ed. Gilles Ménage & M. Meibomius (Amsterdam, H. Wetstein 1692), tweede druk. De in Parijs wonende classicus Gilles Ménage vond voor een in Amsterdam gedrukte herdruk van zijn Diogenes Laertius-editie de zich in die stad bevindende collega Marcus Meibomius bereid het werk te editeren en de proeven te lezen. Ménage kreeg wel uitschietvellen toegestuurd. Enkele jaren daarvoor was Wetstein wel bereid aan Ménage drukproeven te doen toekomen, maar dit betrof de achtste druk van een boek van een minder grote omvang: Poëmata (Amsterdam, H. Wetstein, 1687).Ga naar eind25 |
De auteur reist af
Een auteur kon zich losmaken van zijn functie of van andere verplichtingen en naar de drukkerij reizen om daar gedurende het productieproces voortdurend aanwezig te zijn. Soms was hij gast van de uitgever/drukker en logeerde in diens huis. Afhankelijk van de omvang en de oplage van het betreffende werk kon een dergelijk verblijf maanden in beslag nemen. Niet veel auteurs, maar ook niet veel uitgevers/drukkers hadden daar lust toe. Hét voorbeeld is Erasmus, die zich zijn hele leven lang ergerde aan fouten ontstaan door de transmissie van teksten door kopiisten en zetters. Hij zorgde er in het bijzonder bij belangrijk werk voor langdurig aanwezig te zijn in de stad waar het werk ter perse werd gelegd; bovendien liet hij zijn werken bij voorkeur drukken door geleerde drukkers en hij omringde zich met kundige assistenten. Zo keek hij de zetters van de Venetiaanse drukker Aldus Manutius gedurende acht maanden op de vingers, toen deze in 1508 een herdruk uitbracht van de Adagia, en verbleef hij in 1515-1516 lange tijd in Bazel bij de drukker Johann Froben om de productie van zijn beroemd geworden uitgave van het Nieuwe Testament te begeleiden.Ga naar eind26 Hij hechtte zoveel waarde aan het zelf lezen van drukproeven, dat hij in 1519 ten behoeve van de Engelse, in Leuven studerende theoloog Edward Lee arrangeerde dat diens boek door Dirk Martens in dezelfde plaats zou worden gedrukt, ‘zodat Lee zelf kon toezien op de correctie’.Ga naar eind27 Opvallend is dat in het Plantijnse huis, centrum van productie van wetenschappelijke teksten, auteurs maar zelden konden toezien op het zetten en drukken van hun werk; het huis beschikte echter over een keur van correctors.Ga naar eind28
• | 1543, Bazel: Andreas Vesalius, De humani corporis fabrica (Bazel, J. Oporinus, 1543), eerste druk. Een bekend voorbeeld is dit hoogtepunt uit de geschiedenis van de anatomie. Vesalius was medisch hoogleraar in Padua, maar liet zijn hoofdwerk niet in Venetië drukken. Hij koos voor Bazel, toen het centrum van wetenschappelijke boekproductie ten noorden van de Alpen, waar de drukkerij van de geleerde arts Oporinus was gevestigd. Nadat hij vanuit Padua kopij en illustraties (gegraveerde houtblokken) naar Bazel had gestuurd en in een brief aan zijn drukker zijn instructies voor het zetten had gegeven, verliet hij zijn positie aan de universiteit om gedurende zes maanden - van december 1542 tot juni 1543 - zelf de proeven van het omvangrijke werk te corrigeren. Het boek bracht hem roem en hij werd spoedig benoemd tot lijfarts van keizer Karel v.Ga naar eind29 |
• | 1547, Parijs: Jacques Peletier, Les oeuvres poétiques (Parijs, M. Vascosan, 1547), eerste druk. De letterkundige Peletier, wonende in Le Mans, logeerde in 1547 bij de Parijse uitgever/drukker Vascosan om de proeven van zijn gedichten te kunnen corrigeren.Ga naar eind30 |
• | 1671, Londen: Henry More, Enchiridion metaphysicum (Londen, E. Flesher voor [Cambridge], W. Morden, 1771), eerste druk. Evenals de auteur, de pla- |
tonistische filosoof Henry More, had de uitgever zijn domicilie in Cambridge. De drukker echter had zijn bedrijf in Londen, en toen diens corrector door ziekte was geveld, vertrok More naar Londen om zeker te zijn van een goede voortgang van de productie van zijn werk.Ga naar eind31 |
De auteur krijgt proeven thuisgestuurd
Het toesturen van proeven aan auteurs die zich op grote afstand van de drukkerij bevonden was tijdrovend en kostbaar. Het heen en weer sturen via postdiensten of koeriers vertraagde de voortgang van de productie; de tijd tussen zetten en drukken werd immers langer, en daar het lettermateriaal grotendeels was gebruikt in de drukvormen waarvan de proeven onderweg waren, dreigde een ‘ledig staan’ van het personeel. Daar kwam bij dat de portokosten hoog waren. Patroons van uitgeverijen en drukkerijen waren dan ook terughoudend met het verzenden van drukproeven.
Het heen en weer sturen van proeven doet zich pas laat voor. Waar het binnenlandse zendingen over korte afstanden betreft, zien we het in de zeventiende eeuw, zij het zelden; internationale zendingen komen we pas in de achttiende eeuw tegen.Ga naar eind32 Twee drukkershandboeken uit de tweede helft van de achttiende eeuw suggereren dat het gebruikelijk was dat de auteur proeven kreeg toegezonden. In 1755 meldt de Engelse drukker John Smith: ‘The First Proof being corrected, a Perfect sheet is pulled clean, to be sent to the Author, or to the person by him authorized’, maar de zetters doen dit met tegenzin omdat ze niet weten wanneer en hoe (met hoeveel correcties) die proef terugkomt. Deze passage is echter onduidelijk, omdat niet wordt aangegeven of de auteur of diens plaatsvervanger zich in de buurt van de drukkerij bevindt of op grote afstand. De Franse drukker Bertrand-Quinquet noteert in 1799 dat het tot de taken van leerjongens (‘apprentis’) hoort: ‘porter et rapporter les épreuves’; deze mededeling bezit niet de onduidelijkheid die we bij Smith zagen: hier gaat het om bezorgen van de proeven op korte afstand.Ga naar eind33
De late opkomst en verbreiding van deze wijze van het corrigeren van proeven kan te maken hebben met een meer rationele bedrijfsvoering van de drukkerijen, waardoor men auteurs juist niet in het bedrijf wil zien,Ga naar eind34 maar het ligt meer voor de hand te wijzen op de rol van de verbeterde postverbindingen, vooral de internationale, in de tweede helft van de zeventiende en in de achttiende eeuw.Ga naar eind35 Bovendien konden de grote, vermogende uitgevers uit de achttiende eeuw zich de extra kosten veroorloven.
Opgemerkt moet worden, dat als er proeven werden verzonden de kopij in de drukkerij bleef, al beschikten auteurs soms wel over een vroegere versie van de tekst of over een afschrift van de ingezonden kopij; versies die niet altijd identiek aan die in de kopij waren. We zien dan ook af en toe verzoeken van auteurs aan hun uitgevers/drukkers een en ander op de kopij te controleren. Het sturen van revisies, die net als drukproeven vertragingen konden veroorzaken, kwam bijna nooit voor.
• | 1605, Antwerpen: Justus Lipsius, Lovanium (Antwerpen, Officina Plantiniana, J. Moretus, 1605), eerste druk. Werd in het Plantijnse huis de correctie bijna altijd intern verzorgd, voor huisvriend Justus Lipsius werd een uitzondering gemaakt. Toen deze in Leuven verbleef werden hem per koerier proeven van zijn boek over de geschiedenis van Leuven gestuurd. Wel werd hem er eens op gewezen dat hij deze eerder had moeten terugsturen, ‘opdat onze medewerkers [zetters en drukkers] niet hadden hoeven te wachten; [...] ze hebben wat anders tussendoor kunnen nemen, om niet met hun duimen te zitten draaien’ (brief van B. Moretus uit 1605). Nadat de vellen waren afgedrukt kreeg de auteur ook nog uitschietvellen.Ga naar eind36 |
• | 1642, Amsterdam: René Descartes, Meditationes (Amsterdam, L. Elsevier, 1642), tweede druk. Het tweede deel van deze herdruk werd gedrukt door de Amsterdammer Elsevier, die de auteur, verblijvende in Leiden, proeven (‘espreuves’) stuurde.Ga naar eind37 |
• | 1688, Parijs: Charles De Fresne Du Cange, Glossarium ad scriptores mediae et infimae graecitatis (Parijs, J. Anisson, 1688), eerste druk. Uit bewaarde correspondentie weten we dat de Parijse drukker Jean Anisson voor de kostbare druk van het Griekse woordenboek van Du Cange een corrector inscha- |
kelde, opdat - zoals hij schreef - tijdverlies door het wachten op de terugzending van de drukproeven voorkomen zou worden. De corrector las eerst in Parijs de proeven, waarna een tweede proef naar de in Lyon verblijvende auteur werd gezonden; een postzending van Parijs naar Lyon duurde zes dagen. Om de hoge portokosten te bestrijden werd het gewicht verminderd door de proeven op dun, aan de randen afgesneden papier te drukken. Du Cange werd verzocht deze proeven (‘épreuves’) onmiddellijk na het lezen te retourneren, opdat de drukkers ze konden afdrukken. Anisson probeerde nog - zonder succes - de auteur over te halen in Parijs te komen corrigeren, bood hem onderdak, een knecht en een koets aan. Du Cange ontving bovendien uitschietvellen (‘feuilles’) om nog laatste correcties aan te tekenen.Ga naar eind38 | |
1720, Amsterdam: Recueil de diverses pièces. Ed. Pierre Des Maizeaux (Amsterdam, H. Du Sauzet, 1720), eerste druk. De samensteller van deze bundel bijdragen van onder anderen Leibniz en Newton, Pierre Des Maizeaux, kreeg in Londen proeven van de Amsterdamse uitgever Du Sauzet, die hem verzocht deze zo snel mogelijk terug te zenden ‘opdat de drukker - die zijn letters nodig heeft [voor de volgende vellen] - dit vel kan afdrukken’. Het productieproces verliep echter traag en de drukker weigerde nog verdere proeven (‘épreuves’) ter beschikking te stellen. Newton kreeg uitschietvellen (‘feuilles’) van de tekst van zijn bijdrage aan het boek, en eiste zodanige veranderingen dat de bewuste vellen opnieuw moesten worden gezet en gedrukt, overigens op zijn kosten.Ga naar eind39 | |
1761, Amsterdam: Jean-Jacques Rousseau, Julie, ou la Nouvelle Héloïse (Amsterdam, M.M. Rey, 1761), eerste druk. Dankzij de bewaarde correspondentie tussen auteur en uitgever kunnen wij de productie van de eerste druk van Rousseaus roman Julie tot in detail volgen. Hieronder is dankbaar gebruikgemaakt van de studie in de voorbeeldige bibliografie van McEachern.Ga naar eind40 In 1759 al stuurde Rousseau aan zijn Amsterdamse uitgever een lijstje met eisen betreffende formaat, letter en papier; hij weigerde naar Amsterdam te komen om proeven te lezen: ‘u zult me de drukproeven zenden aan de adressen die ik u zal opgeven, en u zult met het laten drukken van de vellen wachten totdat ik u de drukproeven gecorrigeerd heb teruggezonden, wat ik stipt per kerende post zal doen’. Hoewel deze eis tijd en geld zou kosten, wilde Rey, die overigens geen eigen drukkerij had, zijn auteur ter wille zijn. Rousseau kreeg zelfs proefdrukken om formaat, letter en papier te kunnen beoordelen. En natuurlijk verzocht de auteur ook om uitschietvellen om door middel van cancels en errata zijn laatste correcties te laten uitvoeren. Maar de auteur kreeg geen revisies te zien; deze werden door Rey zelf gecorrigeerd, waarna hij
onmiddellijk liet drukken en vervolgens de uitschietvellen liet versturen.
Rousseau verbleef in Montmorency, dertien kilometer ten noorden van Parijs. Het heen en weer sturen van drukproeven duurde gemiddeld twee weken. Om de kosten te drukken stond Malesherbes, de toezichthouder op de Franse uitgevers- en boekhandelswereld, toe dat zijn kantooradres als postadres gebruikt werd, waardoor Rey's hoge portokosten vervielen. Wij weten dat Malesherbes, hoewel omgeven door strikte wettelijke bepalingen, een liberale houding ten opzichte van zowel auteurs als uitgevers toonde. Herhaaldelijk werd Rousseau gemaand de proeven snel te retourneren: ‘er is niet genoeg lettermateriaal om meer dan zes vellen te zetten’; ‘als u een postdienst overslaat, verliezen we drie, zelfs vier dagen [...] men moet noodzakelijkerwijs drukken om te kunnen distribueren [de letters uit de drukvormen halen en terug leggen in de letterkasten] en verder te kunnen werken [namelijk: zetten]’; ‘de drukkers wachten al sinds vrijdag de 13e’; ‘wij hebben bijna geen lettermateriaal meer’. Wanneer een proef in de post wegraakte moest de uitgever een duplicaat sturen en stond de drukkerij een week stil. Steeds wordt er in de correspondentie zorgvuldig onderscheid gemaakt tussen ‘épreuve’ (‘drukproef’, bij McEachern: ‘proof’) en ‘bonne feuille’ of ‘feuille’ (‘uitschietvel’, bij McEachern: ‘finished sheet’). |
1774, Rotterdam: Gualtherie van Doeveren, ‘Verhandeling over de nieuwe manier van 't doorsteken der Blaas’, in: Verhandelingen van het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelyke Wysbegeerte te Rotterdam. Dl. 1, p. 547-574 (Rotterdam, R. Arrenberg, 1774), eerste druk. De Rotterdamse drukker Reinier Arrenberg drukte de Verhandelingen voor de non-profitorganisatie het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelyke Wysbegeerte; kennelijk stelde het Genootschap hem in staat de auteurs van de bijdragen aan dit jaarboek proeven te sturen. In juni 1774 schreef Arrenberg aan de in Leiden wonende Van Doeveren: ‘Zie hier de laatste proef van Uwe verhandeling, benevens de gecorrigeerde plaat [...]. Het een en ander zoo spoedig terug verwagtende als Uwe bezigheden zullen gedogen.’Ga naar eind41 | |
1810, Wenen: Christian Gottlob Täubel, Neues theoretisch-practisches Lehrbuch der Buchdruckerkunst (Wenen, A. Pichler voor J.G. Binz, 1810), eerste druk. De auteur van dit Lehrbuch der Buchdruckerkunst was een (overigens weinig succesvol) Weense drukker en auteur van enkele drukkershandboeken, waaronder een hiervoor genoemde correctiehandleiding. In het voorwoord van zijn drukkershandboek verontschuldigde Täubel zich voor de zetfouten: niet alleen kon hij niet optreden als uitgever of drukker, maar hij kon ook niet intensief toezien op het drukproces omdat zijn woning ver van de drukkerij van Pichler gelegen was. Hij kreeg wel drukproeven toegestuurd, maar hij kon niet controleren of zijn correcties waren doorgevoerd. Dat laatste houdt in dat hij geen revisies of uitschietvellen toegestuurd kreeg.Ga naar eind42 | |
1843, Leipzig: Arthur Schopenhauer, Die Welt als Wille und Vorstellung (Leipzig, F.A. Brockhaus, 1843), tweede druk. De in Frankfurt wonende Schopenhauer had bij zijn uitgever Brockhaus bedongen dat hij uit Leipzig proeven toegezonden kreeg: ‘U belooft mij dat u elk vel voor een laatste correctie naar hier stuurt, met het deel van het handschrift dat daarop is afgedrukt, en met het drukken te wachten tot mijn correctie bij u terug is. Hieraan hecht ik boven alles.’ Hij beloofde van zijn kant zijn correcties binnen twaalf uur te lezen, terwijl de snelpost tussen beide steden veertig uur kostte, zodat de correcties binnen vier dagen terug konden zijn.Ga naar eind43 | |
• | 1874-1875, Amsterdam: een voorbeeld van een auteur die begrijpt in welke situatie de uitgever verkeert als deze bereid is om over grote afstand proeven te versturen. G.L. Funke, vanaf 1871 Multatuli's vaste uitgever, liet zijn in Duitsland wonende auteur steeds zowel proeven als revisies bezorgen, hetgeen door de schrijver zeer werd gewaardeerd. Maar hij besefte dat een verzoek voor een tweede revisie in deze omstandigheden van ondankbaarheid zou getuigen: ‘Als ik in Amstm woonde, zou ik altyd nog-eens revisie vragen’, schrijft hij in een brief uit 1874. En een jaar later bood hij zijn uitgever aan de door het vertraagd terugsturen van zijn correcties geleden schade te vergoeden.Ga naar eind44 |
Uit de zestiende eeuw zijn geen voorbeelden van het heen en weer zenden van drukproeven bekend, uit de zeventiende eeuw betreft het zendingen over korte afstanden en binnen landsgrenzen, uit de achttiende en negentiende eeuw ook over grote afstanden en de landsgrenzen overschrijdend. Dat laatste hangt ongetwijfeld samen met de verbeterde postverbindingen.
- eind1
- Zie o.m. Philip Gaskell, A new introduction to bibliography. Repr. with corr. Oxford 1974 (div. herdr.), p. 163, 116-117, 38.
- eind2
- David Wardenaar, Beschrijving der boekdrukkunst (1801), in: Frans A. Janssen, Zetten en drukken in de achttiende eeuw. 2e dr. met corr. Haarlem 1986, p. 165: Wardenaar beklaagt zich over het traag inleveren van gecorrigeerde proeven, ‘waer door den Armen Werkman, dan al eens moet ledig staan’.
- eind3
- Zie Frans A. Janssen, Technique and design in the history of printing, 't Goy-Houten 2004, p. 159. Pas rond het jaar 1800 werd stereotypie met enige regelmaat aangewend.
- eind4
- Percy Simpson, Proof-reading in the sixteenth, seventeenth and eighteenth centuries, Oxford 1935 (herdr. met een kritisch voorwoord van Harry Carter: Oxford 1970).
- eind5
- Hornschuch's Orthotypographia 1609. Ed. & transl. P. Gaskell & P. Bradford, Cambridge 1972; Hieronymus Hornschuch, Orthotypographia. Lateinisch/Deutsch, 1608 Leipzig 1634. Nachdr., ed. M. Boghardt et al., Pinneberg 1983; Gérôme Hornschuch, Orthotypographia. Trad. S. Baddeley, ed. J.-F. Gilmont, Paris 1997.
- eind6
- Christian Gottlob Täubel, Orthotypographisches Handbuch, Halle en Leipzig 1785. Nachdr., ed. M. Boghardt et al., Pinneberg 1984, p. 1.
- eind7
- Zie over dit alles o.m.: Gaskell, op. cit. (noot 1), p. 110-116 (vgl. de kritische recensie van Fredson Bowers in Papers of the Bibliographical society of America 67 (1973), p. 116-118); D.F. McKenzie, ‘Printers of the mind’, Studies in bibliography 22 (1969), p. 44-49; W. Gs Hellinga, Kopij en druk in de Nederlanden, Amsterdam 1962, p. 141-151.
- eind8
- Zie o.m.: Jeanne Veyrin-Forrer, ‘Fabriquer un livre au xvie siècle’, in: H.-J. Martin & R. Chartier (eds.), Histoire de l'édition française. T. 1, Paris 1982, p. 291-292 (ook in idem, La lettre et le texte, Paris 1987, p. 293-298); Martin Boghardt, Archäologie des gedruckten Buches. Ed. P. Needham, Wiesbaden 2008, p. 230; Martin Steinmann, Johannes Oporinus, Basel-Stuttgart 1967, p. 47-48.
- eind9
- Desiderius Erasmus, Gedachten over goede en slechte boekdrukkers. Vert. en toegel. C. Reedijk, Rotterdam 1986, p. 16 (= Adagia 1001: zie The ‘Adages’ of Erasmus. Ed. M. Mann Phillips, Cambridge 1964, p. 181). Vgl. Simpson (zie n. 4), p. 113-122 en de hierboven vermelde opmerking van Täubel uit 1785.
- eind10
- Zie: Simpson, op. cit. (noot 4), p. 7-16, 34-35, 36, 42-43, 125, 140; James Binns, ‘stc Latin books: evidence for printing-house practice’, The Library 5th S., 32 (1977), p. 1-27; idem, ‘stc Latin books: further evidence for printing-house practice’, The Library 6th S., 1 (1979), p. 351-352; Ann Blair, ‘Errata lists and the reader as corrector’, in: Agent of change. Print culture studies after Elizabeth L. Eisenstein. Ed. S.A. Baron et al., Amherst-Boston 2007, p. 28-35; H.S. Bennet, English books & readers 1558 to 1603, Cambridge 1965, p. 261-262; Leon Voet, The Golden Compasses, vol. 2, Amsterdam 1972, p. 301, noot 5; B. Kruitwagen, ‘Het zetfoutenduiveltje’, idem, in: Uit de typografische kruidentuin. Een bundel grafisch allerlei, 's-Gravenhage 1962, p. 92-93, 96.
- eind11
- Steinmann, op. cit. (noot 8), p. 48; Chr. M.G. Berkvens-Stevelinck, ‘Prosper Marchand, “trait d'union” entre auteur et éditeur’, De gulden passer 56 (1978), p. 78-79; Täubel, op. cit. (noot 6), p. 283.
- eind12
- Th.S.J.G. Bögels, Govert Basson. Printer, bookseller, publisher, Leiden 1612-1630, Nieuwkoop 1992, p. 114, noot 27.
- eind13
- Hugh Macdonald & Mary Hargreaves, Thomas Hobbes. A bibliography, London 1952, p. 30.
- eind14
- David McKitterick, Print, manuscript and the search for order, 1450-1830, Cambridge 2003, p. 132.
- eind15
- Raymond Birn, ‘A certain place for memory: Rousseau, Les confessions and the first edition of the Discours sur l'origine de l'inégalité’, in: Le livre et l'historien. Etudes offertes en l'honneur du professeur Henri-Jean Martin. Ed. F. Barbier et al., Genève 1997, p. 562-568.
- eind16
- M.M. Kleerkooper & W.P. van Stockum, De boekhandel te Amsterdam voornamelijk in de 17e eeuw, 's-Gravenhage 1914, p. 915-924. Vgl. I.H. van Eeghen, De Amsterdamse boekhandel 1680-1725. Dl. 4 (Amsterdam 1967, p. 173, die de wens van Goethals niet herkende en ten onrechte aannam dat Wetstein in 1707 geen eigen drukkerij meer had. Voor de oplossing van het pseudoniem dank ik Frank van Lamoen.
- eind17
- Der deutsche Buchhandel in Urkunden und Quellen. Ed. H. Widmann. Bd. 2, Hamburg 1965, p. 126.
- eind18
- Karine Crousaz, Erasme et le pouvoir de l'imprimerie, Lausanne 2005, p. 42; La correspondance d'Erasme. T. 9. Ed. B. Beaulieu & H. Vannerom, Brussel 1980, Ep. 2465, p. 289, vgl. p. 399.
- eind19
- Simpson, op. cit. (noot 4), p. 113.
- eind20
- H.S. Bennet, English books & readers 1475 to 1557, Cambridge 1952, p. 217; De correspondentie van Desiderius Erasmus. Vert. M.J. Steens. Dl. 4, Rotterdam 2006, Ep. 502, p. 145; Correspondence of Erasmus. Transl. R.A.B. Mynors & D.F. Thomson, ann. James K. McConica = Collected works of Erasmus. Vol. 4, Toronto etc. 1977, p. 171; La correspondance d'Erasme. Trad. M.A. Nauwelaerts. T. 2, Brussel 1974, p. 544.
- eind21
- Jean-François Gilmont, Jean Calvin et le livre imprimé, Genève 1997, p. 238, 280, 288, 385.
- eind22
- Owen Gingerich, Het boek dat niemand las. In de voetsporen van Nicolaus Copernicus, Amsterdam 2004, p. 47-48, 181, 184, die ten onrechte meent dat Copernicus vanuit Bazel drukproeven werden gestuurd; vgl. Frans A. Janssen, Goud en koper in de boekenwereld, Amsterdam 2008, p. 101-108.
- eind23
- Henri-Jean Martin, Mise en page et mise en texte du livre français. La naissance du livre moderne (XIVe-XVIIe siècles), Paris 2000, p. 324-326; Matthijs van Otegem, A bibliography of the works of Descartes (1637-1704), Utrecht 2002, p. 151-173.
- eind24
- C. Huygens, Avondmaalsgedichten en Heilige dagen. Ed. F.L. Zwaan, Zwolle 1968, p. 16-21; idem, Heilighe daghen. Ed. L. Strengholt, Amsterdam 1974, p. 5-6; zowel Zwaan als Strengholt lezen de drukkersterm ‘exemplar’ (= kopij) als ‘drukproef’. Ook andere historici interpreteren deze term ten onrechte als ‘drukproef’: zie bijvoorbeeld R. Breugelmans, ‘Maire's editions of Grotius's De veritate religionis christianae from 1627 to 1640’, in: Quaerendo 22 (1992), p. 192 (Hugo de Groot kreeg in zijn verblijfplaats Parijs geen ‘proofs’ vanuit Leiden opgestuurd; in zijn brief staat ‘exemplar’: zie Hugo Grotius, Briefwisseling. Dl. 4. Ed. B.L. Meulenbroek, 's -Gravenhage 1964, Ep. 1386, p. 38-39).
- eind25
- Richard G. Maber, Publishing in the Republic of letters. The Ménage-Graevius-Wetstein correspondence 1679-1692, Amsterdam-New York 2005, p. 10, 15, 18-19, 26, 48-49, 64-65, 68-70, 76, 89-95, 98-99, 110-111, 125, 129; Maber leest ‘feuilles’ (= uitschietvellen) ten onrechte als ‘drukproeven’, maar wanneer die bedoeld zijn, staat er in de correspondentie het juiste ‘épreuves’.
- eind26
- P.S. Allen, ‘Erasmus' relations with his printers’, in: idem, Erasmus, Oxford 1934, p. 109-37; Crousaz, op. cit. (noot 18), p. 19-30, 41-44.
- eind27
- De correspondentie van Desiderius Erasmus. Vert. István Bejczy & John Piolon. Dl. 7, Rotterdam 2010, Ep. 1053, p. 164; The correspondence of Erasmus. Transl. R.A.B. Mynors, ann. Peter G. Bietenholz = Collected works of Erasmus. Vol. 7 Toronto etc. 1987, p. 152; La corresponance d'Erasme. T. 4. Trad. M.A. Nauwelaerts, Bruxelles 1970, p. 156.
- eind28
- Leon Voet, ‘Plantin et ses auteurs’, in: Trasmissione dei testi a stampa nel periodo moderno. Ed. G. Crapulli, Roma 1985, p. 76.
- eind29
- Janssen, op. cit. (noot 22), p. 112-124; de meeste historici hebben de drukkersterm ‘exemplar’ (= kopij) in de in het boek afgedrukte brief van de auteur aan zijn drukker gelezen als ‘drukproef’ en aldus een onjuiste voorstelling van het productieproces gegeven, bijv. C.D. O'Malley, Andreas Vesalius of Brussels 1514-1564, Berkeley etc. 1964, p. 324, vgl. 131, 133.
- eind30
- Veyrin-Forrer, op. cit. (noot 8), resp. p. 291 en 293.
- eind31
- Simpson, op. cit. (noot 4), p. 140.
- eind32
- Veyrin-Forrer, op. cit. (noot 30); Fredson Bowers, ‘Greg's “Rationale of copy-text” revisited’, Studies in bibliography 31 (1978), p. 111.
- eind33
- Resp. John Smith, The printer's grammar, London 1755; repr. 1965, p. 280 (vgl. Simpson, op. cit. (noot 4), p. 44); L.-J.-F. Bertrand-Quinquet, Traité de l'imprimerie, Paris 1799, p. 279, vgl. p. 110, 116.
- eind34
- Zo Simpson, op. cit. (noot 4), p. 42-43.
- eind35
- Maarten Schneider & Joan Hemels, De Nederlandse krant 1618-1978. 4e geh. herz. en uitgebr. dr., Baarn 1979, p. 18-20; Eugène Vaillé, Histoire des postes françaises jusqu'à la Révolution, Paris 1946.
- eind36
- Dirk Sacré & Jeanine De Landtsheer, ‘Schrijvers, drukkers, en 16hun deadlines’, De gulden passer 83 (2005), p. 164-6. Enkele andere voorbeelden van proeven die Lipsius in Leuven ontving in: J. De Landtsheer, ‘Justus Lipsius en zijn relatie met Johannes i Moretus’, in: Justus Lipsius (1547-1606) en het Plantijnse huis. Ed. F. De Nave, Antwerpen 1997, p. 95-97, 100-102.
- eind37
- Van Otegem, op. cit. (noot 23), p. 179-181.
- eind38
- Geneviève Willemetz, Jean Anisson 1642-1721, Parijs 2004, p. 23-32, Le glossaire grec de Du Cange. Lettres d'Anisson à Du Cange. Ed. H. Omont, Parijs 1892, p. 2, 6-7, 22, 32.
- eind39
- Edwin van Meerkerk, Achter de schermen van het boekbedrijf. Henri Du Sauzet (1687-1754) in de wereld van de uitgeverij en boekhandel in de Republiek, Amsterdam-Utrecht 2001, p. 198-205, 221, 407.
- eind40
- Jo-Ann E. McEachern, Bibliography of the writings of Jean Jacques Rousseau to 1800. Vol. 1: Julie, ou la Nouvelle Héloïse, Oxford 1993, p. 15-91; voor een kort overzicht zie Raymond Birn, ‘Rousseau and literary property’, Leipziger Jahrbuch 3 (1993), p. 21-6; zie ook David Peeperkorn, Jean-Jacques Rousseau en zijn uitgever Marc-Michel Rey, Zutphen 2009, p. 37-38, 57-83. Met betrekking tot Rousseaus Emile (eerste druk 1762) zou een vergelijkbaar verhaal gehouden kunnen worden: zie McEachern, vol. 2: Emile. ou de l'éducation, Oxford 1989, p. 15-61.
- eind41
- Brievenbundel uba otm hs. iv a 92 bg.
- eind42
- Christian Gottlob Täubel, Neues theoretisch-praktisches Lehrbuch der Buchdruckerkunst, Wenen 1810. Nachdr., ed. M. Boghardt et al., Pinneberg 1984, ‘Vorwort’, noot 25 en ‘Vorerinnerung’.
- eind43
- Wenn Sie ein Herz für mich und mein Geisteskind haben. Dichterbriefe zur Buchgestaltung. Ed. H. Sarkowski, Frankfurt/M 1965, p. 47-50; Arthur Schopenhauer, Der Briefwechsel. Ed. Carl Gebhardt. Bd. 1, München 1929 = idem Sämtliche Werke. Ed. Paul Deussen. Bd. 14, p. 543-544.
- eind44
- Multatuli, Volledige werken. Dl. 17, Amsterdam 1986, p. 90 en 745.