Historicus Huizinga miste ‘speciale ervaring’
Nederlands beroemdste historicus Johan Huizinga solliciteerde in 1904 tevergeefs naar de functie van conservator van de afdeling Handschriften van de Koninklijke Bibliotheek. Huizinga's kandidatuur werd niet aanvaard door bibliothecaris Willem Byvanck. Dat onthulde Jo Tollebeek in de lezing die hij op 24 maart jl. als fellow van de kb uitsprak.
In zijn beoordeling van de kandidaturen toonde Byvanck grote waardering voor Huizinga, die op dat moment behalve leraar ook privaatdocent in de oudheiden letterkunde van Voor-Indië aan de Universiteit van Amsterdam was. Maar het ontbrak hem aan de nodige deskundigheid, aldus Byvanck: ‘Dr. J. Huizinga, leeraar aan de H.B.S. te Haarlem, mag zeker om zyn, door allen erkende, uitstekende gaven, zyn uitgebreide taal- en geschiedkennis, zyn liefde voor kunst en ook om zyn persoonlykheid, aan het hoofd van alle voorgaanden [= voorgaande kandidaten] gesteld worden; maar ook hy mist de speciale ervaring.’
Huizinga zou in 1905 tot hoogleraar geschiedenis aan de Groningse universiteit worden benoemd. Nog eens veertien jaar later verscheen zijn Herfsttij der Middeleeuwen. Met Byvanck bleef de relatie overigens goed: Huizinga vond hem ‘een curieus mensch’.
De Belgische cultuurhistoricus Jo Tollebeek deed in de kb onderzoek naar de ‘mannen van karakter’ die aan het eind van de negentiende eeuw de moderne geesteswetenschappen vormgaven. De omvangrijke collectie moderne handschriften van de kb vormde de belangrijkste bron voor zijn onderzoek.