geven. Dat werkt vervreemdend. Rölings manier van verwijzen naar de klassieke oudheid en de renaissance roept dezelfde vervreemding op, omdat hij oude beelden los van hun oorspronkelijke metaforische betekenis en samenhang schildert. Die verliezen daardoor hun traditionele zeggingskracht en stellen de kijker voor een raadsel. ‘Postmodern’ noemt Jos van Groeningen dit in het boek dat hij in 2005 over zijn huis schreef.
Op de schouw heeft Röling een wandschildering gemaakt die verwijst naar een wandschildering van de Venetiaanse genreschilder Giovanni Domenico Tiepolo (1727-1804) in de villa in Zianigo die hij omstreeks 1757 kocht. Het tafereel heeft geen enkele relatie met de andere schilderingen op de wanden. Het toont een besloten klassieke Italiaanse tuin met poortjes en bouwsels die aan tempels doen denken. Op de voorgrond zit een konijn en dansen figuren, rechts loopt Pinocchio het beeld in en op de achtergrond wandelt een dame in het roze met aan weerszijden mannen en hazewindhonden. Toen Jos van Groeningen Röling naar de betekenis van het konijn en Pinocchio op het schilderij vroeg, antwoordde deze: ‘Als ik dat wist zou ik het niet schilderen.’ Treffender had hij zijn schilderingen in het Nijsinghhuis niet kunnen typeren.
Wat niet in zijn boek staat, maar wat Jos van Groeningen bij de rondgang vertelt, is dat Röling het plan had in een van de panelen in De Bibliotheek een trompe-l'oeilwand met denkbeeldige boeken van Van Groeningen te schilderen. Dat is helaas niet gelukt.
De Bibliotheek van het Nijsinghhuis was onderdeel van het oeuvre waarvoor Röling in 1994 uit handen van prins Claus de Amsterdamse Prijs voor de Kunst ontving. En het was Henk van Os, toen inmiddels directeur van het Rijksmuseum, die de lofrede uitsprak.
De andere boeken in het Nijsinghhuis staan in kamers waar ze thematisch thuishoren. Dus ook de boeken in het Naturaliënkabinet van de hand van Clary Mastenbroek op de bovenverdieping, ooit de ‘meidenkamer’. Daar waren twee bedsteden, waarvan er een als ‘werkplek’ voor Janneke werd ingericht. Janneke had belangstelling voor voorwerpen uit de natuur, zoals stenen, fossielen en schelpen, terwijl Mastenbroek de dochter van een zeeman was en ook een voorliefde voor schelpen had. Bovendien was zij, toen ze in het noorden woonde en wandelingen langs het wad maakte, geboeid geraakt door de skeletten van vogels en andere aangespoelde dieren. Ze liet deze in haar atelier uitdrogen en gebruikte ze op haar schilderijen. Uit onderlinge gesprekken ontstond het plan om, in navolging van de zolderkamers van Marie Antoinette in Versailles, Jannekes kamer in te richten als naturaliënkabinet, in de achttiende eeuw een hobby van erudiete mannen en vrouwen. Ze maakten in de kamer echte vitrinekastjes voor het opbergen van voorwerpen en boeken, maar Clary schilderde ook trompe-l'oeilvitrinekastjes waar vlinders in en uit lijken te vliegen, bladeren naar beneden dwarrelen en waarin tweedimensionale fictieve dieren en voorwerpen uit de natuur liggen. Ook hier dus een mengsel van echt en trompe-l'oeil, zoals op veel plaatsen in het huis.
Natuurlijk kan een bibliotheekbespreking niet zonder een bijzonder boek. Jos van Groeningen hoeft niet lang na te denken over de vraag welk boek speciaal is, en zijn keus wekt geen verwondering bij wie zijn huis heeft bekeken. Zijn favoriete boek zit in een doos van skai en past bij de kunst die Museum De Buitenplaats toont en die in het Nijsinghhuis domineert. Het is een map met het gedicht ‘Elegie xix: to his mistris going to bed’ van de Britse predikant en dichter John Donne (1572-1631) met acht etsen van Nicolaas Wijnberg (1918-2006). Dit erotische liefdesgedicht, waarin een man probeert zijn minnares het bed in te vleien, veroorzaakte in de zeventiende eeuw zoveel ophef dat het in 1663 niet in Donnes postuum uitgegeven verzameld werk mocht worden opgenomen. Nicolaas Wijnberg heeft in 1974 bij dit gedicht erotische etsen gemaakt. De Handpers uit Amsterdam heeft het gedicht gezet uit de Caledonia en het met de acht genummerde en door de kunstenaar gesigneerde etsen in een oplage van 25 gedrukt op Hahnemühle Kupfer Büten. De etsen zijn ‘à la poupée’ gedrukt, wat betekent dat alle kleuren op dezelfde plaat en tegelijk zijn afgedrukt. Het Rijksmuseum en de Koninklijke Bibliotheek bezitten elk ook een doos.