| |
| |
| |
Henk Slechte
Tien eeuwen topstukken. De rijkdom van Deventer boekenstad
Tentoonstellingsbespreking
De Waag in Deventer
Afgelopen jaar herdacht de Stads- en Athenaeumbibliotheek in Deventer dat 450 jaar geleden de stad de 44 boeken van de overleden pastoor Johannes Phoconius (= Jan Bruinvis) kocht. Die boeken vormden toen nog een pastoriebibliotheek en bevonden zich in de Weme of pastorie van de Mariakerk aan de Papenstraat. De stad betaalde 102½ goudgulden of 250 ponden, vroeg stadssecretaris B. Luninck een inventarisatie van de aankoop te maken en liet de stadstimmerman een boekenkast ‘voir dese Stadtsboecken’ timmeren, die op slot kon. Met de aankoop had Deventer een stadsbibliotheek. Het aankoopbedrag zegt weinig, totdat uit de stads- of cameraarsrekeningen van de stad blijkt dat deze vergelijkbaar is met het salaris dat de rector van de Latijnse school in 1560 verdiende.
Een particuliere bibliotheek van 44 banden was in de zestiende eeuw middelgroot, maar die van de pastoor van de Mariakerk was wel bovengemiddeld interessant. Hij bezat - en las dus ook - boeken die de katholieke kerk had verboden. Vijfhoeken uit zijn boekerij stonden op de katholieke index van verboden boeken, die in 1529 voor het eerst in de Nederlanden was verschenen. Een daarvan is de Latijnse Biblia vtrivsqve testamenti ivxta vulgatam translationem in de vertaling van Desiderius Erasmus (1466-1536),
| |
| |
uitgegeven door Hieronymus Froben en Nicolaus Episcopius in Basel (1538). Deze Bijbel is een van de 24 boeken van Phoconius die zich nog in de Stads- of Athenaeumbibliotheek bevinden en is op de tentoonstelling te zien.
De inventaris van de bibliotheek van Phoconius door B. Luninck, 1560
De bibliotheek bezit veel werk van Erasmus. Een bijzonder document is een brief van de humanist in de Collectio exquisitissima epistolarum Des Erasmi Roterodami, uit 1517-1518. Deze bundel bevat geschreven kopieën van zijn brieven. Ze zijn door zijn leerlingen gemaakt en Erasmus heeft zelf correcties aangebracht. De brief op de tentoonstelling heeft hij op 22 februari 1518 geschreven aan de Franse humanist Guillaume Budé. Hij gaat uitgebreid in op een meningsverschil met Jacques Lefèvre, eveneens een Franse humanist, over de uitleg van een passage uit het Nieuwe Testament. In de aanvulling die hij eigenhandig op de kopie van deze brief schreef (rechterpagina), laat Erasmus merken dat hij het belangrijk vond het meningsverschil bij te leggen. Classicus en oud-directeur van de Athenaeumbibliotheek dr. J.C. Bedaux ontdekte dat het een handschrift van Erasmus is, en hij heeft de tekst ter gelegenheid van de tentoonstelling voor het eerst in het Nederlands vertaald.
Een ketters boek op de tentoonstelling, dat uit de boekerij van Phoconius komt, is de Biblia van de Franse theoloog en humanist Sebastian Castellio die omstreeks 1540 in Genève werkte, net als Johannes Calvijn. Castellio pleitte voor tolerantie en verzette zich tegen het vervolgen van mensen om hun religieuze overtuiging. Calvijn was het hierover met hem oneens en Castellio vertrok in 1544 naar Basel, waar hij een Latijnse vertaling van de Bijbel publiceerde. Zulke boeken pasten misschien in een particuliere bibliotheek in een economisch en intellectueel welvarende stad als Deventer toen was, maar wat minder in die van een dienaar van de kerk die dezelfde boeken had verboden. De jeugdige pastoor Phoconius liet echter in zijn twee jaar in Deventer doorschemeren dat hij de Reformatie - voorzichtig - was toegedaan. De samenstelling van zijn boekerij onderstreept dat.
De Deventer bibliotheek is de oudste stadsbibliotheek van Nederland, al scheelt het slechts één jaar met die van buurstad en rivaal Zutphen. Die stichtte in 1561 de Librije, die nadrukkelijk als bibliotheek bedoeld was. De reden waarom Deventer de boeken van de gestorven pastoor kocht is niet bekend, maar het moment is historisch wel pikant. Een jaar eerder had paus Paulus i besloten een bisdom Deventer in het leven te roepen. Bovendien circuleerde in 1559 een plan voor een universiteit in Deventer. Een jaar na het besluit om van Deventer een bisdom te maken, kocht de magistraat de boeken van Phoconius, maar twee jaar daarna liet diezelfde magistraat weten niets voor het bisdom te voelen. Het is mogelijk, en door bibliothecarissen ook verondersteld, dat Deventer in de stroom van berichten en geruchten rond het bisdom en de universiteit heeft besloten de boekerij te kopen. Lang is ook aangenomen dat het bestuur van het toen nog katholieke Deventer met de aankoop van het boekenbezit van de pastoor de lokale geeste- | |
| |
lijken weerbaar wilde maken tegen de naderende Reformatie. Dat is onwaarschijnlijk, omdat het bestuur ook wist dat de overleden pastoor hervormingsgezinde opvattingen had én de inventarisatie door de stadssecretaris duidelijk maakte dat diens bibliotheek ketterse boeken bevatte. Bibliotheekbiograaf Hans Peeters stelt dit alles ter discussie in het lijvige boek Romantiek en mythevorming rond een bibliotheek. 450 Jaar Stads- en Athenaeumbibliotheek 1560-2010, dat hij ter gelegenheid van het jubileum heeft geschreven. Aan dat boek en aan Peeters' theorie over de stichting van de bibliotheek zal De Boekenwereld in een volgend nummer aandacht besteden.
De brief van Erasmus uit 1518, die Jan Bedaux heeft vertaald
De collectie is tweemaal gecatalogiseerd. De eerste keer meteen na de aankoop, door stadssecretaris B. Luninck, en de tweede keer bij de verhuizing in 1569 van de pastorie aan de Papenstraat naar het Heer Florenshuis of Rijke Fraterhuis, een van de huizen van de broeders van het Gemene (= gemeenschappelijke) Leven. De bibliotheek telde toen nog steeds 44 boeken. De boeken van Phoconius zijn daar samengevoegd met de boekerij van de broeders, en het Heer Florenshuis werd de zetel van de stadsbibliotheek. De verhuizing was officieel bedoeld om de boeken te redden, want in 1569 werden in de pastorie van de Mariakerk Spaanse soldaten gelegerd. De boeken werden misschien toch niet alleen verhuisd om ze te beschermen tegen die ruwe soldaten en de uitwerpselen van de paarden en het vee dat zij in hun kamers stalden, maar ook om te voorkomen dat de nieuwe Spaanse garnizoenscommandant zou ontdekken dat Deventer verboden boeken in zijn eigen bibliotheek had. Dit argument is in het archief niet terug te vinden en het blijft dus een veronderstelling. De inventaris die de magistraat meteen na de aankoop liet maken, en de lijst die Lunincks collega
| |
| |
Voeth in 1569 opstelde toen de boeken naar het Heer Florenshuis verhuisden, zijn essentieel voor de geschiedenis van de bibliotheek. Zij bevinden zich in het stadsarchief. De lijsten van Luninck en Voeth staan aan het begin van de geschiedenis van de stadsbibliotheek en zijn op de tentoonstelling te zien.
Hier beginnen sommige stichtige punten..., na 1456, zusters van het Gemene Leven
Na 1560 zijn voorlopig geen nieuwe boeken aangeschaft. Wat in Deventer wel gebeurde was het instellen van strenge censuur op het bestaande boekenbezit door de fanatieke katholieke pastoor Philippus Boestius en de enige bisschop die zijn zetel in Deventer ook daadwerkelijk bezet heeft, Aegidius de Monte. Boestius wierp zich in 1571, met steun van de bisschop, op als censor en verwijderde alles uit de bibliotheek wat op de index stond of naar ketterij zweemde. Uit de Opera Omnia van Erasmus bijvoorbeeld heeft hij tweehonderd pagina's weggesneden en in de rest van het boek heeft hij talloze passages onleesbaar gemaakt. Omdat hij overal zijn naam en die van de bisschop van Deventer achterliet, is nauwkeurig na te gaan hoever zijn censuur ging. Die censuur trof ook de stadsbibliotheek. Van de boeken van Phoconius hebben 24 banden de censuur en de onrust der tijden daarna overleefd. De Opera Omnia zijn helaas niet op de tentoonstelling te zien.
Deventer was een van de eerste ‘boekensteden’ van Nederland. De beroemdste Deventenaar aller tijden, burgemeesterszoon en grondlegger van de Moderne Devotie Geert Grote (1340-1384), was een boekenliefhebber. Het lezen en het afschrijven en overdenken van teksten werden na zijn overlijden belangrijke bezigheden voor de zusters en broeders van het Gemene
| |
| |
Leven. De ‘broeders van de Penne’ produceerden jaarlijks honderden handgeschreven boeken om de leeshonger te stillen die zij zelf hadden gecreëerd. Ook na de uitvinding van de boekdrukkunst omstreeks 1450 bleef de vraag naar handgeschreven en uitbundig versierde handschriften groot. Het drukken van boeken gebeurde in Deventer al vroeg. In 1477 drukte de uit Keulen afkomstige Richard Pafraet er het eerste boek: het moraliserende Bijbelcommentaar Liber bibliae moralis van Petrus Berchorius (†1362). Samen met zijn collega-drukker Jacob van Breda bracht Pafraet de boekdrukkunst hier tot grote bloei, en tot ongeveer 1520 was Deventer de belangrijkste drukkersstad in de Noordelijke Nederlanden. Het eerste in het Nederlands gedrukte boek was een in 1477 in Delft gedrukte Bijbel, volgens drukker Jacob Jacobszoon van der Meer ‘gemaeckt... mitter hulpen gods’. Door de gotische letters en de met de hand gemaakte initialen en versieringen sluit deze druk uiterlijk perfect aan op de handschriften uit die tijd. De Bible in duytsche bevat alleen het Oude Testament, overigens zonder de Psalmen, en is een pronkstuk op de tentoonstelling.
Uit het boek Luchtschip en vliegmachine, W. Cool, uitgeverij Kluwer, 1909
Deventer is een drukkers- en uitgeversstad gebleven. Met AEbele Kluwer kwam in 1891 een uitgever naar Deventer die van zijn nieuwe onderneming een van de grootste Nederlandse uitgeverijen zou maken. De Friese Deventenaar was innovatief en voelde de markt perfect aan. Een van zijn eerste uitgaven was juridisch. Tot de dag van vandaag staat de juridische poot van de inmiddels Wolters Kluwer hetende uitgeverij nog in Deventer. Uitgeverij Kluwer luidde de twintigste eeuw in met educatieve boeken en plaatwerken die ingenieuze uitklapbare illustraties bevatten. Het waren er tientallen, met onderwerpen als De Hond, Den Visch, De Telephoon, De Automobiel en niet te vergeten De Mensch en De Vrouw. De uitgave Luchtschip en vliegmachine door W. Cool, uit 1909, is zeldzaam. Het luchtschip heette ook zeppelin, omdat het in 1895 was ontworpen door de bekende uitvinder en luchtvaartpionier graaf Ferdinand von Zeppelin (1838-1917). Wouter Cool (1848-1928) was onder veel meer officier in Nederlands-Indië en minister van Oorlog (1909-1911). Hij schreef in 1896 een boek over de omstreden Lombok Expeditie uit 1895.
Het boekenbezit van Geert Grote is vermoedelijk geheel verloren gegaan. Gelukkig zijn van de bibliotheek van het Heer Florenshuis handschriften en incunabelen bewaard gebleven. De fragmenten van een vijftiende-eeuwse catalogus van deze bibliotheek op de tentoonstelling bewijzen echter dat er veel meer is geweest. Het eerste fragment opent met de Sermones de tempore van Jacobus Carthusiensis (ca. 1381-1465), beter bekend als Jacobus de Paradiso, dat zich nog in de Athenaeumbibliotheek bevindt. De bibliotheek heeft uiteraard geprobeerd zo veel mogelijk geschriften van de Moderne Devoten te verwerven. Een mooi voorbeeld daarvan is het handschrift op papier van de zusters van het Gemene Leven Hier beginnen sommige stichtigepunten van onsen oelden zusteren..., dat kort na 1456 geschreven moet zijn. Het bevat 64 biografieën van vrome zusters van het Gemene Leven die tussen 1398 en 1456 in het Meester
| |
| |
Geertshuis in Deventer woonden, en was bedoeld om latere volgelingen van de Moderne Devotie tot even grote deugdzaamheid en vroomheid aan te sporen. Voor de hedendaagse onderzoeker is het een rijke bron van kennis van het dagelijks leven in zo'n zusterhuis. Op het afgebeelde blad begint links de levensbeschrijving van zuster Haedewich van Gelre.
Een van de vele afbeeldingen uit de Sphaera mundi van Johannes de Sabro Bosco, uitgegeven door Guy Marchant te Parijs in 1498
Een ander boeiend handschrift op de tentoonstelling, dat stamt uit het Arme Fraterhuis, het filiaal van het Rijke Fraterhuis in Deventer, draagt de titel Sphaera Mundi (= wereldbol). Het is geschreven door de dertiende-eeuwse Engelse wis- en sterrenkundige Johannes de Sacro Bosco, of John Holywood, wat Jan van het Heilige Bos betekent. De Sphaera Mundi is bijzonder, omdat dit middeleeuwse werk - dat oorspronkelijk uit 1230 dateert - de aarde als bol voorstelt. Het werk van Holywood is vaak herdrukt en was tot in de zeventiende eeuw verplichte leerstof aan West-Europese universiteiten. De bibliotheek bezit ook atlassen, waaronder de handzame Weghwyser door de provintie van Overyssel, ende daerom leggende grensen: zijnde een seer nette acurate reiskaerte... hier is ook bygevoegt de beschryvinge van land ende steden, een zakatlas die in 1724 is uitgegeven door de Deventer ‘Konst-, Kaart-, en Boekverkoper’ Jan de Lat, met een boekje door Wilhelm Nagge. Het boekje was bedoeld als toeristische gids voor Overijssel en bevat, behalve kaarten en stadsplattegronden, ook een ‘steedewyzer’ waarop de reiziger kon zien hoeveel uren gaans het was van de ene plaats naar de andere. De Weghwyser is ter gelegenheid van de viering van het jubileum van de bibliotheek opnieuw uitgegeven, ingeleid en uitgebreid toegelicht door Clemens Hogenstijn.
Na de Reductie, de overgang naar de calvinistische Republiek der Verenigde Nederlanden, die plaatsvond nadat prins Maurits Deventer in 1591 definitief op de Spanjaarden had veroverd, is de stadsboekerij in het ongerede geraakt en verspreid. Boeken waarvan duidelijk was dat ze veel geld zouden opbrengen, werden verkocht. Dat gebeurde met de boekerij van het Heer Florenshuis, die geconfisqueerd en vervolgens gedeeltelijk verdwenen is. Vanaf 1597 was de greep van het nieuwe, nu calvinistische stadsbestuur op de bibliotheek volledig en werd die van alle paapse smetten gezuiverd. De stadsbibliotheek verhuisde in 1597 van het hoofdgebouw naar de kapel van het Heer Florenshuis, waar ze gevestigd was tot 1818. De omvang van de bibliotheek meteen na de Reductie is
| |
| |
niet bekend. Deventer bezit nu nog 220 boeken met het eigendomskenmerk van de bibliotheek die de stad omstreeks 1600 de zijne mocht noemen.
Nadat in 1629 was besloten tot de oprichting van het Athenaeum Illustre, de universiteit zonder promotierecht die van Deventer een provinciaal centrum van onderwijs en intellectueel leven maakte, kreeg de stadsbibliotheek toestemming om jaarlijks 100 goudgulden te besteden aan nieuwe boeken. De bibliotheek was nu ook de bibliotheek voor het Athenaeum, waarnaar haar naam ook verwijst. De ‘herlicke liberie’ bleef gevestigd in de voormalige kapel van het Heer Florenshuis. Een belangrijke bibliothecaris was van 1618 tot 1642 de predikant Jacob Revius (1586-1657). Hij verrijkte de bibliotheek die tot de sluiting van het Athenaeum in 1878 als hogeschoolbibliotheek heeft gefunctioneerd, met belangrijke aankopen. Revius besteedde veel aandacht aan het behoud van de collectie en de aanschaf van nieuwe boeken, en was zelf behalve predikant ook dichter en historicus. De bundel Over-Ysselsche sangen en dichten uit 1630 wordt als zijn belangrijkste dichtwerk beschouwd. De eerste druk ervan op de tentoonstelling was zijn persoonlijke exemplaar. Hij beschreef de blanco vellen met aanvullende teksten, die in de tweede uitgave (1634) zijn opgenomen.
Omdat de bibliotheek in 1818, dankzij de actieve opstelling van het stadsbestuur en de welwillende reactie daarop van koning Willem i, de collectie van de opgeheven universiteit van Harderwijk had verworven, besloot het bestuur na de opheffing van het Athenaeum de bibliotheek in stand te houden en onder te brengen in het stadhuis. Met het Athenaeum Illustre ging het zo slecht, dat deze eeuwenoude onderwijsinstelling in 1878 moest worden opgeheven. Maar de bibliotheek overleefde. Vanaf 1892 tot zijn dood in 1929 beleefde die onder de krachtige en bezielende leiding van predikant en bibliothecaris J.C. van Slee (1841-1929) een nieuwe bloeitijd. Uit de Harderwijkse collectie zijn een paar juwelen in De Waag te zien. Vooral het boek De piscibvs libri V el De cetis lib. Unvs van Ulyssis Aldrovanus, uit 1638, is schitterend. Aldrovanus (1522-1605) was een van de eerste wetenschappers die het belang van directe observatie benadrukte. Hij beschreef echter niet alleen bestaande maar ook niet-bestaande dieren. Hij maakte ook gebruik van tekeningen en beschrijvingen van anderen, alsmede van opgezette dieren. Daardoor komen in zijn werken weleens dieren voor die niet bestaan, zoals het draakje met de vrij vertaalde titel ‘Tot draak gevormde gedroogde rog’. Het gaat hier om een opgezette en gedroogde vis, die is gevormd door mensenhanden.
De piscibvs libri V et De cetis lib. unvs, van Vlyssis Aldrovandi. Bologna, Thebaldinum 1638. Niet-bestaand dier. De afbeelding van dit draakje heeft de titel: ‘Tot draak gevormde gedroogde rog’
Uit de bibliotheek van de opgeheven universiteit van Harderwijk komt ook de anatomische atlas Anatomia humani corporis, uit 1685 van Godefridus Bidloo (1649-1713). Hij gebruikte in zijn anatomische atlas als eerste de nieuwe kennis van de microscopie om de bouw van de organen weer te geven. De grote, ba- | |
| |
rokke kopergravures van Gerard de Lairesse zijn mooi en levendig. Bidloo was niet alleen medicus, hij ontwierp met propagandist en kunstenaar Romeyn de Hooghe in 1691 ook de Haagse erepoorten voor de intocht van koning-stadhouder Willem iii men maakte met De Hooghe het kloeke herinneringsalbum aan die intocht. De koning-stadhouder beloonde hem met de functie van ‘super-intendant-generaal van alle doctoren, apothecaris en chirurgijns van Nederlandsche hospitalen en ziekehuysen der militie’. In 1696 werd hij hoogleraar in de anatomie in Leiden en lijfarts van Willem iii.
Afbeelding uit Anatomia humani corporis van Godefridus Bidloo, Amsterdam 1685. De kopergravure is gemaakt door Gerard de Lairesse in barokstijl. Het boek komt uit de ‘Harderwijk-verzameling’ van sab
Na de Tweede Wereldoorlog werd de wat zieltogende bibliotheek door bibliothecaris (en gemeentearchivaris) dr. A.C.F. Koch in hoog tempo omgevormd tot een wetenschappelijk instituut met landelijke uitstraling, en in 1967 stelde minister Marga Klompé de Eerste Kamer voor de bibliotheek de wetenschappelijke steunfunctie voor Overijssel te geven. In de jaren 1950 bestond een plan om de Mariakerk, waarvan Phoconius ooit pastoor was, te restaureren en in te richten als gemeentearchief en stadsbibliotheek. Het plan is op de tentoonstelling te zien, maar de bibliotheek verhuisde in 1971 van het stadhuis naar Klooster-Zuid in Deventer. De bibliotheek werd gevestigd in het gerestaureerde Buiskensklooster, ooit een huis van de zusters van het Gemene Leven en verhuisde naar haar huidige behuizing toen in 1978 ook het gemeentearchief naar het klooster kwam en Klooster-Zuid betrok. Daarna ging het snel. Door de uitbreiding met digitale diensten, waaronder een zelfontwikkeld concept onder de naam BiebQuest, en de fusie met zowel het stadsarchief als de bibliotheek van de Saxion hogescholen is de bescheiden stadsbibliotheek van 1560 in 2010 een volwaardige en eigentijdse informatie-instelling, de Koninklijke Bibliotheek van Oost-Nederland.
Deventer heeft het jubileum van zijn bibliotheek luisterrijk gevierd, met een paar bijzondere uitgaven en met de tentoonstelling Tien Eeuwen Topstukken in het Historisch Museum De Waag. Bij de tentoonstelling is geen catalogus verschenen, maar de bezoeker kan ter plekke of thuis alle negentig topstukken met de daarbij horende informatie bekijken op www.sabinfo.nl. Bovendien is een lijst met uitgebreide beschrijvingen beschikbaar.
Samensteller Dinand Webbink (middeleeuwen en twintigste eeuw) en zijn paranimfen Marion Karsch (zestiende en zeventiende eeuw), Clemens van Heck (achttiende en negentiende eeuw), Anne Hurenkamp (bijzondere objecten) en Hylle de Beer (archiefstukken) hebben de begrippen ‘topstukken’ en ‘tien eeuwen’ letterlijk genomen. Dat geldt ook voor het begrip ‘bibliotheek’. Wie de eerste verdieping van De Waag betreedt, komt in een ruimte die onmiddellijk de associatie oproept met het begin van de stadsbibliotheek: de boekenkast. Deze is echter niet ge- | |
| |
maakt door de stadstimmerman, maar ontworpen door de Deventer tentoonstellingsmaker Michael van der Zee van Bureau Emzee, dat meer tentoonstellingen voor Museum De Waag heeft gemaakt. De kern van het ontwerp is een golvende boekenkast die de bezoeker het ‘bibliotheekgevoel’ moet geven. Daarmee is de opstelling gecentreerd in het midden van de zaal en is eromheen veel ruimte opengebleven, wat bij zo'n haast overdadige tentoonstelling aangenaam aandoet.
De bezoeker volgt een chronologische route langs alles wat een oude stadsbibliotheek bevat, die tijdens haar bestaan een paar keer royaal is uitgebreid. Rode draden zijn herkenbaar, zoals de geschiedenis van de bibliotheek, haar ligging in Oost-Nederland en haar oorsprong in de nabijheid van kloosters in Deventer en Diepenveen, en ook de uitbreidingen met de collectie uit Harderwijk en een deel van de bibliotheek van A.J. Duymaer van Twist (1809-1887). Hij was van 1851 tot 1856 gouverneur-generaal van Nederlands-Indië en woonde in Deventer. Zijn verzameling is in 1898 ontsloten in de Catalogus van Geschriften en Boekwerken voornamelijk betrekking hebbende op de Litteratuur der Nederlandsche Koloniën afkomstig uit de Boekerij van wijlen mr. A.J. Duijmaer van Twist. Een duidelijke titel, het schrijffoutje in de naam van de gouverneur-generaal daargelaten.
Een bijzondere aquarel uit de collectie Duymaer van Twist op de tentoonstelling in Deventer is Anampses Twistii, Duijmaeria Amboinensis, Novacula Twistii, door Pieter Bleeker, uit 1855. Gouverneur-generaal Duymaer van Twisten zijn vrouw vertrokken op 1 september 1855 van de rede van Batavia voor een reis naar de Molukken. Onder de reisgenoten was de bekende natuurwetenschapper dr. Pieter Bleeker (1819-1878). Tijdens de reis beschreef hij de flora en fauna van de eilanden die ze bezochten. Hij bedankte zijn opdrachtgever door drie nieuw ontdekte vissoorten naar hem te vernoemen, uiteraard ‘wars van alle vleierij’. Eén van die vissen was de Anampses Twistii.
Raden Adipatie Negara, Tjrita Kedoeng Kebo. Poerworedjo, circa 1851. Afkomstig uit de Indische bibliotheek van A.J. Duymaer van Twist, die na het overlijden van zijn weduwe in het bezit kwam van sab. Dit is een handschrift dat in verzen de geschiedenis van de Javaanse Oorlog beschrijft
| |
| |
Anampses Twistie, door Pieter Bleeker, aquarel op papier, 1855. Vernoemd naar A.J. Duymaer van Twist, de opdrachtgever van Pieter Bleeker, die de flora en fauna beschreef van de Molukken
De tentoonstelling begint met het oudste document uit de stadsbibliotheek, een handschrift op perkament uit de negende/tiende eeuw met een fragment uit het apocriefe Bijbelboek Ecclesiasticus in een fraaie Karolingische letter. Behalve aan de bewogen geschiedenis van de bibliotheek besteedt de tentoonstelling ook veel aandacht aan belangrijke aanwinsten uit haar geschiedenis. Ze geven samen een indruk van de documenten en boeken die de bibliothecarissen in hun tijd belangrijk vonden, of die nodig waren voor de functie van bibliotheek van het Athenaeum. Zo'n aanwinst is Torah en Targum Onkelos, Megillot en Haftarot, twee handschriften op perkament uit 1260-1280 uit Zuid-Duitsland. Omdat aan de hogeschool ook Hebreeuws werd gedoceerd, heeft rector-magnificus Antonius Perizonius (1626-1672) van het Athenaeum Illustre, die zelf Hebreeuws doceerde, ze in 1666 gekocht uit de collectie van de verzamelaar en stadsbibliothecaris van Amsterdam Isaac Vossius (1618-1689), de zoon van de naamgever van het Vossius Gymnasium in Amsterdam. Uit zijn collectie bevinden de meeste handschriften zich nu in de bibliotheek van de Universiteit van Leiden en in die van het Vaticaan. Deze twee kwamen echter voor 125 caroliguldens naar Deventer. Het tweede en grootste handschrift bevat bijna de hele tekst van de latere profeten, met in de marge het beroemde commentaar van de Franse rabbijn Rashi (1040-1105). Het meest spectaculair aan deze handschriften zijn de illustraties in micrografie, een minuscuul schrift. Micrografie is een Joodse kunstvorm die meer dan tien eeuwen geleden is ontstaan en letterlijk het woord tot beeld maakt. De kopiist van de Bijbelteksten schreef bij elke opening van een Bijbelboek een tekst in een bijzondere vorm. Zo ontstonden geometrische figuren en afbeeldingen, zoals gevleugelde draken op de openliggende pagina, en omzeilde men het verbod op het maken van afbeeldingen. De tentoonstelling eindigt met Amsterdamse
provopamfletten uit 1965-1967, waarvan het eerste onder meer een recept bevat voor het maken van bommetjes, toen voldoende reden voor justitie om de redacteuren te vervolgen en de hele oplage in beslag te nemen.
Twee recente aanwinsten behoren tot de interessantste stukken van de tentoonstelling. In chronologische volgorde: het in 2008 aangekochte Latijnse
| |
| |
psalterium, een handschrift op perkament dat omstreeks 1500 in de IJsselstreek moet zijn gemaakt. De bibliotheek loopt met de prijs niet te koop, maar samensteller Dinand Webbink wil wel kwijt dat de trainer van voetbalclub Real Madrid ongeveer drie kwartier moet werken om dit handschrift te kunnen aanschaffen. Het belangrijkste deel van het prachtig gekalligrafeerde handschrift bevat de Latijnse tekst van de 150 psalmen, die voor het merendeel worden toegeschreven aan David, de tweede koning van Israël. In de grote initiaal B staat hij afgebeeld, terwijl hij knielt voor een altaar. Achter hem ligt zijn kroon en naast hem een harp, die eraan herinnert, dat hij eens met zijn harpspel koning Saul verloste van een kwellende boze geest. Het psalter was in de middeleeuwen het belangrijkste gebedenboek voor alle gelovigen, dus ook voor leken. Dit psalter was bestemd voor liturgisch gebruik en is ingedeeld volgens de getijden. Het heeft nog de oorspronkelijke band en de koperen sloten. Een inscriptie op het tegen het voorplat aangeplakte schutblad verwijst vermoedelijk naar de eerste bezitster, ‘Suster Celie henricks’. Op het voorste dekblad bevinden zich ook de ex-librissen van twee latere eigenaren, Six van Hillegom en Bob Luza, een Amsterdamse verzamelaar wiens collectie in 1981 is geveild. Met deze aankoop bezit de bibliotheek precies 125 middeleeuwse handschriften, waaronder acht met miniaturen.
Ecclesiasticus (fragment). Handschrift op perkament, negende/tiende eeuw. Dit is het oudste stuk uit het bezit van de Athenaeumbibliotheek
Psalterium, circa 1500. Handschrift op perkament. Initiaal B met koning David, de tweede koningvan Israël. Hij knielt voor een altaar, achter hem zijn kroon en naast hem een harp. Handschrift bevat de Latijnse tekst van de 150 psalmen
| |
| |
Eerste pagina van het manuscript van Elyata, een sproke van de Historie, Louis Couperus, 1915
| |
| |
Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek Deventer
De andere bijzondere, recente aanwinst is als onderdeel van de openingshandeling in de tentoonstelling opgenomen. Het is het manuscript van Elyata, een sproke van de Historie, van Louis Couperus, uit 1915. Het is het laatste Couperus-manuscript waarvan bekend was dat het nog in particulier bezit was, nota bene in Deventer! Voor de bibliotheek is dit een bijzondere aanwinst, omdat ze wel veel eerste drukken en bijzondere uitgaven van Couperus bezit, maar tot voor kort geen manuscript. Het verhaal over het tragische lot van een Gotische koningin telt zestien bladen. Aan het manuscript is persoonlijk leed van Louis Couperus verbonden. Hij was tijdens het schrijven depressief als gevolg van de Eerste Wereldoorlog, waardoor het werk moeilijk vorderde. Het verhaal is in mei-juni 1915 als feuilleton verschenen in het Haagse dagblad Het Vaderland. De weduwe van de Deventer verzamelaar heeft het manuscript gedeeltelijk verkocht en gedeeltelijk geschonken aan de Vereniging Vrienden van de Athenaeumbibliotheek, die het in permanent bruikleen heeft gegeven aan de bibliotheek.
Tentoonstellingen van ‘topstukken’ of ‘schatten’ laten meestal schitterende stukken uit een rijke collectie zien, die inhoudelijk onderling weinig verband hebben. De kracht van deze tentoonstelling is dat de topstukken geen individuele schatten zijn, maar een reflectie van de tijd waarin ze ontstonden en dus van ‘de’ geschiedenis. Ze geven op deze tentoonstelling bovendien een indrukwekkend beeld van de manier waarop in Deventer in 450 jaar een bibliotheekcollectie is gevormd met een uitgesproken universeel karakter en tegelijk stevige en boeiende regionale accenten.
| |
Literatuur
Herman van Amelsvoort, ‘Bibliotheek pronkt met duizendjarig bezit’, De Stentor 11-10-2010. |
Herman van Amelsvoort, ‘Bijzonder manuscript Couperus in Deventer’, De Stentor 15-10-2010. |
Anne Hurenkamp, ‘Dankzij een pastor uit de Papenstraat’, Weegblad. Nieuwsblad van de Vereniging De Waag en de Deventer musea, oktober 2010. |
C.H.C.M. Kok, ‘Aanwinsten Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek 2008’, Deventer Jaarboek 2009. |
Henk Nalis, ‘Deventer Stadsbibliotheek vierhonderd jaar geleden ingericht’, Deventer Jaarboek 1997. |
Hans Peeters, Romantiek en mythevorming rond een bibliotheek. 450 Jaar Stads- en Athenaeumbibliotheek 1560-2010. Deventer 2010. |
C.H. Slechte, ‘De propagandacampagnes voor koning-stadhouder Willem iii. Een verkenning’. Jaarboek Oranje-Nassau Museum 2002. |
Dinand Webbink, Ester Smit en Jeannette Hollaar, Verborgen schoonheid. De mooiste middeleeuwse boeken uit de schatkamer van Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek Deventer. Deventer 2008. |
Dinand Webbink en Anne Hurenkamp, ‘Veranderende wereld in kaart gebracht’, Mijn Stad Mijn Dorp. Historisch tijdschrift Overijssel, november-december 2010. |
De tentoonstelling Tien Eeuwen Topstukken is tot en met 16 januari te zien in Historisch Museum De Waag, Brink 56, Deventer. Openingstijden dinsdag-zaterdag 10.00 uur tot 17.00 uur; zondag en tweede kerstdag 13.00 tot 17.00 uur. Maandag, eerste kerstdag en nieuwjaarsdag gesloten. |
|
|