De Boekenwereld. Jaargang 26
(2009-2010)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
Cornelis Bloemaert, naar een ontwerp van Andrea Sachi, Harmonillus verandert in een citroenboom. Illustratie uit G.B. Ferrari, Hesperides, sive, De malorum Aureorum Cultura et Usu Libri Quatuor, Rome 1646. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam: rp-p-bi-1304
| |
[pagina 45]
| |
Ingeprent
| |
Waarom zijn sinaasappels eigenlijk oranje?
| |
[pagina 46]
| |
en belooft hem dat niemand hem hier zal kunnen horen zingen. Dankbaar voor de hulp begint Harmonillus aan een lied. Natuurlijk komt zijn lerares achter Harmonillus' escapade in het bos en gooit hem van school. Harmonillus, ontzet van het verdriet, begint te huilen en schreeuwt om hulp. Maar door de stroom van zijn tranen gewaterd begint hij te veranderen in een boom. Zijn voeten worden wortels en zijn vingers takken waaraan citroenen beginnen te groeien. Alle hulp komt te laat. Cornelis Bloemaert, naar ontwerp van Giovanni Francesco Romanelli, Tirsenia verandert in een limoenboom. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam: rp-p-bi-1305
Harmonillus' moeder Tirsenia hoort van het ongelukkige lot van haar zoon. Haar dienaar Ergastus brengt haar als bewijs een citroen van de boom die ooit haar zoon was. Bij het aanraken van de vrucht verandert Tirsenia eveneens in een boom. Uit haar handen en haren groeien bladeren en de citroen van de boom van haar zoon verandert van kleur en wordt de eerste vrucht aan de nieuwe limoenboom. Het derde familielid dat uiteindelijk in een boom verandert, is Harmonillus' zusje Leonilla. Zij ontdekt bij haar terugkomst van de jacht nog net haar moeders hoofd in de stam van de limoenboom. Onstuimig omhelst zij de boom. In de prent, naar ontwerp van Domenicchino, is de laatste transformatie niet helemaal doorgevoerd, alleen Leonillas' rechtervoet begint te wortelen in de aarde. In Ferrari's verhaal horen we dat Leonilla uiteindelijk een sinaasappelboom wordt. Leonilla had als meisje prachtig gulden haar - dit is nog steeds te zien aan de oranje vruchten die aan haar boom groeien. Domenicchino kon voor zijn voorstelling van Leonilla natuurlijk niet op een picturale traditie teruggrijpen. Gezien het wilde zwijn en de boog die op de grond naast de boom liggen, heeft hij zich waarschijnlijk laten inspireren door een afbeelding van Diana, de godin van de jacht. Aan de afbeeldingen van Tirsenia en Leonilla is ook duidelijk te zien dat de kunstenaars afspraken met elkaar hebben gemaakt over de voorstellingen. Op de prent met Tirsenia is een standbeeld van de god van het rijpe fruit Vertumnus te zien, dat op een ronde sokkel staat. Hetzelfde beeld met de sokkel komt op de afbeelding van Leonilla terug. Echter bij Domenicchino draagt Vertumnus zijn symbool - de hoorn des overvloeds - onder zijn arm, bij Romanelli leunt die tegen zijn been. Ferrari heeft veel moeite gedaan om zijn theorie van de drie groepen binnen de familie van de citrusvruchten | |
[pagina 47]
| |
te onderbouwen. Het verzinnen van een verhaal om een theorie kracht bij te zetten, wordt vandaag de dag niet meer wetenschappelijk geacht. Ferrari's verhaal over Harmonillus, Tirsenia en Leonilla heeft niet veel navolging gevonden en is in de vergetelheid geraakt. Er zijn geen illustraties door andere kunstenaars bekend. Maar misschien denkt u nog eens aan het prachtige gulden haar van Leonilla als u de volgende keer geniet van een glaasje verse jus? Cornelis Bloemaert, naar ontwerp van Domenicchino, Leonilla verandert in een sinaasappelboom. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam: rp-p-bi-1306
Literatuur David Freedberg, ‘Ferrari and their drawings of citrus fruit’, The Paper museum of Cassiano dal Pozzo: a catalogue raisonné: series B: natural history. Citrus Fruit, London 1997. p. 44-83. | |
Een nieuwjaarsprent uit 1708
| |
[pagina 48]
| |
voosten van Antwerpen en gericht aan de aartshertog Matthias van Oostenrijk, de in 1577 nieuwbenoemde landvoogd over de Nederlanden.Ga naar eind2
Nieuwjaarsprent voor het jaar 1708, uitgegeven door Willem van Bloemen te Amsterdam. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam: rp-p-1892-a-17494
Deze nieuwjaarsprent voor het jaar 1708 is van bescheidener opzet. De prent is vervaardigd namens de klokkenluiders (of Klocke-treckers) van de Oude Kerk te Amsterdam en wordt aangeboden aan de burgerij van de stad. De prent is gedrukt bij Willem van Bloemen in de Kalverstraat te Amsterdam. De opzet is simpel. Bovenaan staat een profiel van de stad Amsterdam, gezien vanaf het IJ, in het midden de nieuwjaarswens in versvorm in twee kolommen en onderaan een fries met wapens als decoratieve afsluiting. Ook het anonieme vers is simpel en duidelijk, de klokkenluiders wijzen op het nut van hun werk in het dagelijks leven van de burger door het aangeven van de juiste tijd. Het vers eindigt vrij voorspelbaar met een wens bij het verruilen van het tijdige voor het eeuwige: En dat ge niet alleen, een Zalig
Nieuwe-Jaar
Verkrygen moogt: maar dat gy
eens naar u sterven,
Het Eeuwig Nieuwe-Jaar, hier
booven meugt beërven.
Na de aankoop is de prent ingeschreven in het inventarisboek van 1892 als een werk van de beroemde Amsterdamse kunstenaar Cornelis Anthonisz. (1499-1553). Dat lijkt gek voor een prent uit 1708, maar het is wel correct. Het aandeel van Cornelis Anthonisz. is echter beperkt en heeft enkel betrekking op het fries met wapens aan de onderzijde van het blad. Terecht is dit element, dat hier slechts een decoratieve functie heeft, herkend als een fragment van de grote, prestigieuze prent van de Heren van Brederode, vervaardigd door Cornelis Anthonisz. in 1550-1551.Ga naar eind3 Op de vijf bladen die samen een chronologisch fries vormen, staan de twintig Heren van Brederode, van Zyphridus uit het begin van de elfde eeuw tot en met Reinout iii (gestorven in 1556). Boven elke figuur is zijn wapen afgebeeld (de leeuw met de barensteel) en dat van zijn vrouw. Het hier gebruikte fragment is afkomstig van het oorspronkelijk derde blok. De prent is waarschijnlijk eerst uitgegeven door de Amsterdamse drukker Jan Ewouts, al zijn van deze editie geen exemplaren bekend. De vroegst bekende exemplaren zijn uitgegeven door zijn zoon Harmen Jansz. Muller. Hoe kwam Willem van Bloemen in de achttiende eeuw nu aan een houtblok uit de inventaris van een zestiende-eeuwse drukker? Zoals gebruikelijk zullen net als de koperplaten ook de houtblokken voor het drukken van de prenten gedurende de zestiende en zeventiende eeuw eigendom van de uitgever-drukker zijn gebleven. De uitgeverij van Harmen Muller werd na zijn dood in 1617 overgenomen door zijn kleinzoon Jan Harmensz. Muller en bleef tijdens de zeventiende eeuw in handen van de nazaten Cornelis Dircksz. Cool en ten slotte Cornelis Cornelisz. Cool. Na de dood van de laatste, in 1701, werd de uitgeverij niet voortgezet - de complete inboedel van boeken, houtsneden, houtblokken, koperplaten en papier werd verkocht.Ga naar eind4 Het lijkt aannemelijk dat Willem van Bloemen toen diverse houtblokken uit de boedel heeft aan- | |
[pagina 49]
| |
geschaft. Het fries van Cornelis Anthonisz. is namelijk niet het enige blok afkomstig uit de drukkerij van Jan Ewouts dat Van Bloemen opnieuw heeft gebruikt. In de stcn vond ik dat Willem van Bloemen als illustratie op de titelpagina van zijn - ongedateerde - uitgave van Dagelycks, ofte saturdaegs gebed een houtsnede gebruikte die oorspronkelijk was vervaardigd als illustratie voor Desiderus Erasmus, Een wtlegginghe des Pater Noster van Erasmus van Rotterdam op die seven dage vander weken, Amsterdam: Jan Ewouts s.a. [circa 1550].Ga naar eind5 Het houtblok van Cornelis Anthonisz. is in 1715 nogmaals gebruikt op een nieuwjaarsprent, ditmaal als bovenstuk op een nieuwjaarswens van de Poort-klocke-luyders van de Oude Kerk te Amsterdam.Ga naar eind6 Cornelis Anthonisz., Heren van Brederode [blok 3]. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam: RP-P-OB-39.793
Overigens is ook de houtsnede met het gezicht op Amsterdam een voorbeeld van hergebruik van oud materiaal. Het blok is omstreeks 1615 gesneden door de Amsterdamse prentmaker Christoffel van Sichem (i).Ga naar eind7 |
|