De Boekenwereld. Jaargang 26
(2009-2010)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Annemieke Arendsen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
de negentiende eeuw. In 2007 noemde Ina Kok hem een van de grondleggers van onze nationale bibliografie.Ga naar eind2 Toch was zijn werk als bibliograaf en verzamelaar van boeken, zoals hij het zelf noemde, slechts een ‘liefhebberij’. Ledeboer begon zijn carrière namelijk niet als bibliograaf, maar als arts. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
BiografieLedeboer werd geboren in 1797 in Rotterdam en kwam uit een oud Duits geslacht. Op het Erasmiaans Gymnasium blonk hij uit in ijver en ontving als beste van de klas wat wellicht zijn eerste bijzondere boek was: een ‘prijsboek’. Volgens oude gewoonte werden deze boeken op scholen uitgereikt aan uitmuntende leerlingen.Ga naar eind3 Ledeboer ging daarna geneeskunde studeren in Leiden en vestigde zich in de jaren twintig van de negentiende eeuw als arts en verloskundige in Rotterdam. Hij onderhield hier een bloeiende praktijk en werd in 1830 benoemd tot ‘Lector in de ontleedkunde en de natuurkunde van den mensch’ aan de Klinische School te Rotterdam. In datzelfde jaar trouwde de jonge Ledeboer met zijn grote liefde Jacoba Martha van Oordt. Ze beleefden een gelukkig huwelijk en kregen samen in totaal twaalf kinderen. Ledeboer noemt zijn vrouw in zijn dagboek ‘het hoogste lot, dat in het huwelijk te winnen is.’Ga naar eind4 Het noodlot sloeg echter toe toen Jacoba in 1848 op een avond bloed ophoestte; ze was getroffen door een dodelijke longziekte. Over de ontdekking van deze ziekte bij zijn vrouw schreef Ledeboer later: Ik gevoelde al het belangrijke, het voor mij treffende van dit oogenblik: zooveel geluk als wij te zamen genoten, stond in de mogelijkheid van weinige maanden, wie wist wellicht in eenige weeken, te eindigen.Ga naar eind5 In het voorjaar van 1850 stierf Jacoba aan de ziekte en Ledeboer was een gebroken man. Hij schreef hierover: Zoo eindigde deze winter: maar niet zijne latere zachte, neen, zijn scherpe koude en onvriendelijke dagen nog, slaakten voor mij banden, die mij gedurende bijna twintig jaren door den zoetsten, zachtsten, teedersten echt verbonden hadden aan haar, die mijne ziele lief had en die ik tot mijnen laatsten stond beweenen, diep betreuren zal.Ga naar eind6 Portret van Jacoba Martha van Oordt. Gemeentearchief Rotterdam, 1237, 939
Om over de ergste schok van Jacoba's dood heen te komen, vertrok Ledeboer voor een paar maanden naar het Duitste stadje Bentheim, dat bekendstaat om zijn geneeskrachtige baden. Hier schreef Ledeboer zijn eerste boek, Mijn verblijf in het bad bij Bentheim, waarin hij zijn huwelijk met Jacoba, en vooral de laatste maanden hiervan, beschrijft. Hij liet het in eigen beheer uitgeven bij Van der Meer & Verbruggen in Rotterdam. Het is een niet al te dik, geïllustreerd boekje, dat de vorm heeft van een reisverslag en een dagboek. Het bevat naast de herinneringen aan Jacoba's laatste jaren ook uitgebreide beschrijvingen van het landschap en de geneeskundige baden in Bentheim. Oorspronkelijk schreef hij het alleen voor zijn kinderen, maar, zo zegt hij in het voorwoord: ...het aantal dergenen, wien ik ze als eene gedachtenis aan mijne lieve overledene vereeren, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
en dergenen, wien ik ze als een blijk mijner erkentelijkheid voor de deelneming in mijnen toestand schenken wilde, was zoo groot, dat ik de openbaarheid niet ontgaan kon en alzoo besloot dezelve aan de algemeene pers over te geven. Liedblaadje dat werd verspreid op de bruiloft van Ledeboer en Jacoba van Oordt. Gemeentearchief Rotterdam, 1237, 209
Na zijn terugkomst in Nederland vestigde hij zich met zijn kinderen voor vier jaar in een boerderij in het Brabantse plaatsje Gilze. Ledeboer beëindigde al zijn medische betrekkingen en heeft zijn werk als arts nooit meer opgepakt. In Gilze wijdde hij zich aan zichzelf en aan de verwerking van zijn verlies. Onder meer schreef hij gedichten. De meeste gedichten gaan over zijn vrouw, maar één ervan is gewijd aan zijn studeerkamer. Daaruit spreekt de liefde voor zijn boeken: Eeuwig welkom is mij daarom
D'uitgelezen boekenschat
Die op zooveel heil'ge bladen
Jezus' leer in zich bevat
Mogt het in mijn ziel dan stormen
't Harte angstig in mij slaan
'k Vond hier schier op elke zijde
Voor mij troost, en lessen staan.Ga naar eind7
In 1854 verhuisde het gezin naar Deventer, waar de zonen van Ledeboer naar het Atheneum Illustre gingen en waar Ledeboer de rest van zijn leven zou blijven wonen. Ledeboer bloeide weer een beetje op en zijn interesse voor de geschiedenis van het boekenvak begon steeds meer te groeien. Hij maakte een catalogus van de in de Deventer Atheneumbibliotheek aanwezige incunabelen.Ga naar eind8 Op deze manier kwam hij ook in contact met mensen die werkzaam waren in het boekenvak, zoals de bibliofiel en voorzitter van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde Bodel Nyenhuis, die een goede vriend zou worden. Ledeboer begon ook met het uitbreiden van zijn eigen bibliotheek, die tot dan toe vooral uit medische werken bestond, en verbaasde zich over de geringe hoeveelheid literatuur die er over de geschiedenis van het boekenvak te vinden was. Familiewapen van Ledeboer
Het verwonderde mij dus en het trok mijne aandacht, toen ik mijne ledige uren aan de Bibliographie van mijn Vaderland ging toewijden, dat ik telkens mij teleur gesteld vond, als ik nasporingen naar dezen of genen Boekdrukker, Uitgever of Boekverkoper deed (...) In de meeste Stedebeschrijvingen vindt men hen onvermeld. Men zoeke slechts waar men denke zou hunne | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Foto van Ledeboers zonen, die zij hem cadeau gaven op zijn tachtigste verjaardag. Gemeentearchief Rotterdam, 1237, 186
namen te zullen vinden: tevergeefs zal veelal uw zoeken zijn.Ga naar eind9 Ledeboer begon vanwege dit gebrek aan literatuur zelf maar te speuren naar informatie over boekdrukkers. Hij ging bibliotheken en archieven af en schreef alles op wat hij tegenkwam over Nederlandse boekdrukkers. Hiervoor legde hij nauwkeurige kaartsystemen aan, die hij bewaarde in speciaal hiervoor gemaakte kastjes die nog steeds aanwezig zijn in de archieven van Deventer en van de bibliotheek van de kvb in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam.Ga naar eind10 Wellicht was Ledeboers plotselinge carrièreswitch een vlucht. Zijn ‘oude leven’ als Rotterdams arts zou Ledeboer altijd met pijnlijke herinneringen aan het verlies van zijn echtgenote doen blijven denken. In 1850 schreef hij een gedicht, getiteld ‘Afscheid mijner woning’ waaruit deze drang om zijn oude leven te ontvluchten, blijkt: Vaarwel dan! Plaatse mijner woning;
Vaarwel dan! Weest gegroet van mij;
Met haar waardt gij een koningswoning;
En zonder haar een woestenij!Ga naar eind11
Ledeboer liet deze ‘woestenij’ dan ook voorgoed achter zich en begon een nieuwe, vruchtbare carrière als bibliograaf. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
PublicatiesIn 1859 wierp Ledeboers arbeid vruchten af en kwam zijn eerste boek uit: een geschiedenis en bibliografie van het uitgeversgeslacht Van Waesberghe, een van oorsprong Antwerpse drukkersfamilie die zich in de zestiende eeuw in Rotterdam vestigde. In zijn eigen boekenverzameling legde Ledeboer ook de nadruk op dit drukkersgeslacht; in de bibliografie van het werk van de Van Waesberghes markeerde hij de boeken die hij in zijn eigen bezit had met een letter L. Hierna ging hij zich meer richten op de algemene Nederlandse bibliografie. Hij begon met het publiceren van zijn onderzoekingen in het tijdschrift de Navorscher, maar omdat de samenwerking met dit blad niet soepel verliep, besloot Ledeboer, mede op aanraden van Bodel Nyenhuis,Ga naar eind12 zijn werk op eigen kosten als boek te laten drukken.Ga naar eind13 Dit werd De boekdrukkers, boekverkoopers en uitgevers in Noord-Nederland. De meningen over dit werk waren verdeeld. Zo schreef zijn bekende collega-bibliograaf P.A. Tiele een venijnig stuk in Le bibliophile Belge waarin hij stelt dat Ledeboers werk onvolledig en oncontroleerbaar was.Ga naar eind14 Ledeboer voelde zich persoonlijk aangevallen door dit stuk en stuurde Tiele een brief, waarin hij zegt ‘zeer gevoelig getroffen’ te zijn door het artikel. ...Er heerscht in die regelen een geest van laken, niet van verschoonen, welke ik geloof op mijne arbeid, dat altijd eene proeve is, niet verdiend te hebben.’ Hij geeft toe ‘slechts’ een liefhebber te zijn en sinds kort bezig te zijn met het vak.Ga naar eind15 Of Tieles kritiek terecht was of niet, feit is wel dat Ledeboer naast kritiek ook veel lof ontving voor zijn bibliografische pionierswerk. Frederik Muller, antiquaar en veilinghouder, schreef een lovende recensie in het Nieuwsblad voor den boekhandel, en Ledeboer werd benoemd tot erelid van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels. Muller noemde Ledeboers werk een boek van ‘hogere bibliografie’ in zijn Voorslag tot eene Nederlandsche bibliografie. Ledeboer op zijn beurt had overigens ook veel bewondering voor het werk van Muller. In de catalogisering van zijn eigen boekencollectie gebruikte hij Mullers catalogi vaak als voorbeeld.Ga naar eind16 Hij correspondeerde ook veel met hem over de publicatie van De boekdrukkers... In 1874 schreef hij hem ‘Van harte wens ik dat u (...) nog lang de Nestor onzer Nederlandsche Bibliographie zijn zult. Uwe groote boekenkennis heeft reeds zoo menig punt opgehelderd en hoe klein voel ik mij daarbij, een liefhebbertje, die nog niet altijd voorzichtig is.’ Aantekeningenkastje van Ledeboer. Deventer Stadsarchief, foto Jan Mark Koopmans
Ook anderen spraken lof van Ledeboers werk. In 1876 schreef de letterkundige dr. J.J.F. Wap een gedicht voor Ledeboer in het Nieuwsblad voor den boekhandel: God gaf, tot tachtig jaar, den man een wakkren geest
Die op 't Verlichtingspad een leidstar is geweest
Voor wie in Nederland 't beschavingsvak doorzoeken,
Met Kosters zaad gestrooid in duizenden van Boeken.
Wat Ledeboer volbragt, vereischte reuzenmoed,
Met taai geduld gespaard, door kenniszucht gevoed...Ga naar eind17
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De Bibliotheca Alexandrina in de nabije toekomst?
Mogelijk McDonald's in bibliotheek Alexandrië Titel pagina van Alfabetische lijst der boekdrukkers, boekverkoopers en uitgevers in Noord-Nederland, Utrecht 1876
Ledeboer zou later nog twee aanvullingen op De boekdrukkers... schrijven en publiceren. Dit waren de Alfabetische lijst der boekdrukkers, boekverkoopers en uitgevers in Noord-Nederland in 1876 en het Chronologisch register behoorende bij de Alfabetische lijst der boekdrukkers, uitgevers en boekverkoopers in Noord-Nederland in 1877. Maar de reputatie van Ledeboer was al gevormd. Er was kritiek, maar vooral bewondering voor zijn pionierswerk.Ga naar eind18 Beijers schreef in het eerde genoemde jubileumstuk in het Nieuwsblad voor den Boekhandel: Die werken zijn in ons land eerstelingen op dat gebied, en als eerstelingen hebben zij ook de gebreken, die aan dergelijke proeven onvermijdelijk verbonden zijn. Trouwens Dr. Ledeboer zal de eerste zijn, en zeker het best in staat, om de fouten in zijn werken aan te toonen. Deze opmerking vloeit dan ook niet voort uit de zucht om een aanmerking te maken, dat altijd nog gemakkelijk gaat, maar om mij de gelegenheid te | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
geven het oordeel van den grootsten boekenkenner uit ons land mede te deelen over den arbeid van Dr. Ledeboer. Dat oordeel luidt: ‘onmogelijk zal het zijn eene geschiedens van den Nederlandschen boekhandel te schrijven, zonder de werken van Dr. Ledeboer. Die arbeid - en zeker niet den aangenaamste - is verricht; het staat aan anderen, die werken aan te vullen, te verteren ze te brengen tot wat men zou wenschen.Ga naar eind19 Titelpagina van Chronologisch register behoorende bij de Alfabetische lijst der boekdrukkers, uitgevers en boekverkoopers in Noord-Nederland, Utrecht 1877
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Ledeboer als boekenverzamelaarDe grote inspiratiebron voor al deze bibliografische arbeid was Ledeboers roemruchte privébibliotheek. Deze verzameling is een jaar na zijn dood, in 1888, geveild in Leiden bij Brill. Afgaande op de veilingcatalogus - een door Brill geannoteerd exemplaar bevindt zich in de ub te Amsterdam - bestond de bibliotheek van Ledeboer uit niet minder dan 4577 boeken.Ga naar eind20 De collectie omvatte een grote verscheidenheid aan onderwerpen. Zo bezat hij onder andere boeken over aardrijkskunde, theologie, binnen- en buitenlandse geschiedenis, natuurwetenschappen, kunst en literatuur. Maar de bibliotheek genoot onder bibliofielen vooral faam vanwege de vele bijzondere en zeldzame werken. Er was een collectie handschriften, incunabelen, een royale bibliografische collectie, een collectie Elzevierdrukken en de collectie Van Waesberghedrukken, bestaande uit zo'n 340 exemplaren.Ga naar eind21 Doordat de kavels in de veilingcatalogus door Brill per genre genummerd zijn, kan aan de hand hiervan bepaald worden hoeveel boeken van elk van deze genres Ledeboer in zijn bezit had. In onderstaand overzicht staan de aantallen kavels per genre gerangschikt, gebaseerd op de inhoudsopgave van de veilingcatalogus.
Uitgaande van de indeling die Brill maakte, ligt het getalsmatige ‘zwaartepunt’ van de collectie van Ledeboer op geschiedenis en geografie. Hierover had hij maar liefst 1355 boeken in zijn bezit. Overigens bestaat de geschiedeniscollectie niet alleen uit boeken, maar bijvoorbeeld ook uit brieven en een gravure van de Unie van Utrecht. De geschiedeniscollectie bevat veel vaderlandse geschiedenis. Literatuur (Duits, Engels, Frans, Spaans en Italiaans, maar vooral Nederlands) komt op de tweede plaats met 768 | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
werken. Hierbij zitten drukken van de zeventiende tot de negentiende eeuw. Over bibliografie had hij 348 werken. Hieronder vallen boeken over de geschiedenis van de boekdrukkunst, maar ook bibliografieën, waarvan Ledeboer een groot aantal in zijn bezit had. De collectie handschriften bestaat voor een deel uit brieven, extracten, enzovoort. Zo is kavelnummer 444 bijvoorbeeld een kerklidmaatschap van een letterzetter uit 1636. Verder bevat deze collectie een rekwest aan koning Lodewijk en albums met handtekeningen van politici en hoogwaardigheidsbekleders. Hoewel het onderdeel bibliografie misschien niet het grootste aantal nummers omvatte, is het wel datgene waarvoor Ledeboers collectie het meest werd geroemd bij besprekingen van de veiling. Het Nieuwsblad voor den Boekhandel publiceerde voorafgaand aan de veiling: Titelpagina van De boekdrukkers, boekverkoopers en uitgevers in Noord-Nederland sedert de uitvinding van de boekdrukkunst tot den aanvang der negentiende eeuw, Deventer 1872
Enkele drukkersmerken uit de alfabetische lijst
De duistere begrippen die onder de meeste boekenliefhebbers ronddoolden omtrent de grootheid en pracht der bibliotheek van dr. Ledeboer zullen weldra door heldere vervangen kunnen worden.Ga naar eind22 Enkele hoogtepunten werden in dit stuk genoemd, zoals een exemplaar van Molières L'imposteur waarin Cornelis de Witt zou hebben zitten lezen voordat hij door het volk werd verscheurd, evenals de collectie zestiende- en zeventiende-eeuwse drukken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Oorkonde van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, aangeboden aan A.M. Ledeboer op zijn tachtigste verjaardag. Gemeenterarchief Rotterdam, 1237, 189
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Negentiende-eeuwse verzamelaars en de collectie van LedeboerOver negentiende-eeuwse Nederlandse boekenverzamelaars weten we vrij weinig. In het algemeen waren het vooral mannen uit de hogere klasse die het zich konden veroorloven een boekenverzameling te onderhouden. Deze mannen gebruikten hun bibliotheek onder andere als geleerdenbibliotheek, de meest omvangrijke soort privébibliotheek, gericht op algemene ontwikkeling. Daarnaast bestond sinds de zeventiende eeuw de beroepsbibliotheek, die veel voorkwam onder medici, predikanten en juristen, waarin de nadruk lag op vakliteratuur.Ga naar eind23 Maar in de negentiende eeuw vond ook een verschuiving van belangstelling plaats. In 1896 kwam een nog steeds als belangrijk geldend standaardwerk uit over het verzamelen van boeken, Over de liefhebberij voor boeken van R. van der Meulen. In dit boek wordt een beeld geschetst van bibliofilie in Nederland en in andere Europese landen, en ook wordt een soort handleiding gegeven over hoe men het best een privébibliotheek kan aanleggen. Wat het meest opvalt in de beschrijving van Van der Meulen is dat de belangstelling verschuift van de inhoud van de verzameling naar de verschijningsvorm van het boek; het gaat niet zoals bij de geleerdenbibliotheek om compleetheid of om het vertegenwoordigen van zo veel mogelijk vakgebieden, maar meer om de boeken zélf en wat er speciaal of zeldzaam aan is. Hij wijst op het plezier van het verzamelen van bijvoorbeeld incuna- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Ledeboer op ongeveer tachtigjarige leeftijd.
Gemeentearchief Rotterdam, 1237, 939 | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
beien, eerste drukken, boeken gedrukt op gekleurd papier, van de markt verdwenen en verboden boeken, boeken met speciale banden en dergelijke.Ga naar eind24 Verzamelaars begonnen in de negentiende eeuw met het bijeenbrengen van speciale collecties, zoals pamflettenverzamelingen. Ook de bibliofiele bibliotheek kwam in deze tijd op. Hoewel Ledeboers bibliotheek vanwege de grote omvang en het brede scala aan onderwerpen nog veel kenmerken heeft van de traditionele geleerdenbibliotheek, zag Ledeboer ook als geen ander het belang in van boeken die bijzonder waren vanwege hun verschijningsvorm. Dit zien we ook goed terug in zijn verzameling. Hiermee paste hij goed in deze nieuwe traditie van liefde voor het bijzondere boek. De bibliotheek bevatte speciale collecties, zoals de Van Waesberghedrukken,Ga naar eind25 de handschriften en incunabelen, de Catsiana en de Elzeviers, die niet kunnen ontbreken in een negentiende-eeuwse bibliotheek met speciale collecties. Maar het was ook een bibliofiele bibliotheek. Ledeboer was steeds op zoek naar bijzondere, zeldzame exemplaren van boeken, zoals blijkt uit de vele bijzondere exemplaren in zijn veilingcatalogus. De verzameling van Ledeboer hangt nauw samen met zijn bibliografische publicaties. Een van de aanleidingen voor hem om op zoek te gaan naar informatie over boekdrukkers was dat hij deze informatie over zijn eigen boeken miste. Ledeboers verzameling was zijn grote trots. Hij ging hiervoor talloze veilingen af en correspondeerde veel met boekverkopers over zijn verzameling. Op deze manier bouwde hij een netwerk op van boekverkopers en genoot hij alom respect met zijn collectie. Zo schrijft Beijers in het Nieuwsblad voorden Boekhandel: ‘Hoe zeldzaam het boek, een tachtigjarige jubilaris, die even een trap opwipt om uit zijn boekerij een boek te halen, is oneindig veel zeldzamer.’Ga naar eind26 | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Ledeboers feestLedeboer was op zestigjarige leeftijd begonnen aan een nieuwe ‘liefhebberij’, waarin hij troost, voldoening, waardering en zelfs roem vond. Het werd een succesvolle tweede carrière. Dit brengt ons terug bij Ledeboers jubileumfeest, de kroon op zijn werk als bibliograaf. ‘Ziedaar den Man, wiens Hoogfeest heden te Deventer, door alle weldenkenden in stad en land wordt gedeeld en meegevierd’, stond in de Deventer krant De Koerier.Ga naar eind27 De Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels had speciaal voor het feest een Ledeboer-commissie in het leven geroepen. Deze commissie bestond uit niet de minsten uit het boekenvak; boekverkopers J.L. Beijers, Frederik Muller, A.C. Kruseman, Martinus Nijhoff en D.A. Thieme. Samen hadden zij geld ingezameld voor een cadeau, bestaande uit een album amicorum met portretten van leden van de Vereeniging, een zilveren inktset, zijn bibliografische werken in mooi verzorgde schijnbanden en een oorkonde. De Koerier schreef: De woonbuurt van den Jubilaris en de huizen der aanzienlijkste Boekhandelaren getuigden, door het uitsteken der nationale Driekleur, luide van warme sympathie voor het Feest van den dag, terwijl ontelbare bezoekers, mondeling of schriftelijk, daarvan mede, op de hartlijkste wijze, deden blijke. - Het Deventer Mannenkoor zal, tot sluiting van het Jubel, den dankbaren grijsaard, in zijn tuin, eene Serenade brengen van een drietal gepaste Liederen, als tot eene glansrijke kroon op een zo hoogst-zeldzaam feest.Ga naar eind28 |
|