De Boekenwereld. Jaargang 26
(2009-2010)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[Nummer 1]Stofomslag van Niet voor oom Wie
| |
[pagina 3]
| |
Ser J.L. Prop
| |
Maurice LaudyJan Maurits Laudy wordt op 10 juli 1920 te Heerlen geboren als tweede kind en eerste zoon van Victor Hubert Laudy (1888-1977) en Leonie Anna Maria Elvira Meuter (1888-1970). Het gezin zal met nog twee zonen worden uitgebreid. Vader Victor Hubert is tekenleraar in Heerlen en later in Kerkrade. Er is een meisje voor dag en nacht in huis. De ouders laten zich menige zaterdag per taxi naar Aken brengen, waar in café Vaterland zelfs een Stammtisch voor hen beschikbaar is.Ga naar eind2 Maurits volgt de gymnasiumopleiding aan het Bernardinuscollege in Heerlen, waar hij bevriend raakt met zijn klasgenoten Karel Reijnders en Nico Schweitzer. Na zijn eindexamen gaat Maurice Laudy naar Utrecht om Nederlands en geschiedenis te studeren. Tijdens de oorlog wordt hij opgepakt en onder meer in een fabriek in Braunschweig te werk gesteld. Nadat hij (waarschijnlijk in 1942) uit Braunschweig is teruggekeerd, duikt hij tot het einde van de oorlog onder in de buurt van Schijndel. Na de bevrijding kan Laudy zijn studie in Utrecht hervatten. In 1946 legt hij zijn kandidaatsexamen Nederlands af. Het jaar daarna stuurt W.A.P. Smit hem naar Gent om de psalmen van Petrus Donatus te bestuderen, maar het onderwerp interesseert hem nauwelijks. Uiteindelijk heeft Laudy zijn universitaire studie dan ook niet voltooid. Hij laat het bij een tweedegraads bevoegdheid, ondanks dat Karel Reijnders, met wie hij een jarenlange en intensieve correspondentie onderhoudt en tot begin jaren zeventig bevriend blijft, hem in een brief van 13 mei 1950 aanspoort om zo spoedig mogelijk af te studeren: En ga dan in een andere richting [bedoeld is een kunstzinnige richting - sp] zoeken, want voorzover ik kan oordelen moet jij niet ‘levenslang’ krijgen als leraar. [...] Typografie lijkt me voor jou ideaal. | |
[pagina 4]
| |
Begin jaren vijftig accepteert Maurice Laudy een baan als leraar Nederlands, aanvankelijk in Haarlem, enkele jaren later aan het Fons Vitae College in Amsterdam. Op 28 december 1955 trouwt hij met Diet van Dullemen (1921-2007). Ze gaan wonen op de eerste verdieping van het pand Achter den Dom 26 in Utrecht. De in 1951 aangeschafte boekdrukpers komt op de zolder te staan die als drukkerij wordt ingericht. Beneden hen woont een ouder echtpaar. Wanneer deze mensen het huis verlaten is Laudy in de gelegenheid de woning te kopen. De Albionpers waarop alle uitgaven van De Renildis Handpers zijn gedrukt (foto: Ser J.L. Prop)
In de eerste helft van de jaren zestig ontwerpt Maurice Laudy tientallen stofomslagen voor uitgeverij Nelissen te Bilthoven, die hij 's morgens per fiets bezorgt voordat hij de trein naar Amsterdam neemt om les te gaan geven. Aan zijn onderwijsactiviteiten komt in de loop van 1972 een einde, zodat Laudy zich voortaan in nog sterkere mate dan voorheen aan zijn drukkerspassie kan wijden. Als ik zeven jaar na het overlijden van Maurice Laudy voor het eerst de drukkerij van De Renildis Handpers betreed, is het alsof de drukker slechts even weg is en elk moment kan terugkeren om zijn werkzaamheden te hervatten. Alles staat en ligt er nog precies zo als hij het heeft achtergelaten toen hij voor het laatst de deur achter zich dichttrok. | |
Het beginOp een Zaterdagmiddag kwam Maurits aan: ‘Wat denk jij dat een handpers kost?’ ‘Nou, misschien wel f1000,- of f1200,-.’ ‘Kind, ik weet er een te koop voor f70,-.’ Zo begint het Tagebuch der Albion-Presse, een klein dagboekje dat Diet van Dullemen heeft bij gehouden van maart 1951 tot en met 6 juni 1952.Ga naar eind3 Laudy heeft geen zeventig gulden, maar een vriendin van Diet is bereid hen vijftig gulden te lenen. Ze kopen de kleine Albionhandpers, die wordt opgesteld in het pand Achter Sint Pieter 4 te Utrecht, waar Diet op kamers woont. In het eerste jaar na aanschaf van de pers houden Maurits en Diet zich vooral bezig met het drukken van linoleumsnedes, ook op stof. Hun wandlapjes met onder andere zingende vogeltjes en volkskunstmotiefjes worden verkocht in de winkel van mevrouw Wagenaar Achter Sint Pieter 5. Omstreeks mei 1951 ontstaat het eerste drukkersmerk, twee D's, een kruisje en een hartje, diagonaal verbonden. Dide & Danke is geboren. Een door Maurits gesneden ‘visje met korf’ wordt, voorzien van de tekst ‘visita quaesumus’, als nieuwjaarskaart verstuurd. Deze nieuwjaarswens leidt tot hun eerste opdracht: het drukken van de aankondigingen voor de priesterwijding van Maurits' jongste broer Cyriel (1923). De eerste letters, een doos met enkele kilo's ongesorteerd materiaal in diverse korpsen, krijgt Laudy van Van Wees (ik kom op deze boekhandel nog terug). Hij zet er een kerstverhaal in het Middelnederlands uit, een tekst die nog niet in de nalatenschap is aangetroffen. In april 1952 vraagt Karel Reijnders of zijn vriend Maurits, door hem in de correspondentie vóór 1951 | |
[pagina 5]
| |
steeds aangesproken met Funs, de kaartjes voor de ophanden zijnde geboorte van het eerste kind van hem en Margrit (Reijnders-Radelfinger) wil drukken. Boven: het door Maurice Laudy ontworpen en in linoleum gesneden drukkersmerk ‘Dide en Danke’
Rechts: Novalis, Geistliches Lied. Titelpagina van het eerste door Maurice Laudy gedrukte boekje Het verlangen van Maurits en Diet om een mooie letter te bezitten wordt steeds sterker en na toestemming en financiële ondersteuning van Laudy's vader bestellen ze op 23 mei 1952 vijf kilo tienpunts Grotius en drie kilo tienpunts Garamont halfvet. Op 6 juni noteert Diet in haar Albion-dagboekje: ‘Letters uitgepakt en afdrukken met de hand gemaakt. Magnifique!’ In de zomer van 1952 verschijnt novalis Geistliches Lied, het eerste en waarschijnlijk enige boekje met het impressum ‘Dide & Danke’. Deze uitgave komt hierna nog ter sprake. Eveneens daterend uit 1952 ken ik een door Laudy gedrukt uitnodigingskaartje voor een orgelconcert in de abdij van Berne te Heeswijk en het geboortekaartje van Vincent Maria van Roessel, zoon van zijn studievriend Nol van Roessel, door wiens bemiddeling hij gedurende de laatste oorlogsjaren had kunnen onderduiken. Voor het Utrechts Conservatorium drukt Maurice Laudy in 1953 op zijn handpers 160 met de hand ingekleurde felicitatiekaartjes, die de directeur, George Stam, aan studenten kan sturen ter gelegenheid van hun verjaardag. Als Stam in datzelfde jaar benoemd wordt tot directeur van het Amsterdams Conservatorium, komen de kaartjes die zijn dank voor ‘de vele blijken van belangstelling’ tot uitdrukking brengen van Laudy's pers. Op 2 juni 1953 wordt Marc Maurice geboren, het derde kind van Laudy's broer Eugène (1921-1995) en diens echtgenote Fientje Laudy-Vaessen (1927-2008). Maurits is de drukker van de geboorteaankondigin- | |
[pagina 6]
| |
gen. In 1994 zal Laudy voor Eugène, die dan al geruime tijd ziek is, nog een hapax (zie p. 7) drukken: Van enen scolierkene die een lesse singhen sonde te mettene, een tekst die de drukker blijkbaar erg dierbaar is, want hij drukt hem nu voor de derde keer, nu voorzien van een illustratie (een zeer grote zeldzaamheid in boeken van De Renildis Handpers) door Eugène, die kunstschilder en glazenier is. Het colofon van deze uitgave bevat de ontroerende mededeling: Dit boek [...] is gemaakt voor Eugene Laudy in dankbare herinnering aan onze gelukkige jongensjaren, je belangstelling voor mijn werk en de vele vignetten die je altijd in grote bereidwillligheid [sic] gemaakt hebt voor mijn pers. Je blijft in mijn gedachten.’ Eugène overlijdt op 3 maart 1995. In december 1953 verschijnt ‘comme première édition de la presse renildis’ Montaigne, De la poésie. Extrait d'Essai d'après le texte du manuscrit de Bordeaux. Deze uitgave is het tweede mij bekende boekje van Maurice Laudy en het eerste waarin de naam Renildis Pers genoemd wordt. Merkwaardig genoeg duurt het vervolgens tot 1957 voordat het eerste officiële Renildis boek van De Renildis Handpers verschijnt. De tekst van De la poésie is gezet uit de Grotius, de oplage bestaat uit negentien exemplaren ‘pour les dix-neuf’. | |
Pierre KempVanaf mei 1948 is Maurice Laudy in correspondentie geraakt met de dichter Pierre Kemp, een correspondentie die, met tussenpozen, tot en met 1962 wordt voortgezet.Ga naar eind4 Laudy bewondert Kemps werk en wil er een artikel over schrijven. Dat artikel, ‘Het poëtisch werk van Pierre Kemp. Bij zijn nieuwe bundel Phototropen en noctophilen’, verschijnt onder het pseudoniem Marc Weeninc in het katholieke culturele weekblad De Nieuwe Eeuw van 23 april 1949. Ter gelegenheid van Kemps zeventigste verjaardag op 1 december 1956 verschijnt een omvangrijk Liber Amicorum waaraan Maurice Laudy een bijdrage levert in de vorm van een paginagrote uit de Vendôme gezette hommage aan de dichter. Niet alleen wordt deze door François Ganeau ontworpen letter hier voor het eerst door Laudy gebruikt, het is tevens de eerste toepassing van de Vendôme in de Nederlandse boekgeschiedenis. Het contact met Pierre Kemp heeft er ongetwijfeld toe geleid dat Kemp de auteur is van drie van de eerste zes door De Renildis Handpers gedrukte boeken: Maastrichtse suite voor Fernand Lodewick (1957), Droom in het Jekerdal (1958)Ga naar eind5 en Schets voor een Roodkapje (1961). Waarom Laudy in later jaren nooit meer iets van Pierre Kemp heeft gedrukt is mij niet bekend. | |
Oplagen en lettersEen doeltreffende manier om iemands bibliofiele begeerten duchtig aan te wakkeren, is mooie boeken in kleine tot zeer kleine oplagen te drukken en die vervolgens niet te koop aan te bieden maar uitsluitend aan intimi cadeau te geven. Wat deze handel wij ze betekent voor de marktwaarde van dergelijke uitgaven is duidelijk: wel vraag maar nauwelijks aanbod zorgt voor pittige prijzen. De firma De Slegte te Amsterdam bijvoorbeeld biedt in een kleine catalogus van februari 2006 maar liefst 28 drukken van De Renildis Handpers aan voor bedragen van €150 tot €950, bij veilinghuis Bubb Kuyper brengen in mei 2007 twee De Renildis Handpers-exemplaren van Pierre Kemps | |
[pagina 7]
| |
Schets voor een Roodkapje €400 per exemplaar op (exclusief veilingkosten) en in een lijst met twaalf drh-publicaties die antiquariaat Schuhmacher in 2005 verspreidt, variëren de prijzen van €400 tot €2250. Het laatste bedrag geldt weliswaar voor twee boekjes samen plus twee bijbehorende brieven, maar toch. Wat de boekproductie van De Renildis Handpers betreft, heeft de drukker het zijn toekomstige bibliograaf niet al te moeilijk gemaakt. Vanaf het eerst verschenen boek, Pierre Kemps Maastrichtse suite voor Fernand Lodewick, heeft Laudy zijn boeken voorzien van een volgnummer. Het colofon van het laatst gedrukte boek, Binnenhuis van Karel van de Woestijne uit 1995, meldt: ‘Dit is het 76-ste boek van De Renildis Handpers Achter den Dom.’Ga naar eind6 De oplage van de boeken van De Renildis Handpers bestaat uit maximaal 32 en minimaal twee exemplaren. Maar liefst 24 van de 76 boeken zijn hapaxdrukken, dat wil zeggen boeken gedrukt in één exemplaar, bestemd voor en op naam gedrukt van een bepaald persoon, met daarnaast één ‘overdruk’ voor de drukker. Het op naam drukken van exemplaren gebeurt ook frequent in boeken die in grotere oplagen dan twee exemplaren verschijnen. Ik ken geen andere private-pressdrukker bij wie zo veel op naam gedrukte exemplaren per oplage voorkomen. Tot de groep bevoorrechten aan wie Maurice Laudy de uitgaven van zijn pers schenkt behoren, naast de drukker en diens huisgenoten en de auteur en diens omgeving, allerlei mensen die Laudy op dat moment een uitgave waardig acht, variërend van een kloosterzuster, een priester, de abt en monniken van abdij Sint Benedictusberg te Mamelis (bij Vaals), een huisarts, een bisschop, een freule, een ingenieur bij de spoorwegen, tot personen uit de grafische wereld en de wereld van het boek, onder wie Aldert Witte, G.W. Ovink, Hartmut Erlemann, Ernst Braches, Georg Trump, H.C. Gumbert en Sem Hartz. Zoals we hebben gezien, zijn de tienpunts Grotius en de tienpunts Garamont halfvet de eerste letters die Laudy heeft gekocht. In 1956 volgt de aankoop van de Vendôme. De eerste elf boeken van De Renildis Handpers zijn gezet uit de Grotius of de Vendôme. In het twaalfde boek Enige middelhoogduitse gedichten (1965) treffen we voor het eerst de Romanée aan. Nog in 1990, zes jaar voor zijn overlijden, koopt de drukker de Solemnis. Uiteindelijk beschikt drh over 33 verschillende lettertypes. Als we afgaan op de gebruiksfrequentie heeft Laudy een voorkeur voor de Post Mediaeval en de Wilhelm Klingsporschrift, waaruit respectievelijk zestien en twaalf boeken worden gezet. De Codex wordt in tien boeken toegepast, de Grotius en de Romanée komen in acht boeken voor, in zeven boeken kiest de drukker voor de Vendôme, terwijl de Delphin en de Jaguar in zes uitgaven voorkomen. Andere lettertypen van De Renildis Handpers zijn onder andere Columna, Dominante, Hyperion, Pracht Antiqua, Libra, Mercator, Post Versal en Rhapsodie. | |
FondsHoewel Maurice Laudy in de beginjaren van zijn pers een voorkeur vertoont voor literair werk en pas vanaf ongeveer 1970 steeds vaker religieuze en liturgische teksten kiest, zullen degenen die uitsluitend of voornamelijk geïnteresseerd zijn in nieuw literair werk van moderne Nederlandse of buitenlandse auteurs, in het fonds van De Renildis Handpers waarschijnlijk niet erg veel van hun gading vinden.Ga naar eind7 De meeste boeken van Laudy's pers munten in mijn ogen niet in de eerste plaats uit door hun inhoudelijke kwaliteiten, maar vooral door het hoge niveau van de vormgeving waarin de drukker de door hem gekozen teksten weet te presenteren. Ik bewonder de uitgaven van drh met name omdat ik vaak getroffen word door de verstilling, de aandacht en toewijding, de rust en ingetogenheid, het evenwicht en het perfecte gevoel voor verhoudingen, de harmonie en de authenticiteit en intimiteit die van deze boekjes uitgaan. De vormelementen die Laudy gebruikt, waartoe vanzelfsprekend ook de zeer eigenzinnige letterkeuze van de drukker behoort, zorgen voor een boekarchitectuur die in al haar verscheidenheid steeds heel herkenbaar blijft. Bij de eerste twintig boeken van De Renildis Handpers, verschenen tussen 1957 en 1970, zijn er drie van Pierre Kemp, twee van J.H. Leopold, twee van Charles | |
[pagina 8]
| |
d'Orléans (vertaald door J.H. Leopold) en zes van Kees Rood. Het derde boek van de pers, De mond getergd, bevat fragmenten uit brieven van Fernand Lodewick aan Karel Reijnders, boek 12 is Enige middelhoogduitse gedichten, boek 18 Een nieuw Christelick liedt. In 1970 en 1971 verschijnen nog drie hapaxdrukken met citaten uit het werk van J.W. von Goethe, maar daarna komt de nadruk te liggen op niet-literaire teksten, op werk van kloosterlingen als Suster Bertken en van mystici als Hadewych, Jan van Ruusbroec en Thomas à Kempis, op beschrijvingen van de geboorte en het leven van Jezus, op psalmen en hymnen, metten en antifonen, kerstliederen en sequensen, en op fragmenten uit de evangeliën. Toch treffen we ook in de eerste literaire periode al enkele religieus getinte boeken aan. Ik noem slechts Twee psalmen van Geert Groote uit 1961 en Suster Josine de Planques uit 1964, een van de mooiste en omvangrijkste boeken van De Renildis Handpers. Een ander vroeg hoogtepunt en met zijn 108 pagina's eveneens een omvangrijke uitgave is boek 17, J.H. Leopold, Uit de Rubaijat Soefisch Omar Khayam, gezet uit de Romanée en gedrukt in een tergend kleine oplage van slechts twaalf exemplaren. Ondanks de inhoudelijke omslag van literaire naar liturgische en religieuze teksten drukt Laudy in de jaren zeventig en tachtig toch ook nog drie keer een uitgave met werk van J.H. Leopold. Lodewijk van Deyssels Tusschen de blauwe lucht en den kiezelgrond, gezet uit de Mercator van Dick Dooijes, verschijnt in 1982 zelfs in twee verschillende formaten. Vanaf 1992 lijkt het wereldlijke element zich weer in sterkere mate te manifesteren in het uitgavebeleid van De Renildis Handpers, getuige boeken met teksten van auteurs als Etty Hillesum, Frans Erens, P.C. Boutens en Karel van de Woestijne. Het komt diverse keren voor dat Maurice Laudy een tekst herdrukt. In december 1960 verscheen als kerst- en nieuwjaarswens Van enen scolierkene die een lesse singhen soude te mettene, een verhaaltje over een koorknaapje dat, als hij in de kerstnacht moet zingen, afgeleid wordt en slecht zingt, omdat hij meent het kerstkindje op het altaar te zien liggen en te horen huilen. De zangmeester die het kerstkind niet ziet en hoort, geeft de koorknaap uiteindelijk een draai om zijn oren vanwege zijn slechte zang. Als de knaap vervolgens de plek aan wijst waar het kindje ligt, zegt de meester tegen hem: ‘bidt den kinde dat hij mijns ontferme, want ghij sijt beter dan ik’. Laudy drukt dit verhaal opnieuw in 1979 als 43e boek van drh en voor de derde keer, zoals we gezien hebben, in 1994 als hapax voor zijn broer Eugène (boek 75). Het in 1952 op verzoek van Kees Rood gedrukte gedicht van Novalis beleeft 35 jaar later onder de titel Wenn alle untreu werden een herdruk als boek 59 van De Renildis Handpers. De titel Antiphonae Maiores komt twee keer voor in de bibliografie, maar al is de inhoud van beide uitgaven - boek 16 en 34 - identiek, de uitvoering, het formaat en de gebruikte letter zijn volstrekt verschillend. Daar staat tegenover dat hoewel Drei Aussagen van J.W. von Goethe drie keer aanwezig is in het fonds van drh, het telkens een inhoudelijk van de andere exemplaren afwijkende uitgave betreft. Wel vertonen de drie boekjes - 21, 26 en 27 - grote uiterlijke overeenkomsten: ze hebben hetzelfde formaat en hetzelfde aantal pagina's, zijn gezet uit dezelfde letters (de Jaguar en de Romanée) en gedrukt op hetzelfde papier (Basingwerk Parchment). Bovendien zijn het alle drie hapaxen, op naam gedrukt van achtereenvolgens J.C.K. [mevrouw J.C. Kloosterboer - sp], G.W. Ovink en ir. H.G.J. Schelling. Boek 64 en 65, Maimonides, Morgengebet befor er seine Kranken besuchte, zijn wel weer inhoudelijk (nagenoeg) identiek. Bovendien is de tekst van beide boeken gezet uit de Claudius, zij het in verschillende korpsgrootte. Toch zijn het door onder meer verschillen in formaat, omvang, papier, bladspiegel en regels per pagina duidelijk twee zelfstandige uitgaven. Bovendien komen in boek 64 ornamentbalkjes voor en wordt in boek 65 naast de Claudius ook de Solemnis gebruikt. | |
Kees RoodIn het fonds van De Renildis Handpers is de dichter Kees Rood zeer goed vertegenwoordigd. Behalve zes bundels drukt Laudy vier plano's met een gedicht van hem. Bovendien is Rood de initiator van twee boeken van en de aanleiding voor wat ik beschouw als het dertiende boek van de pers van Maurice Laudy. | |
[pagina 9]
| |
Wie is deze Kees Rood, die vanaf de vroege jaren vijftig tot 1966 zo'n belangrijke bijdrage levert aan de productie van De Renildis Handpers en die in deze periode figureert in het gezelschap van dichters als Pierre Kemp, Geert Groote en J.H. Leopold? In de literatuurgeschiedenissen zoek ik zijn naam tevergeefs, zodat ik zelfs even heb gedacht dat Rood misschien een pseudoniem van de drukker zelf is. Na in Venray en Rolduc op kostschool te hebben gezeten komt Kees Rood, geboren te Waddinxveen op 19 januari 1925, in september 1945 naar Utrecht om Nederlandse taal en letteren te studeren. Een ‘impressionistische romanticus’ noemt hij zichzelf, terugkijkend op die naoorlogse Utrechtse tijd. Vanaf september 1946 woont hij aan de Pausdam, vlak bij Achter den Dom 26 waar Maurice Laudy dan als student op kamers woont. Waarschijnlijk heeft de eerste ontmoeting tussen Kees Rood en Maurice Laudy in 1946 plaatsgevonden. Rood herinnert zich dat hij op straat een man voorbij zag komen die grote indruk op hem maakte. Ruim zestig jaar later beschrijft hij dit moment als volgt: ‘Toen kwam de man voorbij.’ Een tengere man, met een zelfovertuigde en toch gedreven stap. Het klinkt ongeloofwaardig, maar het was voor mij een gebeurtenis. Want ik was gefascineerd. Hier liep een man, die betekenis voor me had: hoe bestond er iemand met zo'n in zichzelf gekeerde innerlijke houding, zo'n eigen wil, zo'n ernst, zo'n afgezonderdheid van de wereld. Wat er in zijn omgeving gebeurde leek hem niet aan te gaan. Zijn uiterlijkheid weerspiegelde dat. Hij had lang, sluik achteroverliggend haar dat in lange stroken over zijn oren en nek viel. Zijn gezicht had een scherp profiel, als dat van een uitgevaste monnik. Voor mij stond het vast - denk ik achteraf - dat deze man, van wie ik niets wist en die ik toch bewonderde, een grootheid was, vooral omdat hij zich niets van de wereld liet aanleunen. Ik was er zeker van dat hij een kunstenaar was, in mijn ogen althans, want ik was er geen. [...] Veel later pas heeft er een reële ontmoeting plaats gehad, waar en wanneer precies De nieuwe winkel van Museum Meermanno
Heropening Museum Meermanno/Huis van het Boek | |
[pagina 10]
| |
kan ik niet achterhalen, maar ik vermoed dat het een jaar later was.Ga naar eind8 Blijkbaar weet Laudy dat hij bewonderd wordt door Rood, want als hij een keer samen met zijn vriendin Diet van Dullemen in Utrecht over straat lopend gegroet wordt en Diet hem vraagt wie dat was die hem groette, antwoordt Maurice: ‘Dat was een eerstejaars studentje dat nogal met mij dweept.’Ga naar eind9 Eind jaren veertig werkt Kees Rood, die nog met zijn studie Nederlands bezig is, als verkoper bij boekhandel Van Wees in de Bakkerstraat 21 te Utrecht. Het is zeer aannemelijk dat hij en Maurice Laudy bij die firma nader met elkaar in contact gekomen zijn, want Laudy heeft daar een parttime baantje. Hij is redacteur van het tijdschrift 18-Karaats boekennieuws, een vier pagina's tellend krantje op tabloidformaat, dat boekbesprekingen en advertenties bevat.Ga naar eind10 Rood herinnert zich: ‘M. verzorgde - geheel autonoom - het tijdschrift Boekennieuws [...] M. had een “eigen vertrek”, waar ik nooit kwam.’Ga naar eind11 Nummer 4 van 18-Karaats van januari 1953, het enige exemplaar dat ik tot nu toe onder ogen heb gehad, bevat onder meer een recensie door Maurice Laudy van Marnix Gijsen De Vleespotten van Egypte en van Simon Vestdijk Essays in Duodecimo, terwijl v. D. [Diet van Dullemen? - sp] in dat nummer aandacht schenkt aan Bertus Aafjes' Vorstin onder de landschappen. Kees Rood schrijft: In de beginjaren '50 kende ik hem goed genoeg om hem een verzoek te doen. Ik woonde - nog steeds - in een zeer schamel hoog gelegen kot van nr. 70 [Kromme Nieuwe Gracht - sp] en voelde me berooid en eenzaam. Ik vrat alleen de tijd. Ik wist dat Maurice een antieke handpers had gekocht, en vroeg hem een ‘geestelijk lied’ van Novalis voor mij te drukken. Dat werd het eerste boekje van zijn pers, of liever: van zijn ‘officina’ die hij toen nog Dide en Danke noemde.Ga naar eind12 Het pre-Renildisboekje Geistliches Lied van Novalis, beginnend met de regels ‘Wenn alle untreu werden,/So bleib ich dir doch treu,/’ verscheen in 1952 weliswaar onder het imprint Dide & Danke, maar zonder het drukkersmerk.Ga naar eind13 | |
Jezus, die door de wereld gingZoals we inmiddels weten, krijgt Maurice Laudy halverwege de jaren vijftig een baan als leraar Nederlands aan het Fons Vitae College te Amsterdam, waar hij door de rectrix, zuster Cherubine Snijders, op handen gedragen wordt. Kees Rood is Utrechts correspondent van dagblad De Tijd geworden, studeert naar eigen zeggen ‘met horten en stoten’ af en vertrekt in 1955 van Utrecht naar Arnhem om les te geven aan het Katholiek Gelders Lyceum.Ga naar eind14 Rond 1960 verhuist hij naar Velp en wordt leraar Nederlands aan het Rhedens Lyceum. Pas toen werd mijn sobere kennismaking met Maurice hervat, voornamelijk schriftelijk. Ik was getrouwd,Ga naar eind15 kreeg kinderen, Maurice ook. Beiden hadden we vaste grond onder de voeten. Maar soms was dat schijnbaar. Aanleiding tot de hernomen communicatie was de turbulentie op mijn jonge school, waar twee lerarenpartijen elkaar bevochten, ondanks de arkadische Gelderse situatie. Alles was haat en nijd. Ik zocht versterking in Leopolds regels, waarin ‘Jezus, die door de wereld ging’ bij een hondenlijk zijn bewondering uitsprak: ‘zijn tanden zijn als paarlen wit’ en zocht weer een toevlucht tot Maurice; of hij van die tekst een boek wilde maken. Ik hoefde niet lang te wachten, kreeg vrijwel de hele oplage van de magistrale uitgave.Ga naar eind16 Het verzoek tot het drukken van dit gedicht van J.H. Leopold doet Rood in een brief van 23 februari 1961. Hij denkt aan een oplage van veertig exemplaren en is bereid de kosten van de uitgave voor zijn rekening te nemen. Laudy vraagt f100, wat Rood weinig vindt. De prijs zou in zijn ogen zeker f300,- mogen bedragen, al heeft hij dat bedrag niet begroot. In tegenstelling tot wat het colofon vermeldt, bestaat de oplage niet uit 25 maar uit 29 exemplaren (genummerd van 1 tot en met 25 en vier exemplaren gemerkt A tot en met D), die alle door Kees en Anneke Rood zijn gesig- | |
[pagina 11]
| |
neerd. De 25 genummerde exemplaren zijn voor de opdrachtgevers, de vier geletterde blijven ter beschikking van de drukker. Diet Laudy had gesuggereerd deze Leopolduitgave in een nieuwe, speciaal voor Kees en Anneke Rood bestemde reeks onder te brengen. Kees Rood stelt daarop de naam ‘Canticum-reeks’ voor, zodat zij dan inderdaad een ‘eigen’ reeks krijgen ‘die dan meer van “onszelf” is geworden’.Ga naar eind17 | |
CorrespondentieIn een ongedateerde brief uit de tweede helft van 1961 laat Kees Rood aan Maurice Laudy weten: ik heb nog altijd heimelijke hoop, dat er ééns in mijn leven nog ooit een vreemd moment komt waarin een visioen mij dwingt tot een paar regels, zoals Kemps ‘Avondstemming’. Dat zal wel niet gebeuren (ik wor al aardig oud) maar ontwring ik ze aan het Al, dan vraag ik jou ze te drukken. Mag het?Ga naar eind18 Zijn uit 1961 acht brieven van Rood aan Laudy bekend, vanaf 1962 wordt de correspondentie behoorlijk geïntensiveerd. In de jaren 1962 tot en met 1966 gaan zo'n 125 brieven van Velp naar Utrecht.Ga naar eind19 Het kan niet anders dan dat Maurice Laudy de relatie met Kees Rood bijzonder op prijs stelt en vertrouwen heeft in de literaire kwaliteiten van zijn vriend. Omdat de drukker aan de dichter heeft laten weten: ‘stuur maar op als je wat hebt’, voegt Rood vaak gedichten toe aan zijn brieven, zonder overigens al te sterk op publicatie van het gezondene aan te dringen. Hij beseft waarschijnlijk dat de eigenzinnige en op zijn vrijheid gestelde Laudy dat ook niet zou hebben geaccepteerd. Des te verheugender is het voor de auteur als hij, soms volkomen onverwacht, zijn werk in druk geretourneerd ziet. Meer dan veertig jaar na dato noteert Rood met betrekking tot de gang van zaken: over zijn keuzen, concepten of voornemens sprak of schreef hij nooit of zelden van tevoren. Uit wat ik hem stuurde koos hij wat hem beviel. Een enkele keer vroeg hij om een motto of toevoeging, waarschijnlijk om een druktechnische reden, [...] Zelf zal hij er zeker plezier in hebben gehad iemand een verrassing te bereiden, - wat daarbij voor hem telde was zijn autonomie. Hij wilde ongetwijfeld ook zichzelf verrassen, met steeds nieuwe, steeds andere typografische vondsten, die een tekst dienden te ondersteunen. [...] Omgekeerd werd zijn keuze van een tekst voornamelijk beïnvloed door instemming of bewondering. [...] Bij zijn instemming was M. zeer resoluut, daarbij had hij geen andere critici nodig: ‘Men komt daar later nog wel achter, dat dit goed is.’ Ongetwijfeld had M. ook een voorkeur voor het kleine, het verborgene of onontdekte.Ga naar eind20 | |
Plano'sVier keer heeft De Renildis Handpers in 1962 een plano met een gedicht van Kees Rood gedrukt. Het betreft de gedichten ‘Titel’, ‘Wintermorgen’, ‘Anima Blanca’, en ‘Glazenwasser’. Het gedicht ‘Titel’, gezet uit de Vendôme zestienpunts cursief en in zwart en rood gedrukt op Eenhoornpapier, verschijnt op 23 januari als twaalfde plano van drh in een oplage van acht exemplaren. Het bladformaat is 42,8 × 30 cm. ‘Wintermorgen’ is geschreven ter gelegenheid van de geboorte van Simon Laudy, de vierde zoon van de drukker, op 27 december 1961. Deze plano verschijnt in februari 1962. De tekst is gezet uit de 24-punts Grotius en in zwart en bruin gedrukt op Eenhoornpapier in een oplage van vier exemplaren. Twee daarvan zijn gedrukt zonder interlinie, de twee andere met een interlinie van twee punten. Een colofon ontbreekt. Het formaat van deze plano is 43 × 30 cm. Kees Rood krijgt drie exemplaren. In augustus 1962 ontvangt Rood uit Utrecht een plano met zijn gedicht ‘Anima Blanca’, evenals de beide voorgaande op Eenhoornpapier gedrukt. De oplage bestaat dit keer uit slechts één, voor de dichter bestemd, exemplaar. Het blad waarvan de afmetingen mij niet bekend zijn, bevat de gedrukte mededeling dat het ‘de dertiende plano van de Renildis Handpers’ is. | |
[pagina 12]
| |
Stofomslag van De bus van negen uur tien
Het vijfregelige gedicht ‘Glazenwasser’ is gezet uit de Vendômekorps 36 en in zwart en blauw gedrukt op grijs papier (Bütten?) van 41 × 26,8 cm. Gegevens met betrekking tot oplage en datum van verschijnen zijn onbekend. Omdat dit gedicht, in tegenstelling tot de drie andere, niet opgenomen is in Kees Roods bundel Tien gedichten, citeer ik het hier: glazenwasser
die aan de achterkant
mijn ogen wast
niemand weet
het beeld dat doorkomt
| |
BundelsEen week nadat Kees Rood het geschreven heeft, verschijnt op 27 augustus 1962, de dag dat Kees en zijn vrouw Anneke zes jaar zijn getrouwd, het gedicht ‘De bus van negen uur tien’, op pagina [3], voorzien van de gedrukte opdracht ‘voor Anneke’. Het is het eerste boekje dat Laudy van Rood drukt en het zevende boek van De Renildis Handpers. Drie van de twaalf exemplaren zijn op naam gedrukt, in de overige wordt de naam van degene die het boekje ten geschenke krijgt door de auteur met de hand ingevuld. De Roods zijn enthousiast. Hun op 28 augustus verstuurde telegram luidt: ‘= bus 09.10 uur in pit van ziel aangekomen zo'n mooi boekje nooit gezien brief volgt = anneke en kees’. Dezelfde 28e augustus schrijft Anneke Rood aan de drukker Achter den Dom naar aanleiding van dit uitgaafje: Soms ben ik jaloers op je Maurice, want die glans van verrukking die hij op zijn gezicht heeft als hij iets van de Renildis handpers in zijn hand heeft, kan ik maar bij hoge uitzondering op zijn gezicht brengen. En: ‘Jullie zijn de aanleiding dat Kees de pen op papier is gaan zetten.’ Rood zelf stuurt op 29 augustus een bedankbrief waar hij in een brief van 2 oktober nog aan toevoegt: Behalve op sommige beelden, schilderijen en zo, ben ik ook, zoals je weet, hartstochtelijk verliefd op de officina Maurice Laudy. Eerder heeft Laudy al mogen vernemen: Ik hecht er dan ook sterk aan, alle dingen die ik maak, jou meteen te sturen: te blijven sturen; misschien komen daar dan nog meer boekjes van - wie weet? Dat zijn dan legaten voor onze kinderen + enkele vrienden.Ga naar eind21 Als in het najaar van 1962 de bundel Tien gedichten verschijnt treffen we daar ook het eerder als zelfstandige uitgave gedrukte ‘De bus van negen uur tien’ in aan. | |
[pagina 13]
| |
Tien gedichten lijkt de bundel van een gelukkig mens. Thema's die erin aan bod komen zijn onder meer de drukker H.N. Werkman, natuurimpressies, de geliefde en kinderen. Soms doet de stijl waarin de gedichten zijn geschreven denken aan die van Hans Lodeizen of Hans Andreus. Zelf acht de dichter het al ter sprake gekomen vers ‘Anima Blanca’ representatief voor de bundel. Anima blanca
met een wit hart
van rust
ontwaken
raam wegbreken
in de warmte
openraken
vrolijk in evenwicht
het harlekijntjeslicht:
in blinkend sanitair
en helder laken
en jij -
die in je huid
erop ligt uit te slapen
uitliggend van je lust -
hoe is je air
zo kinderlijk
erop in rust
erop arcadisch
je losse hand en dij -
vermakelijk
zo blij zo veld van licht
en rust -
Vier exemplaren van Tien gedichten worden gebonden door Pie Schmitz te Maastricht, de boekbinder die tot zijn overlijden op 7 mei 1971 het bindwerk voor De Renildis Handpers zal verzorgen en door Laudy steevast ‘Meester Boekbinder’ wordt genoemd. Alle dertig exemplaren zijn op naam gedrukt. Ook voor dit achtste boek van drh ontvangt Maurice Laudy uitvoerige en enthousiaste dankbetuigingen van Kees Rood, die bovendien enigszins relativerend opmerkt: ‘Zoals die versjes in het boekje [Tien gedichten - sp], ouwerwets en zo, vol sentiment, kan ik het (misschien) (een beetje), en niet anders.’Ga naar eind22 Stofomslag van Tien gedichten
| |
[pagina 14]
| |
Binnenpagina's van Een nieuw testament
Een nieuw testament, het derde Roodboek dat van de Utrechtse pers komt, bevat een door Laudy fraai vormgegeven stralend gedicht, opgedragen aan Lydia, de op dat moment bijna zesjarige oudste dochter van de dichter. De auteur nummert en signeert de oplage van vijftien exemplaren en Pie Schmitz bindt drie exemplaren in Frans marmer. In een lange brief van 16 maart 1963 blaast de auteur opnieuw de loftrompet op de prestaties van wie inmiddels zijn lijfdrukker lijkt te zijn geworden. Maar dan wil Maurice Laudy, die in betrekkelijk korte tijd zo veel van Kees Rood heeft gedrukt, blijkbaar even iets anders. In 1964 werkt hij aan het al ter sprake gekomen even fraaie als omvangrijke Suster Josine des Planques. Dit boek beschrijft het leven van genoemde kloosterlinge dat in de 16e eeuw werd opgetekend in het huisboek van het Sint Agnetenklooster te Gent. Suster Josine des Planques verschijnt op 28 december als tiende boek van De Renildis Handpers in een oplage van 27 exemplaren waarvan er 14 op naam zijn gedrukt. Het daaropvolgende boek is er echter weer een van Kees Rood. In april 1965 verschijnt God van de leegte * een gebed. Een verzoek om dit vers te drukken had Rood al in een brief van 31 juli 1963 geuit. God van de leegte is een klaaglied dat een reactie lijkt te zijn op de ‘god-is-doodgedachte’. Op het zwarte stofomslag is de titel in zwart gedrukt. Alle exemplaren zijn op de pers genummerd, op naam gedrukt en door de auteur gesigneerd. Behalve aan familieleden en vrienden stuurt Kees Rood soms ook exemplaren van zijn door Maurice Laudy gedrukte uitgaven aan auteurs die hij bewondert, zoals Maurice Gilliams, A. Roland Holst en Leo Vroman. Gilliams bedankt hem in een brief van 20 april 1965 als volgt: | |
[pagina 15]
| |
Links: Stofomslag van God van de leegte
Boven: Dubbele titelpagina van God van de leegte Het geschenk, dat ik van u mocht ontvangen, nl. een op mijn naam gedrukt exemplaar van uw gedicht ‘god van de leegte’, behoort tot de verrassingen waarvoor men geen woorden vindt om - de feeën of de engelen? - te danken. Wat kunnen drukletters mooi en zuiver zijn, als ze zich mogen vertonen om het woord van een dichter uiterlijk leesbaarheid te verlenen. ‘... uw licht, uw dierbare wind, die nog woei toen ik een kind was...’ - hoe dikwijls, voortaan, zal ik uw belijdenis, in mij, horen weerklinken alsof ik ze zelf had neergeschreven! Uw gedicht lezend en herlezend, gevoel ik mij minder eenzaam. En ik word erdoor herinnerd aan Verwey's verzen: ‘al onze zielen zijn rondom Ene,/al onze zielen begrijpen elkaar.’ Hier is geen sprake meer van literatuur, van talent, doch voluit van menswaardige existentie. Met vriendelijke groeten van Gilliams. Een maand eerder had Rood aan Laudy geschreven: ‘Hoe langer hoe beter weet ik ook dat ik voor mijn eigen kinderen schrijf.’Ga naar eind23 Kees en Anneke behoren tot de bevoorrechten die ook andere boekjes van Laudy ontvangen dan alleen die waarvan Rood de auteur is. ‘We hebben er 3 niet, wat heel erg is’ laat Kees aan Maurice weten op het moment dat de bibliografie van De Renildis Handpers nog pas elf titels telt.Ga naar eind24 Twee boeken van Kees Rood zal Maurice Laudy nog drukken, maar voordat het zover is verschijnt een uitgave waarvan de drukker het bestaan later min of meer loochent. | |
‘Dertiende boek’Hoewel Maurice Laudy in een aantekening vermeldt: ‘Er is geen dertiende boek van De Renildis Handpers’, verschijnt op 24 augustus 1965, chronologisch tussen boek 12, Enige middelhoogduitse gedichten, en boek 14 Kees Roods Niet voor oom Wie, de uitgave Zwart | |
[pagina 16]
| |
Rood van L. Beljers. De inhoud van dit boekje bestaat uit slechts één kwatrijn met op de ernaast gelegen (linker)pagina een opmerkelijke linoleumsnede van de drukker. In het colofon ontbreekt de naam van De Renildis Handpers. De schrijfster van dit kwatrijn, Liesbeth Beljers (ws. 1946), is verliefd op Kees Rood en heeft aan Laudy gevraagd haar gedichtje te drukken, een verzoek dat deze verrassenderwijs inwilligt. Binnenpagina's van Zwart Rood
Kees en Anneke Rood zijn ook dit keer buitengewoon ingenomen met het resultaat. Ze willen het boekje zelfs, opengeslagen op illustratie en gedicht, laten inlijsten. Maar de drukker heeft spijt dat hij zich tot deze uitgave heeft laten verleiden. Hij is geïrriteerd en vraagt Kees Rood met klem ervoor te zorgen dat Liesbeth Beljers niet op zekere dag onverhoeds bij hem zal aanbellen. In een nooit verzonden brief aan Rood formuleert Laudy zijn standpunt niet onvermakelijk als volgt: Ik moet geen juffrouwen aan mijn deur, geen lelijke en geen mooie, en vooral geen begaafde en/of kunstzinnige, ik moet ook geen fan-mail. Rust wil ik, alleen maar rust. Schrijf haar dit, en schrijf haar ook dat ik een rotvent ben, een eenzaat, een mensenhater, een landru, en dat ze beter doet domplein en omgeving te mijden.Ga naar eind25 In Zesentwintig drukken van De Renildis Handpers achter den Dom, de bibliografie van zijn tot dan toe verschenen uitgaven die Maurice Laudy in 1971 zelfheeft samengesteld, noteert hij bij nummer 13 ‘Privé’. | |
De laatste RoodjesNiet voor oom Wie (1965) is de vijfde boekpublicatie van Kees Rood die Maurice Laudy drukt. De vijf kindergedichten (kindergezichten) in de bundel danken hun ontstaan aan de twee oudste kinderen Rood, wier uitspraken door hun vader in dichtvorm werden gegoten. Het eerste gedicht met de titel ‘Oom Louis’ telt drie strofen van respectievelijk vier, vier en vijf regels. De eerste strofe luidt: Ja het was fijn bij Oom Wie
maar ik ga nooit meer naar Oom Wie
wel naar de tennisbaan daar waren hoge bomen
en nooit meer naar Oom Wie
Het ontroerende tweede gedicht, tevens het kortste: | |
[pagina 17]
| |
Wanhopig
Maar pap
toen je dat zei
toen verstond ik het niet
denk je nu altijd
altijd altijd
dat ik er niet meer ben?
Ook van Niet voor oom Wie worden alle exemplaren op de pers genummerd, op naam gedrukt en door Kees Rood gesigneerd. Met betrekking tot het stofomslag van dit boek noteert Rood: Die krul op het stofomslag van <Niet voor oom Wie> hanteerde ik in zwieriger tijden vaak. Maurice heeft die op eigen initiatief voor het omslag 13x laten vergroten. Ik vond dat heel grappig. Maurits had oog voor allerlei details.Ga naar eind26 Op 10 januari 1966 schrijft Kees Rood aan Maurice Laudy: Als eens op dergelijk papier [bedoeld is Ossekop] eens [sic] iets van mij mocht worden gedrukt (ik zeg niet: door Renildis!!), bv. proza, bv. <Stad Bronkhorst> en <Notre Dame>, onder de titel <Twee steden>; dat zou mooi zijn; het zijn sterke teksten en ik zal nooit beter schrijven, en het móet toch eens, al is het pas over 5 jaar enz. - De wens van Kees Rood wordt nog in hetzelfde jaar vervuld, al is het niet op Ossekoppapier en al zal Twee steden de laatste Rooduitgave zijn die Maurice Laudy drukt. Beide in zijn brief van 10 januari genoemde korte prozaschetsen vinden in dit boekje onderdak. Pie Schmitz bindt drie exemplaren in halfleer met schuifhoes. Op het stofomslag van de 27 overige exemplaren drukt Laudy het door hemzelf ontworpen drukkersmerk van De Renildis Handpers. De oplage van 30 exemplaren, het is al haast vanzelfsprekend, wordt op de pers genummerd, op naam gedrukt en gesigneerd door de schrijver. Colofon pagina van Zwart Rood
Behalve dat Kees Rood in zijn brief van 13/14 mei 1966 een hernieuwde jubel- en dankzang op Twee steden aanheft lezen we in deze brief ook: juist als Twee steden de laatste tekst is geweest van mij, waarmee de Renildis Pers een boek heeft gemaakt, dan complimenteer ik mijzelf intens met deze prachtige afsluiting. Heeft de drukker Achter den Dom te kennen gegeven in de toekomst geen prijs meer te stellen op de pennevruchten van zijn Velpse vriend? Anno 2008 kan Kees Rood zich niet herinneren of en, zo ja, op grond waarvan, Maurice hem 42 jaar geleden het einde van de Rooddrukken heeft aangekondigd. | |
[pagina 18]
| |
Twee steden, stofomslag met drukkersmerk
Twee steden, titelpagina
| |
VoorbijZes boektitels van Kees Rood, twee uitgaven die op zijn verzoek zijn gedrukt en één boekje waarvan hij de ongewilde veroorzaker is bij de eerste vijftien drukken van De Renildis Handpers. Dat is, nog afgezien van de vier door Maurice Laudy gedrukte plano's met een gedicht van hem, voorwaar een resultaat waar Kees Rood met tevredenheid op terug kan zien. Ineens houdt echter de intensieve samenwerking tussen auteur en drukker op. In 1968 knapt de band die Kees Rood en Maurice Laudy verbindt. Is het omdat de eerste kritiek heeft geuit op de gebruikte letter, de Codex van Georg Trump, in boek 18 van De Renildis Handpers Een nieuw Christelick liedt, zoals hij zelf gelooft? Of is het omdat Rood aan een van de kinderen Laudy beloofd heeft dat het enkele dagen in Velp mag komen logeren en dat vader Laudy, als Kees Rood deze toezegging waarop het betreffende kind zich zeer verheugde vergeten blijkt, daar zo ontstemd over is dat hij het contact met Rood abrupt en definitief verbreekt?Ga naar eind27 Daags voor kerstmis 1995 wordt Maurice Laudy, verzwakt door een verwaarloosde griep, in het ziekenhuis opgenomen. Een optredende longontsteking wordt hem fataal en hij overlijdt op 12 januari 1996. In augustus 2005 kom ik in contact met Kees Rood. Hij blijkt er niet van op de hoogte te zijn dat zijn vroegere vriend Maurice Laudy bijna tien jaar tevoren is gestorven.
Ik dank Kees Rood en Thomas Laudy voor hun onmisbare steun bij de totstandkoming van dit artikel. | |
[pagina 19]
| |
Bibliografie van de boeken die Maurice Laudy voor en van Kees Rood heeft gedrukt1 Novalis. Geistliches Lied 18,2 × 11,5 cm. iv, 8, iv pp. Gebrocheerd in omslag. Met stofomslag waarop: No/va/lis. [1]: novalis/Geistliches/Lied/utrecht/ dide & danke/ 1952; [3-6]: [tekst]; [8]: ‘Geistliches Lied’ een gedicht van Novalis, werd in opdracht van Kees Rood in de zomer van 1952 door Maurice Laudy gezet uit de Grotius van S.H. de Roos en als eerste uitgave van Dide en Danke in tien exemplaren op de handpers getrokken. Dit is no.
2 J.H. Leopold. Jezus, die door de wereld ging 33 × 25,5 cm. iv, 9, iii pp. Gebrocheerd in omslag. Met stofomslag waarop (in rechthoekige ornamentenrand): Jezus, die door/de wereld/ging. [1]: Jan Hendrik Leopold/Jezus[,] die door de wereld ging; [3-6]: [tekst]; [9]: ‘Jezus, die door de werld ging’, vers uit Oostersch ii van J.H. Leopold, hier afzonderlijk gedrukt voor vrienden van Anneke en Kees Rood werd gezet uit de Grotius van S.H. de Roos en in april 1961 achter de Dom in een eenmalige oplage van 25 exemplaren getrokken op de handpers door Maurice Laudy. Dit boek, het vijfde van de Renildis Handpers te Utrecht, is het eerste deel van de Canticum-reeks en dit exemplaar is bestemd voor No.
3 Kees Rood. De bus van negen uur tien 20 × 10,6 cm. ii, 9, i pp. Gebrocheerd in omslag. Met stofomslag waarop: Kees Rood/[fileet]/ De bus/van/negen/uur/tien. [1]: Kees Rood/[fileet]/ De bus/van/negen/uur/tien; [3]: voor Anneke/[fileet]; [5]: [tekst]; [7]: kolofon/[fileet]; [9]: Dit gedicht, door Kees Rood geschreven 20 augustus '62, verscheen de 27ste van die maand in een oplage van twaalf exemplaren, getrokken op de handpers door Maurice Laudy, en alle gesigneerd door de dichter. De letter is de Grotius van S.H. de Roos, het papier Propatria Antiek van Van Gelder Zonen. Het is het zevende boek van de Renildis Handpers achter de Dom. Dit exemplaar is voor
4 Kees Rood. Tien gedichten 19,6 × 9,1 cm. [viii], 25, vii pp. Ingenaaid in omslag. Met stofomslag waarop: Kees Rood/Tien gedichten/[fleuron] en rugtitel: Kees Rood Tien gedichten. [1]: Tien gedichten; [3]: Kees Rood/Tien gedichten/De Renildis Handpers; [5]: voor Anneke/Lydia/Hein/Job/Tijl/Niels; [7-20]: [tekst]; [23]: Kolofon; [25]: Deze Tien gedichten, door Kees Rood in 1962 geschreven, werden gezet uit de Vendôme en in de herfst van hetzelfde jaar in een eenmalige oplage van 30 exemplaren getrokken op de handpers door Maurice Laudy achter den Dom. Het is het achtste boek van de Renildis Handpers. Alle exemplaren werden gedrukt op Toledo en zijn door de dichter gesigneerd. Dit exemplaar is nummer Het werd gedrukt voor
5 Kees Rood. Een nieuw testament 21,7 × 16 cm. vi, 10, iv pp. Gebrocheerd in omslag. Met stofomslag waarop: Kees Rood/Een nieuw/testament. [1]: voor Lydia; [3]: Kees Rood/Een nieuw/testament; [5]: [mono uit Hand. 16: 15]; [6-7]: tekst; [9]: Kolofon; [10]: Geschreven op 1 maart 1963 en dezelfde maand in een oplage van 15 exemplaren getrokken op de handpers door Maurice Laudy achter den Dom. Negende boek van de Renildis Handpers. Dit exemplaar is no. Het werd gedrukt voor
6 Kees Rood. god van de leegte -een gebed 25,6 × 16,6 cm. iv, 13, vii pp. Ingenaaid in omslag. Met stofomslag waarop: god/van de leegte. [1]: god van de leegte een gebed; [2]: kees rood god van; [3]: de leegte - een gebed/de renildis handpers; [5-9]: [tekst]; [11]: kolofon; [13]: dit gedicht, geschreven 10 februari 1963, werd in april 1965, als elfde boek van de renildis handpers achter den dom, gedrukt in een eenmalige oplage van 27 exemplaren, dit exemplaar, nummer , is bestemd voor
7 L. Beljers. Zwart rood 24,7 × 12,9 cm. iv, 7, i pp. Gebrocheerd in omslag. Met stofomslag waarop: Zwarte harten/rijmen No. 1. [1]: L. Beljers-Zwart rood; [2]: [illustratie, kop in profiel]; [3]: [tekst]; [7]: Kolofon [alineateken] Eerste deeltje van Zwarte Harten Rijmen, verschenen 24 augustus 1965. De oplage bleef beperkt tot drie op de handpers getrokken exemplaren. Dit exemplaar is no.
8 Kees Rood. Niet voor oom Wie 19,2 × 16 cm. [ii], iv, 11, iii, [iv] pp. Gebonden in heellinnen met rugtitel: Niet voor oom Wie. Met stofomslag waarop: Niet voor oom Wie/[twee uitvergrote pennestreken van de auteur] en rugtitel: Niet voor oom Wie. [1]: Kees Rood; [3]: Niet voor oom Wie/De Renildis Handpers; [5-9]: tekst; [11]: Kolofon/ ‘Niet voor oom Wie’ zijn vertaalde kindergezichten van Lydia Rood en Hein Jan Radboud Rood, genoteerd in 1965. Gezet uit de Folio werden ze december '65 in 22 exemplaren getrokken op de handpers door Maurice Laudy achter den Dom. Dit is het 14de boek van zijn pers. Het handbindwerk is van mr boekbinder Pie Schmitz, Maastricht. Dit exemplaar nummer is gedrukt voor
9 Kees Rood. Twee steden 20,5 × 12,9 cm. iv, 14, vi pp. Ingenaaid in omslag. Met stofomslag waarop (in diapositief): persvignet. [1]: Twee steden; [3]: Kees Rood/[sterretje]/ Twee steden/De Renildis Handpers/mcmlxvi; [5]: Stad Bronkhorst/[sterretje]/Voor Jobje/als hij later kan lezen; 8-9[=6-7]: [tekst]; [9]: Notre Dame/[sterretje]/César Franck/Symphonie en ré mineur; 12-13[=10-11]: [tekst]; [13]: Kolofon; [14]: Stad Bronkhorst en Notre Dame door Kees Rood, geschreven in 1965, zijn hier gezet uit de Romanée en in een oplage van dertig exemplaren getrokken op de handpers door Maurice Laudy achter den Dom. Het is het vijftiende boek van De Renildis Handpers. Alle exemplaren zijn op naam gedrukt. De exemplaren 1-23 staan ter beschikking van de schrijver, de met A tot G gemerkte ter beschikking van de drukker, [sterretje] Dit is nummer bestemd voor |
|