| |
| |
| |
Boekbespreking
Henk Slechte
Henk van Nierop, Ellen Grabowsky, Anouk Janssen, e.a. (red.), Romeyn de Hooghe. De Verbeelding van de late Gouden Eeuw, Zwolle. Waanders Uitgevers en Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam 2008, 322 p., ISBN 978 90 400 8557 4, €39,95
Romeyn de Hooghe (1645-1708) was tijdens zijn werkzame leven een bekende Nederlander. Hij was een getalenteerde en productieve grafisch kunstenaar die nauwelijks professionele grenzen kende, maar ook een erudiete en autodidacte auteur en een bovenmatig eerzuchtige burger, die als dank voor een allegorische prent waarop hij de wapenfeiten van de koning van Polen verheerlijkte, van die vorst een - twijfelachtige - adellijke titel kreeg. Hij verwierf een leengoed in Zeeland, werd door koning-stadhouder Willem iii benoemd tot directeur van de bergwerken in het graafschap Lingen en bracht het tot lid van de stadsregering van Haarlem, maar hij was ook een omstreden man die in 1690 inzet werd van een smerige pamflettenstrijd. Kortom, alles aan Romeyn de Hooghe was voorzien van superlatieven. Hij was een groot grafisch kunstenaar, die zijn talent op alle denkbare en sommige ondenkbare manieren heeft uitgebuit. Over zijn werk zijn alle (kunst)historische geleerden het eens: de kwaliteit is uitzonderlijk hoog en de kwantiteit nauwelijks voorstelbaar. Hij maakte toegepast grafisch werk en het belangrijkste deel van zijn oeuvre bestaat uit boekillustraties. Op enige afstand volgen nieuwsprenten, allegorische prenten, spotprenten, bijbelprenten en kaarten, en ten slotte ontwerpen voor penningen, tuinvazen, fonteinen voor Paleis Het Loo en schilderingen voor de burgemeesterskamer van Enkhuizen. De omvang van zijn oeuvre staat niet vast, maar hij moet ongeveer 4300 etsen en gravures hebben gemaakt, waarmee hij Honoré Daumier (1808-1876) overtreft, wiens productie van zo'n 4000 satirische litho's al onvoorstelbaar groot is.
| |
Voor elk boek een illustratie
Romeyn de Hooghe heeft zo'n 345 boeken van illustraties voorzien. Dat imposante deel van zijn oeuvre heeft de tijd overleefd in bibliotheken en verzamelingen waarin die boeken veilig zijn opgeborgen. Hij illustreerde ieder boek dat uitgevers of schrijvers hem voorlegden, van geschiedenis tot natuurwetenschap en van poëzie tot erotiek, en schreef ook zelf boeken waarvoor hij de illustraties maakte. Vooral zijn - vermeende - pornografische prenten hebben in zijn tijd opschudding veroorzaakt. Het gerucht dat de kunstenaar die (koning-) stadhouder Willem iii met zijn erudiete beeldtaal als een god vereerde op allegorische prenten en een deel van diens propaganda verzorgde, zich aan pornografie had schuldig gemaakt, heeft geholpen zijn naam bekend te houden, zij het met een negatieve connotatie. Hij heeft ook veel ‘losse’ prenten gemaakt, waarvan die van exotische landen en volken, de landkaarten, de bijbelprenten en de kostuumprenten in de vergetelheid zijn geraakt, net als de ontwerpen voor penningen, smeedwerk, tuinvazen en de monumentale wand- en plafondschilderingen in de burgemeesterskamer van Enkhuizen die hij aan het eind van
| |
| |
zijn leven en loopbaan maakte. Ook zijn geleerde boek Spiegel van Staet. Vervattende de macht der generaliteyt (1707) over de staatsinrichting van de Republiek en zijn postuum verschenen en omstreden Hieroglyphica (1735) over de representatie van de godsdiensten in heden en verleden zijn door dat lot getroffen. De nieuwsprenten, de allegorische prenten en de spotprenten hebben de tand van de tijd wel doorstaan, al is het maar als illustraties in studieboeken en wetenschappelijke studies.
Anoniem, De vrouw van Romeyn de Hooghe ziet door het raam hoe haar dienstmeid haar onkuise gedrag kopieert. Ets, 1690
Romeyn de Hooghe heeft in de loop van de geschiedenis veel van zijn bekendheid verloren, omdat het grootste deel van zijn toegepaste grafische werk geen eeuwigheidswaarde had, zoals het ‘vrije’ werk van kwalitatief vergelijkbare beeldende kunstenaars en vooral van schilders dat wel had. Hun schilderijen hangen in musea en dat doen zijn etsen gewoonlijk alleen op tijdelijke tentoonstellingen! Wellicht heeft ook een rol gespeeld dat kunsthistorici de late zeventiende eeuw niet interessant vonden en de toegepaste kunst als ondergeschikt aan de vrije kunst beschouwden. Historici hielden wel belangstelling voor zijn werk en persoon, en besteedden aandacht aan de al dan niet propagandistische Oranjeliefde, waarvan zijn historische en nieuwsprenten, en nog meer zijn allegorische en spotprenten getuigen. Sinds enkele decennia beleeft zijn werk een (kunst)historische herwaardering. In Nederland heeft John Landwehr het spits afgebeten met bibliografieën van zijn boekillustraties en losse prenten uit 1970 en 1973, gevolgd door het proefschrift Praal en Propaganda van Derk Snoep in 1975 en het themanummer van de De Boekenwereld in 1988, toen Nederland de oversteek van Willem iii en zijn vrouw Mary naar Engeland herdacht: de Glorious Revolution, waarbij Willem zijn schoonvader van de troon stootte en er zelf op ging zitten. Dat Romeyn de Hooghe de beeldredactie van die historische gebeurtenis verzorgde, was voor Museum De Waag in Deventer aanleiding de tentoonstelling Propaganda voor de Prins over zijn propagandistische prenten te maken, en voor de redactie van De Boekenwereld om
| |
| |
daarbij een themanummer uit te brengen. De herwaardering van Romeyn de Hooghe heeft in 2008 een voorlopig hoogtepunt bereikt met de tentoonstelling Romeyn de Hooghe. De verbeelding van de late Gouden Eeuw in het Allard Pierson Museum en bij Bijzondere Collecties en dit bijbehorende boek, waarover redacteur Henk van Nierop iets te bescheiden schrijft dat het geen definitieve kunstenaarsbiografie van Romeyn de Hooghe is, maar ‘slechts’ een stimulans voor verder onderzoek naar diens leven en werk. Dat laatste is dit monumentale boek zeker, maar het is ook het eerste boek dat inzicht geeft in alle aspecten van het werk van Romeyn de Hooghe. Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, uitgever Waanders, de redacteuren en de auteurs hebben een rijk boek gemaakt dat niet snel zal worden overtroffen door een bredere studie over Romeyn de Hooghe.
Romeyn de Hooghe, Overwinning van Willem III aan de Boyne in Noord-Ierland. Linkerblad, ets en gravure, 1690
| |
Zeventien keer Romeyn de Hooghe
Het boek bestaat uit twee delen in één band en heeft een uitgebreide inleiding, zeventien adequaat geïllustreerde hoofdstukken en een lijst met de beknopte titelbeschrijvingen van alle boeken die Romeyn de Hooghe heeft geschreven en/of geïllustreerd. De hoofdstukken behandelen alle - boeiende - aspecten van zijn leven maar natuurlijk vooral van zijn werk, en zijn geschreven door achttien specialisten. Een van de eerste hoofdstukken geeft inzicht in de manier waarop Romeyn de Hooghe de godsdienst verbeeldde. Het plaatst hem in het postcartesiaanse klimaat van de tweede helft van de zeventiende eeuw, waarin natuurwetenschap en filosofie ook werden toegepast op politiek en theologie en De Hooghe zich ontpopte als een spinozist met opvattingen die voor tijdgenoten schokkend waren, wat voor een deel zijn slechte reputatie verklaart. Een andere bijdrage analyseert de prenten die hij heeft gemaakt van de wereld buiten Europa en concludeert dat hij een achterhaald beeld geeft, maar wel het spectaculaire en stereotiepe beeld dat ‘de markt’ vroeg en dat zijn beurs
| |
| |
spekte. Een boeiend hoofdstuk behandelt de zogenoemde joodse prenten en geeft inzicht in de joodse topografie van Amsterdam in de late zeventiende eeuw, maar ook in de verlichte opvattingen van De Hooghe over godsdienstvrijheid en verdraagzaamheid. Het tweede deel schenkt aandacht aan het proces van het bedenken, ontwerpen en technisch uitvoeren van etsen en aan de decoratieve ontwerpen van Romeyn de Hooghe. Een van de hoofdstukken in dit deel legt uit dat hij erin slaagde hartstochten uit te beelden door nadruk te leggen op de weergave van hevige emoties, een opvallende eigenschap van zijn boekillustraties. Het boek beschrijft natuurlijk ook de tekenschool die hij in 1688 in Haarlem oprichtte, zijn cartografische werk en de classicistische schilderingen in het stadhuis van Enkhuizen, die hij heeft ontworpen en ook persoonlijk geschilderd. Ten slotte worden zijn ontwerpen voor de kunstnijverheidsvoorwerpen behandeld en geplaatst tegen de achtergrond van het beeld van de geleerde kunstschilder, of pictor doctus, die hij was.
| |
Politiek en porno
Romeyn de Hooghe, Mardi Gras de Cocq a L'Ane. Ets en gravure, 1690
Literatuurhistorica Anna de Haas ontkomt in het biografische hoofdstuk ‘Commissaris van zijne majesteit en mikpunt in faamrovende paskwillen’ niet aan de seksuele schandalen in zijn leven. Zo zou hij in 1677 de illustraties hebben gemaakt voor de Nederlandse uitgave van De Dwaelende Hoer van Pietro Aletrino en zouden die prenten ook los zijn uitgegeven en verkocht in de prentenwinkel die hij en zijn vrouw toen in Amsterdam dreven. Eigentijdse bronnen noemen Romeyn de Hooghe als maker van die prenten, maar ze zijn nooit teruggevonden. Dat is tenminste wonderlijk voor etsen die in zulke grote oplages
| |
| |
werden gedrukt dat er meestal wel een exemplaar van bewaard is gebleven. Het maken van pornografische prenten is slechts een van de beschuldigingen van immoreel gedrag die Romeyn de Hooghe achtervolgden, en vanaf 1690 in pamfletten aan zijn adres steeds terugkwamen. De reden voor die pamfletten was overigens niet zijn al dan niet immorele inborst, maar een conflict tussen de magistraat van Amsterdam en de koning-stadhouder over bestuurlijke benoemingen die Amsterdam had gedaan, hoewel stadhouder Willem iii ze onwenselijk vond. Romeyn de Hooghe had de koning-stadhouder hierin propagandistisch ondersteund met de spotprent Mardi Gras de Cocq a l'Ane die schaamteloos insinueerde dat de magistraat Amsterdam had verkwanseld aan de koning van Frankrijk. Amsterdam betaalde met gelijke munt terug en liet hem in pamfletten beschuldigen van pornografie en godslastering, en liet zelfs zijn vrouw in een zedeloos daglicht stellen. Dat was smullen voor fatsoenlijk Nederland, want mevrouw De Hooghe was een domineesdochter en zou in de echtelijke woning de hoer hebben gespeeld, met medeweten van haar echtgenoot die zich zelf aan zijn dochter en de dienstmeid vergreep. Ze zou ook joden onder haar cliëntèle hebben gehad, en dat ging zelfs het tolerante Nederland te ver! In een van de pamfletten staat een anonieme prent waarop de vrouw van De Hooghe is afgebeeld, terwijl ze door het raam toekijkt hoe haar dienstmeid haar(!) onkuise gedrag kopieert.
Romeyn de Hooghe, Kroning van Willem de 3 en Mary de 2. tot Koning en Koningin van Engeland Enz. Ets (ingekleurd), 1689
Cultuurhistorica Inger Leemans plaatst Romeyn de Hooghe in haar hoofdstuk ‘Radicaal libertinisme’ in een brede libertijnse context, waarin zijn politieke en filosofische opvattingen aan bod komen, maar komt ook niet om de aantijgingen van immoreel seksueel gedrag heen. Zij toont het twijfelachtige waarheidsgehalte daarvan. Ze vindt het bewijs indirect, en beperkt zich tot de feiten. Romeyn de Hooghe was een libertijn en had affiniteit met het
| |
| |
galante, erotische en seksueel expliciete werk dat tijdgenoten onzedelijk zeiden te vinden. Ze wijst ook op het opportunisme dat het leven en werk van de getalenteerde libertijn heeft gekenmerkt. Hij was een zakenman die werkte voor wie hem wilde betalen. Dat sluit het maken van pornografische prenten niet uit. De prenten zijn nooit gevonden, maar de geruchten erover hebben zijn morele reputatie blijvend beschadigd. Dat begon al bij zijn leven met roddelkoning Jacob Campo Weyerman en kunstenaarsbiograaf Houbraken, die zwolgen in zijn slechte reputatie (en die van anderen), en met de met redenen omklede weigering door de Amsterdamse kerkenraad in 1682 van het bewijs van goed gedrag dat hij en zijn vrouw nodig hadden om naar Haarlem te verhuizen. Hij was berucht vanwege ‘verscheide ontuchticheden’ en ‘als spotter met Godt en sijn woordt’. Die reputatie is hem blijven achtervolgen, want zelfs Johan Huizinga noemde hem in 1941 nog een ‘grove geest’. Inger Leemans plaatst de libertijnse en politieke opvattingen van Romeyn de Hooghe in de filosofische en politieke context van de tijd. Zij denkt ook dat zijn zogeheten orangistisch republicanisme, zijn voorkeur voor een republiek die wordt geleid door een Oranje die geen soevereine monarch is, een pragmatisch karakter had. Hij was immers oorspronkelijk staatsgezind, verhuisde in 1672 moeiteloos naar het orangistische kamp en liep na de dood van de koning-stadhouder weer net zo makkelijk over naar de staatsgezinden.
| |
Ook nog propaganda?
Historicus Henk van Nierop die ook de inleiding en een verhelderend hoofdstuk over de (zelf)portretten van Romeyn de Hooghe heeft geschreven, buigt zich in het hoofdstuk ‘Profijt en propaganda’ over de vraag of Romeyn de Hooghe wel of toch geen betaalde propagandist voor de prins was. Hij komt tot een haast onwaarschijnlijk genuanceerde conclusie door diens Oranjegezindheid te analyseren. Het intrigerende resultaat daarvan is dat die Oranjegezindheid niet louter opportunistisch was, maar ook stoelde op Romeyn de Hooghes opvatting over de ideale staatsvorm: een combinatie van democratie, aristocratie en monarchie. Volgens Van Nierop beschouwde hij Willem iii als representant van die staatsvorm en verdedigde hij daarom diens zaak voluit met zijn nieuws-, spot- en allegorische prenten. Hij wilde, aldus Van Nierop, geen monarchie onder een Oranjevorst, maar een coalitie van de democratische krachten en de prins. Die zou het land wel verdedigen, wat de aristocratie als alleenheerser in het Eerste Stadhouderloze Tijdperk niet had gedaan. Van Nierop erkent het propagandistisch karakter van de nieuwsprenten, maar vindt dat nog geen reden om de maker als betaalde propagandist te bestempelen, zoals anderen, onder wie deze recensent, wel hebben gedaan. Hij heeft geen bewijs gevonden dat Willem iii of diens omgeving zich vooraf met het werk van De Hooghe bemoeide, maar wel dat de prins hem achteraf beloonde. Ten slotte betoogt Van Nierop dat Romeyn de Hooghe zijn prenten alleen kon afzetten, omdat er een markt was voor prenten met een vaderlandslievende boodschap. Dat is niet zo'n sterk argument want de geschiedenis voor en na Romeyn de Hooghe leert dat voor kwalitatieve messcherpe satirische propaganda altijd een willige markt bestaat en dat als die er niet is, deze zich wel laat creëren. Een intrigerende bijdrage die precies doet wat de auteur in de inleiding aankondigt: prikkelen tot nader onderzoek.
Historicus Donald Haks zet in het hoofdstuk ‘De Franse tirannie. De Verbeelding van een massamoord’ vraagtekens bij het puur propagandistische karakter dat altijd de acht prenten is toegeschreven waarop Romeyn de Hooghe het platbranden, plunderen en uitmoorden van Bodegraven en Zwammerdam door de Fransen in januari 1673 heeft verbeeld. Die prenten werden in 1673 gevolgd door een boekje over deze moordpartij, dat Romeyn de
| |
| |
Hooghe ook had geïllustreerd en dat een felle aanklacht was tegen de Franse veroveringsdrang. De prenten en het boekje hebben een hoofdrol gespeeld in de beeldvorming van de Fransen in de oorlog van 1672 tot 1674. Het is dus niet voor niets dat historici lang hebben aangenomen dat Romeyn de Hooghe pure propaganda bedreef. Haks nuanceert dat beeld. Hij denkt dat de prenten dicht in de buurt kwamen van de werkelijkheid en dat De Hooghe die uit eigentijdse bronnen kende, maar dat hij ook extra gruwelijke elementen heeft toegevoegd uit een beeldrepertoire van plunderingen, zoals de prenten van zijn Franse voorganger Jacques Callot (1592-1635). Haks schrijft daarom de prenten (en hun maker) een bredere en positievere bedoeling toe. Ze zouden niet alleen bestemd zijn geweest om het vreselijke nieuws te brengen en aan te zetten tot vergelding, maar ze zouden ook een oproep aan het Nederlandse volk hebben bevat tot eenheid, samenwerking en behoud van de eigen identiteit, wat veel meer is dan pure propaganda. Ook die analyse is voor verdere discussie vatbaar.
Romeyn de Hooghe, Het vrij verkiezen der borgemeesteren door de keurvorsten uyt de Rotten der burgerij of Het verkiesen van hare edele groot[ta]chtbareheeren mijne heeren de burgemeesteren. Ontwerptekening voor de burgemeesterskamer van Enkhuizen. Pen in bruingrijs, z.j.
De Amerikaanse kunsthistorica Meredith Hale is gepromoveerd op de spotprenten van Romeyn de Hooghe. Zij geeft in haar hoofdstuk ‘Drie koningen, een haan en een ezel’, een breed overzicht van de ongeveer veertig spotprenten en behandelt twee ervan gedetailleerd en met veel aandacht voor de ingewikkelde iconografie. De boodschap is duidelijk: de beschouwer stelt zijn vertrouwen terecht in Willem iii die de strijd tegen de lachwekkende vijanden gemakkelijk zal winnen. De spotprenten waren onderdeel van de propagandacampagne van de prins en bestemd voor het opiniemakende deel van de Oranjegezinden, onder wie vooral de predikanten, leraren en regenten. Dat zij hun steun voor zijn politiek en hun vertrouwen in zijn persoon zo breed mogelijk uitdroegen in hun preken, lessen en politieke beslissingen had de prins broodnodig. De spotprenten waren komisch bedoeld, maar de
| |
| |
onderwerpen waren controversieel en hadden een zware politieke lading. Ze gingen bijvoorbeeld over Willem iii en de rooms-katholieke koning Jacobus ii van Engeland als voorbereiding op zijn overtocht in 1688, en over de verraderlijke houding van Amsterdam tegenover de prins. Op de spotprenten is Willem de vaderlandse held die het protestantisme verdedigt tegen de katholieke koningen van Frankrijk en Engeland, terwijl Lodewijk xiv en Jacobus ii de onnozele aanhangers zijn van een achterlijk geloof. De Amsterdamse regenten zijn ordinaire verraders en inhalige stroopsmeerders die zich laten bedriegen door de schaamteloze Franse koning. Op Mardi Gras de Cocq a l'Ane is Amsterdam afgebeeld als een gemaskerde gast aan het carnavaleske hof van Lodewijk xiv. Romeyn de Hooghe maakt duidelijk dat de onbetrouwbaarheid van de regenten slechts wordt geëvenaard door hun goedgelovigheid door de valse meester die Amsterdam gaat dienen, aanstalten te laten maken zijn achterwerk af te vegen met het verdrag dat zij hebben gesloten. De genadeloze prent behandelt het grootste binnenlandse probleem van Willem iii die moest voorkomen dat Amsterdam inderdaad een bondgenootschap zou sluiten met Lodewijk xiv. Meredith Hale weet waarom de kwaliteit en doeltreffendheid van de spotprenten van Romeyn de Hooghe zo uitzonderlijk is: de virtuositeit die noodzakelijk is voor een goede politieke prent.
| |
Keurige boekillustraties
De lezers van De Boekenwereld worden in het hoofdstuk ‘Verbeelding op bestelling’ van de neerlandici Garrelt Verhoeven en Piet Verkruijsse royaal bediend. Zij borduren voort op eerder onderzoek naar de boekillustraties van Romeyn de Hooghe door M.D. Henkel (1924-1926), F.W.D.C.A. van Hattum (1942), John Landwehr (1970) en W.H. Wilson (1974). Romeyn de Hooghe was de belangrijkste Nederlandse boekillustrator van de tweede helft van de zeventiende eeuw en heeft voor zo'n 325 boeken de illustraties gemaakt. Het onderzoek is moeilijk en tijdrovend, omdat veel boekillustraties wel de hand van de meester verraden, maar niet herkenbaar door hem zijn gesigneerd. De auteurs hebben de actuele stand van het onderzoek opgenomen in een lijst met korte titelbeschrijvingen, die als bijlage is opgenomen. Ze gaan uitgebreid in op de techniek van het maken van boekillustraties en de netwerken waarin de makers hun opdrachtgevers vonden. Mijn favoriete paragraaf in dit hoofdstuk behandelt de titelpagina's en frontispices waarin Romeyn de Hooghe gespecialiseerd was en vooral zijn eigen plaatwerken die opvallen door hun barokke pracht en praal. Van ruim tweehonderd titelpagina's is inmiddels vastgesteld dat die door Romeyn de Hooghe zijn gemaakt. Een van zijn mooiste plaatwerken is ongetwijfeld dat van de intocht van koning-stadhouder Willem iii in Den Haag in 1691, waarvan de medicus Govert Bidloo de tekst heeft geschreven en dat is uitgegeven door de zeventiende-eeuwse Haagse uitgever Arnout Leers. De auteurs roepen de kunsthistorici op het netwerk van Romeyn de Hooghe en diens Amsterdamse en Haarlemse leerlingen te reconstrueren. Dat kan veel duidelijkheid geven over de toeschrijvingen van illustraties die niet door hem zijn gesigneerd, maar wel aan hem worden toegeschreven. Dat zou kunnen door alle boeken uit de periode 1647-1708 uit de boekenkasten en bibliotheekmagazijnen te halen en aan een grondig vergelijkend onderzoek te
onderwerpen. Het resultaat van zo'n enorme en arbeidsintensieve operatie zou het laatste woord kunnen zijn over de boekillustraties van Romeyn de Hooghe en de aanleiding voor een nieuw themanummer van De Boekenwereld!
|
|