De Boekenwereld. Jaargang 25
(2008-2009)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 351]
| |
Het einde van de STCN (1)
| |
[pagina 352]
| |
Ten slotte ligt de stcn ten grondslag aan grootschalige digitaliseringsprojecten. Veel onderzoekers en andere geïnteresseerden zijn uiteindelijk niet op zoek naar titelbeschrijvingen, maar naar volledige teksten. Daarom worden steeds meer boeken gedigitaliseerd, hetzij op de haastige en ongecontroleerde manier van Google Books, hetzij op de zorgvuldige en afgewogen wijze van projecten als Dutch Prints Online. Voor dit laatste project, waarbinnen 1,3 miljoen pagina's uit Nederlandse boeken uit de periode 1781-1800 gedigitaliseerd zullen worden, is de stcn de basis voor de selectie en voor de metadata. Vanaf 2010 zal de gebruiker in stcn-beschrijvingen steeds meer links naar verschillende volledige tekstbestanden vinden.
Almanach der geleerden, 1761, kb, Fotografisch Atelier, 2106 A 647
Met het einde van het stcn-project komt er ook een eind aan de rubriek ‘Uit de stcn’ in De Boekenwereld. Een meer dan geschikt boekje om juist bij deze laatste gelegenheid voor het voetlicht te brengen, is de Almanach der geleerden, behelzende hun naamwyzer, geboorte en sterfdagen, de kunsten en wetenschappen, waar in zy uitgemunt hebben [...]; eene korte schets van den opkomst, aanwas en voortgang der geleerdheid en drukkunst; en eene nette en naauwkeurige lyst van alle de boeken, die, zoo hier te lande als elders, in 't jaar 1760 gedrukt zyn. Heel toepasselijk is natuurlijk de relatie die zo expliciet gelegd wordt tussen de ontwikkeling van de geleerdheid en de boekdrukkunst. Want dat is precies wat de stcn doet: de producten van de boekdrukkunst voor de wetenschap toegankelijk maken. Ook heel aardig is | |
[pagina 353]
| |
die lijst van boeken uit 1760, die in de almanak is opgenomen. Dat klinkt als een klein, éénjarig voorlopertje van de stcn... De almanak is een klein boekje van 72 bladzijden in een bescheiden 8o-formaat. Het werd in de eerste dagen van 1761 uitgegeven door H. Scheurleer, F[loris]zoon in Den Haag. Hendrik Scheurleer neemt in de Nederlandse boekgeschiedenis een bijzondere plaats in, want hij staat bekend als de eerste die in Nederland een commerciële uitleenbibliotheek opzette.Ga naar eind1 Vanaf het begin van zijn werkzaamheid, in 1750, waren de boeken in zijn winkel niet alleen te koop, maar ook te leen. Deze Almanach der geleerden draagt Scheurleer op aan de begunstigers van zijn ‘leesbibliotheek’. Aan de voorstanders en begunstigers der geleerdheid
Almanach der geleerden, fol C2v-C3r. kb, Fotografisch Atelier
Scheurleers leesbibliotheek, waarvan hij diverse catalogi uitgaf, bestond vooral uit serieuze werken op allerlei wetenschapsgebieden, en was niet alleen bestemd voor geleerden en andere ontwikkelde lezers, maar met nadruk ook voor zo veel mogelijk weetgierigen die zich de privéaanschaf van een duur boek niet konden veroorloven. Verspreiding van nuttige kennis stond hoog aangeschreven bij de aanhangers van de verlichting, en daar mogen | |
[pagina 354]
| |
we Scheurleer zeker toe rekenen. Dat blijkt ook nog eens uit de slotzinnen van zijn opdracht: Mag ik dus, als een onzijdig Burger der Waereld, en algemeen Liefhebber van alles wat eerlyk, welluidende, recht en goed is; zelfs in deeze geringe Schetsen, den lust tot zuivere Deugd, en waare kennisse, in deezen of genen, bevorderen! Mag ik, voor al aan de Jeugd en Jongelingschap, eenen afkeer inboezemen voor den zouteloozen en laffen zwadder van vuile Almanachs-Sprookjes en slegte Romans-Vertellingen, en hun een' prikkelenden smaak geven van 't helder en frisse vogt der Bronnen, waar uit hier alleenlyk eenige droppels voor hun op 't papier gesprengd zyn; ten einde zy zelve tot die onuitputbaare Stroomen van Geleerdheid naderen, 'er zich in verlustigen, en 'er gestadig uit drinken mogen, tot voeding en verheuging van hunnen Geest. Zoals vrijwel elke almanak bestaat ook de Almanach der geleerden uit een aantal verschillende onderdelen. In het eerste segment vindt de lezer, na een korte opgave van feestdagen en zons- en maansverduisteringen, op de verso bladzijde voor elke datum een éénregelige historische of astronomische wetenswaardigheid en op de recto de sterfdag of een andere memorabele dag van grote geleerden. Zo leren we bijvoorbeeld dat 23 september de dag was van de ‘Renspelen te Rome ter eere van Augustus geboorte’ en in 1738 tevens de sterfdag van ‘H. Boerhave, allerber. Prof Med. & Chem. te Leid.’ Het tweede onderdeel van de almanak is een ‘Vertoog over den oorsprongk, aanwas, en voortgangk der drukkery en geleerdheid zoo hier als elders’. Daarin vertelt Scheurleer het bekende verhaal over de uitvinding van de boekdrukkunst door Lourens Janszoon Coster rond 1428 en over de roof van diens letters en drukgereedschap door zijn Duitse knecht, waarna Gutenberg, Fust en Schöffer de vinding in Mainz verder ontwikkelden. Ook de eerste Engelse drukker, William Caxton, zou zijn vakmanschap trouwens te danken hebben aan één of meer omgekochte Haarlemse drukkersknechten. De rest van het vertoog bestaat vooral uit een opsomming van vroege drukplaatsen in Europa tot het jaar 1500, met als toegift de eerste drukkerijen in uithoeken als Moskou, Batavia en Constantinopel. Het derde segment is een ‘Schets nopens de geleerdheid der Nederlanderen’. In krap vijf bladzijden noemt Scheurleer tientallen grote Nederlandse geleerden, van Erasmus tot Dousa en van De Groot tot Hemsterhuis. De samenstelling van zijn lijst kostte hem geen enkele moeite, want ‘Alle takken van verligte Wysheid brengen, tot nu toe, onder ons, overvloedige bloemen en vrugten voort.’ Hij betreurt het zelfs dat hij niet meer ruimte heeft: ‘Ik mogt veel eer eenen Foliant, dan een enkeld blad willen beschryven, met de opsomming slegts der namen.’ Bovendien is het gros van de burgerij ook zeer ontwikkeld: ‘[...] nergens is een zekere trap van Wetenschap zoo algemeen als hier. Weinigen zyn'er in ons Land van middelbaren staat, die zich niet benaarstigen om hunnen Godsdienst te verstaan en te kunnen verdeedigen. Weinigen, die niet de Vaderlandsche Historien, of eenige anderen, oplettend, gelezen hebben.’ Scheurleer is iets uitvoeriger in zijn ‘Byzonderheden van sommige geleerden; tot nut en vermaak der leezeren’. Het vermaakselement heeft overigens de overhand. Hendrik Scheurleer dist vooral anekdotes op die de menselijke kant van de vele Nederlandse en buitenlandse beroemdheden tonen. Zo weten we nu dat Erasmus de geur van vis niet kon verdragen en van zichzelf getuigde ‘dat hy een Lutersche Maag, maar een Katholyks Herte had’. Uitzonderlijke domheid vermeldt Scheurleer trouwens ook. | |
[pagina 355]
| |
Almanach der geleerden, fol. G1r. kb, Fotografisch Atelier
Het boekje sluit af met de al genoemde ‘Naamlyst der nieuw uitgekomene boeken in 't jaar 1760’. Die bevat ruim driehonderd alfabetisch gerangschikte en heel herkenbaar beschreven titels, met opgave van bibliografisch formaat en prijs. De lijst zou dus heel goed op te vatten zijn als een ‘stcn voor het jaar 1760’, en het zou heel aantrekkelijk zijn om hem te vergelijken met alle titels uit 1760 in de ‘echte’ stcn - ware het niet dat Scheurleer heel andere criteria aanlegde. In de eerste plaats gaat het bij hem niet alleen om in Nederland gedrukte werken. Zeker zestig procent van de titels is in het buitenland verschenen, waaronder opvallend veel in Engeland. In de tweede plaats heeft Scheurleer zich niet op autopsie gebaseerd, maar, zo zegt hij zelf, op aankondigingen en advertenties in kranten. Dat heeft tot gevolg dat er in de lijst ook oudere uitgaven staan, waarvoor in 1760 (opnieuw) geadverteerd werd. Het betekent bovendien dat het niet altijd zeker is dat een hier vermeld boek ook daadwerkelijk is verschenen. Een aankondiging leidt immers niet altijd tot een publicatie. Niettemin blijft het aantrekkelijk om te onderzoeken of althans de Nederlandstalige en dus hoogstwaarschijnlijk in Nederland uitgegeven boeken uit Scheurleers lijst nu in de stcn te vinden zijn, al moet die vergelijking dus met de nodige voorzichtigheid plaatsvinden. Gelukkig zijn inderdaad vrijwel alle Nederlandse titels in de stcn terug te vinden. Een groot aantal daarvan draagt weliswaar het jaartal 1759 in het impressum, maar dat zijn er zoveel dat eerder valt aan te nemen dat Scheurleer wat achterliep of dat er niet meteen voor deze boeken geadverteerd werd, dan dat in alle gevallen een herdruk uit 1760 verloren zou zijn gegaan. Niet te vinden, noch in de stcn noch elders, zijn vooral een paar goedkope boekjes (12 stuivers) die in de categorie ‘populair proza’ lijken te vallen, zoals De bezeeten mof. De overlevingskansen van zulke volksboekjes zijn veel kleiner dan van wetenschappelijke werken. Ze werden vaak stukgelezen en belandden ook niet snel in de bewaarcollecties van grote bibliotheken. Deze titel staat overigens wel vermeld in Buismans Populaire prozaschrijvers,Ga naar eind2 maar zonder vindplaats. Het is niet ondenkbaar dat Buisman hem aan Scheurleers lijst ontleend heeft... | |
[pagina 356]
| |
Links: Medische kennis rond 1700: Steeven Blankaart, Konst-kamer der chirurgie, ofte heel-konst. 4e druk. Amsterdam, J. ten Hoorn, 1702. uba Bijzondere Collecties, O 60-3909
Rechts: Biologische kennis rond 1700: S.I. [= Samuel Jansonius], Bondige verhandeling, van de voort-teeling en het kinderbaren. 6e verb. druk. Amsterdam, T. ten Hoorn, 1706. uba Bijzondere Collecties, OK 62-19 Van de Historische Kinder-Bybel, of Schriftuurlyke lusthof ‘met 252 afbeeldingen konstig in Palmhout gesneeden’ kent de stcn de eerste druk uit 1745, de tweede uit 1753, de derde uit 1765 en nog een vierde en vijfde druk uit 1777 en 1798. De vermelding in Scheurleers lijst valt dus precies tussen de tweede en derde druk in. In dit geval kan het zijn dat er alsnog reclame gemaakt is voor winkeldochters van de tweede druk, maar ook dat de derde druk al wel op stapel stond, maar uiteindelijk nog een paar jaar op zich liet wachten. Lastiger is de vraag waarom de stcn geen enkel exemplaar beschreven heeft - of beter gezegd: waarom er in Nederland geen enkel exemplaar te vinden is - van het Paradys der chymisten, dat in kwarto verscheen en 3 guldens en 12 stuivers kostte. Een kloek en tamelijk prijzig boek dus. De voor zover bekend enige bibliotheek ter wereld die dat boek op de plank heeft staan, is de University Library of Pennsylvania. Iets dergelijks geldt voor het allerlaatste item uit Scheurleers lijst, de Zinryke Tydverdryver, aanwyzende eenige der beste en nadenkelykste Spreekwoorden door Johannes Lassenius. Het enig bekende exemplaar daarvan is te vinden in de Newberry Library in Chicago. Deze collecties zijn niet in de stcn verwerkt en zullen ook niet verwerkt worden. Maar het is natuurlijk wel zeer wenselijk dat zulke unica op individuele basis alsnog in de stcn worden opgenomen. De Zinryke Tydverdryver (ook een mooie benaming voor de stcn) sluit de Almanach der geleerden af, maar daarmee is het verhaal nog niet helemaal uit. Hendrik Scheurleer heeft | |
[pagina 357]
| |
Leesvoer uit het Rampjaar 1672: Lambert van de Bos, Keur-stof deses tydts, behelsende de voornaemste geschiedenissen of rampsaligheden der grooten. Dordrecht, G. van Cappel, 1672. uba Bijzondere Collecties, OK 62-6659
| |
[pagina 358]
| |
namelijk een groot deel van het zetsel meteen ook gebruikt voor een andere almanak, de Almanach der boekverkoopers, drukkers en binders, die hij tegelijkertijd uitgaf.Ga naar eind3 Almanach der boekverkoopers, drukkers, en binders. Waar in al 't voornaamste, dezelven en hunnen handel en kunst betreffende, op een geheel nieuwen trant, en in eene gepaste order, kortelyk, en met eenvoudige klaarheid, ten gemeene beste, verhandeld, en, door goede aanmerkingen, en nutte voorschriften, opgehelderd word. Alle onderdelen van de Almanach der geleerden zijn ook te vinden in de Almanach der boekverkoopers, met uitzondering van het voorbericht, dat in de laatste geheel anders luidt, maar wel dezelfde idealistische geest ademt. Het begint aldus: Dewyl my niets zo zeer ter harte gaat dan de bevordering en aankweeking van een deftige en loflyken boekhandel, zoo wel als de aanmoediging en voortzetting der Edele en schone Druk-konst, zoo hebbe [ik] het noch ongepast noch onnutte gereekend, met het begin deezes Jaars, mede een klein beginzel van ouden iever en lust tot het bereiken van myn pryswaardig oogwit in deeze; in forme als 't ware van een Boe[k]verkopers-Nieuw Jaars gifte, aan alle myne Medebroeders te vertoonen en aan te bieden.
Almanach der boek-verkoopers, drukkers, en binders, 1761. uba, Bijzondere Collecties, OK 59-263
| |
[pagina 359]
| |
Het eerste extra onderdeel in de Almanach der boekverkoopers is een opgave van alle boeken waarop door de Staten van Holland en West-Friesland sinds 1745 octrooi verleend is. Grappig is dat ook de almanak zelf in die lijst voorkomt. Uit de betreffende vermelding blijkt bovendien dat de Staten van Holland aan Scheurleer niet hadden toegestaan in zijn almanak ook een lijst van verboden boeken op te nemen. De tweede toevoeging bestaat uit Scheurleers ‘Algemeene aanmerkingen en bedenkingen’ over de eisen van vakbekwaamheid die aan boekhandelaars, drukkers en binders gesteld moeten worden. Die monden uit in een ‘Concept van een gilden-brief’, een opzet voor een ordonnantie van de overheid over de rechten en plichten van alle betrokkenen bij het boekenvak. Hoe interessant ook, deze onderdelen uit de Almanach der boekverkoopers zijn reeds elders besproken en hoeven hier niet herhaald.Ga naar eind4 Vermelding verdient alleen nog dat van enig jaarlijks vervolg van Scheurleers Almanach der geleerden of zijn Almanach der boekverkoopers, drukkers, en binders geen sprake geweest is. Sterker nog: wat hij in het voorbericht van de Almanach der geleerden over zijn leenbibliotheek schreef in termen van ‘door goed gevolg gezegende en met gewenste vrucht bekroonde arbeid’ was toch niet helemaal een correcte voorstelling van zaken. Of misschien was het meer ideaal dan werkelijkheid. In hetzelfde jaar 1760 waarin hij de almanakken samenstelde, had Hendrik Scheurleer zijn vrouw verloren. Hij was met vijf kleine kinderen achtergebleven en verkeerde in ernstige financiële problemen. Hij had heel zijn voorraad ongebonden boeken moeten verkopen en ook zijn boekdrukkerij. Zijn leesbibliotheek was het enige wat hem eind 1760 nog restte. En hoeveel ‘Voorstanders en begunstigers der geleerdheid’ hij er ook mee bereikt mag hebben, veel geldelijke voorspoed heeft hem dat niet gebracht, want in 1763 moest hij ook de leesbibliotheek voorgoed sluiten. KossmannGa naar eind5 beschrijft zijn einde in treffende bewoordingen: In 1768 op 26 Jan. is hij overleden en 1 Febr. pro Deo begraven. Het testament dat hij kort voor zijn dood opmaakte en de inventaris van zijn nagelaten boedel [...] geven een allerdroevigst beeld van pecuniair verval. Een overhaaste verkoop van eenige nagelaten kleinigheden was nodig om de doodschulden te betalen [...], en het kostte moeite iemand te vinden, die de voogdijschap over de vijf minderjarige kinderen wilde aanvaarden. Gelukkig is het einde van de stcn florissanter. |
|