| |
| |
| |
Verschenen boeken
J.C. Streng, Kweekster van verstand en hart. Boekcultuur en leescultuur in Overijssel tussen 1650 en 1950 (reeks Intellectueel Overijssel 2), Streng, Epe 2008, 187 p., €19. Te bestellen via jcstreng@planet.nl
Waarom J.C. Streng, schrijver van menige historische studie over Overijssel, waaronder het Zwols Biografisch woordenboek, dit boek in eigen beheer heeft uitgegeven is mij een raadsel. Als er uitgeverijen zijn geweest die zijn manuscript afgewezen hebben, dan hebben die het beslist niet gelezen. Het is namelijk een uiterst lezenswaardige studie over alles wat met boeken in Overijssel te maken had tussen 1650 en 1850, en omdat Overijssel misschien wel een beetje, maar toch ook weer niet zo heel veel van de rest van Nederland verschilt, is het tegelijk een histoire du livre over Nederland, in 187 dichtbedrukte pagina's.
Aan de hand van archiefstukken, documenten en (de voetnoten uit) bestaande studies schetst hij met gevoel voor detail de manieren waarop de Overijsselaar aan zijn boeken kwam, via boekwinkels, veilingen of leenbibliotheken. En welke particulieren zoal veel boeken bezaten en hoe men daarmee omging. De meeste geleerden en boekenliefhebbers kochten bij de lokale boekhandel schoolboeken en stichtelijke werkjes, voor de overige ‘zwaardere’ lectuur gingen ze naar Amsterdam of een andere grote stad. Gisbert Cuper, zeventiende-eeuws politicus, bezocht op zijn reizen vele bibliotheken, zoals destijds gebruikelijk was. In zijn dagboek noteerde hij allerlei wetenswaardigheden over wat hij daar aantrof. Streng heeft zitten tellen en turven hoeveel boeken de verzamelaars gemiddeld in de kast hadden staan. Daartoe onderzocht hij veilingcatalogi en boedelinventarissen. Opvallend is dat de grootste verzamelaars in de vroege achttiende eeuw hebben geleefd, en dat na 1750 wel het aantal boekenliefhebbers sterk toeneemt maar de gemiddelde omvang van de verzameling krimpt. Iets minder dan tweedsuizend boeken was het gemiddelde. In de eerste helft van de negentiende eeuw heeft Streng enkele vrouwelijke bibliofielen getraceerd - geen ‘boekenweduwen’, maar vrouwen met een eigen verzameling. Dat een mooie boekerij vele bedreigingen kent, schetst Streng in enkele memorabele Overijsselse voorvallen, zoals de kaping van de bibliotheek van Johan Wolfsen in 1573, en de overstroming van 1825, die meer dan tweehonderd boeken van pastoor Doorenweerd wegspoelde. De bibliotheek van patriot Frederik Adolf van der Marck bleef in 1787 voor Oranjegezinde plunderaars verborgen dankzij het doortastende ingrijpen van zijn beide dochters die de bibliotheek hadden laten inmetselen.
Streng staat ook uitvoerig stil bij de omgang met het boek, het (voor) lezen in het gezin en het sociale gebeuren rondom leesgezelschappen. Aan het slot van het boek volgen nog enkele waardevolle bijlagen, zoals een overzicht van in Over- | |
| |
ijssel gehouden boekenveilingen en van boekenbezitters, alsook enkele fraaie lofliederen op het boek én de boekenkast: ‘Gij, o kast! vereenigt allen’. Maar gelukkig waren er ook nurksen in Overijssel. ‘Lezen is eene soort van vadsigheid’, zei de negentiende-eeuwse sergeant majoor P.O.C. Vorsselman de Heer bijvoorbeeld. Een geweldig citaat, van een man die zelf toch ook een omvangrijke bibliotheek had. Aan de 21-eeuwse lezers van het boek van Streng is die vadsigheid welbesteed.
(LK)
| |
Crouwel-van Toorn: het debat: Museum Fodor, Amsterdam, 9 november 1972 [teksten Frede-rike Huygen, Dingenus van de Vrie; beeldred. Dingenus van de Vrie... et al.; eindred. Sybrand Zijlstra; beeldmat. Wilco Geursen... et al.; reprod., fotogr. Willem Jan van Wijgerden], Eindhoven, [Z]oo producties 2008, 180 p., ISBN 978 90 74009 59 1, €20
Roots. [Eindhoven], [Z]oo, in samenwerking met Greve Offset 2001-... Paul Mertz (1); Walter Nikkels (2); Jan van Toorn (3); Benno Wissing (4); Henk Gianotten (5); Frans Spruijt (6); Bob Noorda (7); Harry Sierman (8); Gerrit Noordzij (9); Baer Cornet (10); Cor Rosbeek (11); Wim Crouwel (12); Susanne Heynemann (13); Kees Nieuwenhuijzen (14). De deeltjes kosten elk €5 en zijn per drie te bestellen. Meer informatie op www.zooproducties.nl.
Veel discussie en theorievorming is er niet in de wereld van het Nederlandse grafisch ontwerpen. Een beetje rumoer blijft dus zelden onopgemerkt. Bekend is Piet Schreuders Lay in, lay out, dat in 1977 verscheen. Het werd twintig jaar later uitgebreid herdrukt en is nog steeds een onderhoudend manifest. Schreuders viel hierin ook uit naar de zogenaamde Zwitserse Typografie, met in Nederland Wim Crouwel (1928) als dé vertegenwoordiger. Misschien meer aandacht nog dan het boekje zelf trok de presentatie ervan in de Rietveld Academie: om zijn afkeer kracht bij te zetten had Schreuders bij die gelegenheid een van Crouwels affiches verscheurd. Crouwel en zijn bureau Total Design waren in die periode alomtegenwoordig. Columniste Tamar (Renate Rubinstein) - geïrriteerd door het telefoonboek en de postzegels van Total Design - bedacht er eind jaren zeventig een etiket voor dat beklijfde: ‘De Nieuwe Lelijkheid’. Niettemin werd en wordt Crouwel internationaal beschouwd als een van de belangrijkste grafisch ontwerpers van zijn generatie.
Waren Schreuders bezwaren tegen Crouwel overwegend van stilistische aard - hij heeft het terugblikkend over ‘steriel, rationeel, ordelijk en “clean”’ - enkele jaren daarvoor was er door Jan van Toorn (1932) meer inhoudelijk kritiek geuit. Hij en Crouwel voerden op 9 november 1972 in Amsterdam een debat dat in de ontwerpliteratuur een cultstatus heeft verworven. Al waren verslagen ervan in vakbladen gepubliceerd, wat precies gezegd werd die avond... niemand wist het meer. Tot onlangs geluidsopnames opdoken. Een transcript daarvan is nu uitgegeven, voorzien van gedegen commentaar.
De aanleiding voor dit publieke debat was een tentoonstelling van Van Toorns werk in het (niet meer bestaande) Museum Fodor, waarvoor Crouwel als huisontwerper het begeleidende vouwblad mede had ontworpen. Tot nieuwe inzichten leidde dit debat niet, maar beide mannen konden wel duidelijk hun eigen opvattingen voor het voetlicht brengen. Ze zetten feitelijk eenzelfde traditie voort: die van de typografische avantgarde uit het interbellum. Crouwel sloot vooral aan bij de formele uitwerking van die typografie zoals die in Zwitserland in de jaren vijftig tot bloei kwam. Hij stelde zich in het debat op als de ‘analyticus’ die niet tussen het bericht en de ontvanger wilde gaan staan: ‘Ik vind dat je als typograaf alleen maar informatie ordent, helder ordent om die goed leesbaar over te brengen.’ Van Toorn, een typische representant van de verpolitiseerde jaren zestig en zeventig, bouwde voort op het engagement van ontwerpers als El Lissitzy (agitprop) en verwachtte meer inbreng van een ontwerper: ‘Het gaat om je houding ten opzichte van het maatschappelijk verband. Dat moet centraal staan, maar dat gebeurt te weinig.’ Het grote contrast tussen beide ontwerpers bleek
| |
| |
tevens uit de sterk uiteenlopende werkvelden: ontwierp Crouwel omvangrijke huisstijlen voor een brede kring van klanten, Van Toorns opdrachten waren relatief kleinschalig en zijn relaties zaten vrijwel uitsluitend in de culturele wereld.
In Van Toorns highbrow circuit was er ruimte voor zijn persoonlijke redactionele inbreng en zijn politiek idealisme. Maar hoe betekenis vol die uitgangspunten ook waren en zijn - laat daar geen twijfel over bestaan -, je zou die toch echt niet overal consequent toegepast willen zien. En er is natuurlijk niets mis met een ontwerper die efficiënt een duidelijke bijsluiter of handleiding kan maken. Ook dat werk behoort tot het terrein van het grafisch ontwerpen. Crouwel-van Toorn: het debat wordt afgesloten met enkele katernen in kleur waarin vergelijkbare opdrachten van beide ontwerpers naast elkaar worden gezet.
Deze uitgave verscheen bij de Eindhovense uitgeverij [Z]OO, die zich toelegt op grafische vormgeving. Naast dit soort monografieën geeft [Z]OO sinds 2005 drie keer per jaar een klein, geniet cahier (16 p.) uit over een bekende persoonlijkheid uit de grafische wereld. Deze brochures worden gratis verspreid onder bno-leden. Met name deeltjes als die over de ontwerper Bob Noorda, de grafisch-technisch specialist Henk Gianotten en de drukker Cor Rosbeek, personen over wie eerder weinig was gepubliceerd, voorzien echt in een leemte.
(Mathieu Lommen)
| |
J.J. Heij, J. Storm van Leeuwen en R. Meijer, Omslag in beeld. Boeken, bladmuziek, brochures, toegepaste grafische kunst 1890-1940. Collectie: Rob Aardse, Drents Museum/Bekking & Blitz, Assen/Amersfoort 2008, 192 p., ISBN 9789061096092, €24,90
Iedereen die ooit de woonark van Rob Aardse in Warmond heeft bezocht, zal zich, net als ik, verwonderd hebben over de locatie van zijn uitgebreide verzameling boeken en bladmuziek die zich onder de waterlijn van zijn ark bevindt. Een Nederlandse deel van zijn verzameling is in 2008 verhuisd naar het Drents Museum te Assen, de schatkamer van (toegepaste) kunst van rond 1900.
| |
| |
Voor het museum is de aankoop van 4000 objecten uit de collectie van Aardse een grote aanwinst en aanvulling op allerhande materiaal dat zich al in de collectie bevindt. In een expositie is in 2008 een dwarsdoorsnede van de collectie te zien geweest, de daarbij verschenen catalogus geeft een blijvend beeld van wat Aardse de afgelopen decennia heeft verzameld. De collectie Aardse is toegespitst op de vormgeving van het boek in de periode van grofweg 1890-1940. Daarbij heeft hij zich toegelegd op de in linnen gebonden uitgeversband. Wat dat betreft lijkt zijn verzameling nog het meest op die van Struik in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. Andere verzamelingen rond het boek als Nieuwe kunst bevinden zich in het Wolfsonian te Miami en de Universiteitsbibliotheek van Leiden. Een onderscheidend en verrassend onderdeel van de verzameling van Aardse betreft de bladmuziek. In de bovengenoemde verzamelingen komt weliswaar ook bladmuziek voor, maar vaak in de marge, terwijl Aardse het als een wezenlijk onderdeel van zijn verzameling mag beschouwen. Het verzamelen van bladmuziek uit het oogpunt van grafische vormgeving staat in Nederland nog in de kinderschoenen en Aardse mag gerust als een van de pioniers op dit gebied worden beschouwd.
De catalogus geeft een kleurig beeld van wat de collectie Aardse zoal te bieden heeft: grote namen zoals Derkinderen, Hoytema, Nieuwenhuis, Toorop en Berlage; maar ook minder bekende vormgevers zoals Arnold W. Kort, Jac. Ph. Wormser en Theo Goedvriend. Bandenspecialist Jan Storm van Leeuwen geeft in de catalogus in een artikel een overzicht van ontwikkeling van de linnen band in de periode 1890-1940 en Rob Meijer gaat dieper in op de bladmuziek, tijdschriftomslagen en overig drukwerk uit de collectie. Het grootste deel van de catalogus wordt ingenomen door de presentatie van een keuze uit de collectie Rob Aardse. Er waren ook plannen om aandacht te besteden aan de schutbladen in boeken, maar daar is het helaas niet van gekomen. Ook het uitgebreide documentatieapparaat, een kaartsysteem met verwijzingen naar kunstenaars, technieken en uitgevers, dat Aardse heeft opgezet, is helaas buiten beschouwing gebleven. Maar het meest heugelijke is toch dat de collectie vanaf heden in het publieke domein is gekomen en bestudering in de context van het Drents Museum mogelijk maakt. (KvO).
| |
Jacqueline Zirkzee, Onbeperkt houdbaar! 25 jaar uitgeverij Conserve, Uitgeverij Conserve, Schoorl 2008, 175 p., ISBN 9789054292715, €17,95
Conserve is de naam van de uitgeverij die Kees de Bakker in 1983 oprichtte. De Bakker was enige tijd eindredacteur en waarnemend hoofdredacteur bij Boekblad en is ook bekend om zijn bundeling interviews over schrijversdebuten Mijn eerste boek 1983 (herdrukt in 1999). Dit jubileumboek schetst de uitgeverij in vijf hoofdstukken, en bevat ook een korte levensloop van de oprichter. De invalshoek is die van de chronologische opeenvolging van uitgaven. In zoverre lijkt het sterk op het jubileumboek van A.L. Sötemann over uitgeverij Querido, uit 1990. Conserve is altijd klein gebleven, maar heeft wel een reputatie weten op te bouwen met onder meer literatuur van en over de negentiende eeuw, historische detectives van Ashe Stil, de detectives van Hugo Verdaasdonk (onder zijn pseudoniem Paul
| |
| |
Stather) en literair proza van Hanny Alders en Cynthia Mc Leod. Er zit een Surinaams lijntje in het Conservefonds, bijvoorbeeld de Surinaamse Klassieken reeks. Ook de heruitgaven van grootse debuten, zoals die van Willem Frederik Hermans, Gerard Reve en Harry Mulisch zijn een opvallend onderdeel in het fonds. Het jubileumboek is geschreven door de schrijfster van historische romans, Jacqueline Zirkzee, en hoewel het leest als een trein, heeft het boek wel iets van een gemiste kans. Want de uitgeverijgeschiedenis hangt hier aan elkaar van knipsels en toevallige documentatie, grote lijnen en een historische achtergrond ontbreken nagenoeg en aan voetnoten waagt de schrijfster zich niet, waardoor we niet goed kunnen inschatten hoe betrouwbaar haar bronnen zijn. Toch moet elke uitgeverij die iets aan haar eigen geschiedenis doet luidkeels worden geprezen. De foto's en de fondslijst achterin - voor de verandering geordend op isbn - geven in elk geval een fraai beeld van deze innemende uitgeverij.
(LK)
| |
Langs Leidse letters. Een boekhistorische wandeling. Samengesteld door Paul Hoftijzer en Kasper van Ommen. Met een voorwoord door Frits van Oostrom, Primavera Pers, Leiden 2009, 96 p., ISBN 9789059970625, €9,90
Onder deze titel leiden Paul Hoftijzer en Kasper van Ommen ons langs de hoogtepunten (en wat minder hoge punten) uit de Leidse boekgeschiedenis. De boekhistorische wandeling voert door de oude binnenstad langs onder meer boekhandelaren, drukkers, uitgevers, geleerden en leesbibliotheken en springt heen en weer tussen de vijf eeuwen boekgeschiedenis die we doorwandelen.
Het boekje ziet er prachtig uit, is rijk èn in kleur geïllustreerd en is behalve een wandeling eigenlijk ook een soort index op de rijke boekhistorie van de stad. De gekleurde illustraties hebben hier en daar het kleine nadeel dat de inkt de tegenover liggende witte pagina verkleurt. Bij mijn exemplaar was dat bijvoorbeeld het geval op de pagina's 17, 36, 38 en 40. Het lijkt alsof de inkt nog te nat was toen het boekje werd dichtgeslagen en daardoor is gaan afgeven. Een andere opmerking die ik mij permitteer betreft het formaat. Hoewel de looptekst in een kolom is geplaatst die in de jaszak had gepast, maakt de smokkelkolom met de bijschriften van de illustraties het boekje te breed voor de meeste jaszakken. Je moet het dus in je hand houden. Ook zijn de teksten af en toe wel heel erg lang. Vanaf het startpunt tot de eerste stap die je zet, ben je bijvoorbeeld al zes pagina's verder! Mijn tip is dan ook: eerst thuis het hele boekje lezen en dan eventueel met een lijstje met aantekeningen op pad, of anders de pagina's een beetje scannen als je echt op pad bent. Want het kan geen kwaad het boekje tevoren thuis, en misschien naderhand thuis weer, te lezen. Het is met vaart geschreven en geeft boeiende en leuke informatie, zowel aan de welwillende leek die nog niets of nauwelijks iets van boekgeschiedenis weet, als aan de doorgewinterde boekhistoricus die onderweg allemaal oude bekenden tegenkomt. (Jos van Waterschoot)
|
|