De Boekenwereld. Jaargang 24
(2007-2008)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 300]
| |
Uit de STCNDe Short-Title Catalogue Netherlands is onze retrospectieve nationale bibliografie. De stcn neemt alle boeken op die tot het jaar 1801 in Nederland verschenen zijn. stcn-beschrijvers krijgen dus een massa geleerde Latijnse werken, theologische traktaten, Franse toneelstukjes, overheidsordonnanties, reisverhalen, gebedenboekjes, gelegenheidsgedichten en wat al niet meer in handen. Hoewel het verhaal gaat dat ze alleen titelpagina's, colofons en katernsignaturen tot zich mogen nemen, verdiepen ze zich ook regelmatig in inhoud en samenhang van de boeken. Dat resulteert in betere beschrijvingen, maar ook in deze reeks korte bijdragen in De Boekenwereld over opmerkelijke gebeurtenissen en verschijnselen uit de wereld van het oude Nederlandse boek. De stcn is gratis raadpleegbaar via ww.kb.nl/stcn. | |
Jean Baptiste Nicolas Dusaulchoy: antiquaar in de achttiende eeuwOver het Nederlandse antiquariaat in de tweede helft van de achttiende eeuw is nog relatief weinig bekend. Herman de La Fontaine Verwey introduceerde Pieter van Damme als de eerste Nederlandse antiquaar.Ga naar eind1 Hannie van Goinga voegde hier tijdgenoten als Hermanus de Wit, Cornelis Haak en Abraham Blussé aan toe.Ga naar eind2 Dit lijstje is met een vijfde naam uit te breiden: Jean Baptiste Nicolas Dusaulchoy. Dusaulchoy was een uit Parijs afkomstige boekhandelaar in Amsterdam, gevestigd ‘dans le Kalverstraat, près du Beguynsteeg’. Hij was slechts korte tijd actief op het Amsterdamse boektoneel: in 1782 trad hij toe tot het gilde, in 1787 overleed hij.Ga naar eind3 Het lijkt erop dat Dusaulchoy alleen handelde in boeken, maar geen werken uitgaf. Slechts twee titels van hem zijn terug te vinden in de stcn, beide catalogi: de Catalogue des livres, tant anciens que nouveax, du fonds de J.B.N. Dusaulchoy uit 1784 en de tweedelige Catalogus librorum, qui reperiuntur in bibliopolio J.B.N. Dusaulchoy uit 1787. De voorwoorden van beide catalogi bieden veel informatie over het reilen en zeilen van de antiquarische boekhandel in de tweede helft van de achttiende eeuw. Hier wordt met name ingegaan op de catalogus uit 1787. Deze catalogus is - in tegenstelling tot die uit 1784 - geen fondscatalogus, maar bedoeld als een hulpmiddel bij het samenstellen van een antiquarische collectie. Het merendeel van de titels is dan ook antiquarisch van aard. Het merendeel, want de boekhandelaar heeft wel van de gelegenheid gebruikgemaakt enkele van de moderne boeken in zijn winkel in de catalogus op te nemen. De nadruk ligt in zowel het voorwoord als de rest van de catalogus echter duidelijk op het antiquarische deel van de titels. Alle antiquarische titels die Dusaulchoy noemt, heeft hij naar eigen zeggen zelf in zijn vijftien jaar ervaring (waarvan alleen de laatste vijfjaar in Amsterdam] in de handel in het oude boek in hand gehad. Of ze op het moment van verschijnen van de catalogus ook allemaal aanwezig zijn in de winkel is onduidelijk. | |
[pagina 301]
| |
ziet zijn catalogus als een voorzichtige poging tot een overzichtscatalogus van antiquarische werken, die nog sterk verbeterd kan en zal moeten worden door mensen met meer kennis en tijd voor onderzoek. Hij maakt bij het samenstellen dan ook zelf gebruik van bibliografische standaardwerken, die hij bij name noemt. Vooral de Catalogue raisonné de la bibliothèque de Mr. Crevenna was een belangrijke bron voor hem, maar ook werken van De Bure, David Clement, Formey, Jean Vogt, en anderen worden genoemd. In zijn titelbeschrijvingen wordt aan deze werken gerefereerd. De titelbeschrijvingen bevatten naast de auteur en de titel het jaar en de plaats van uitgave, het formaat en informatie over het materiaal of de bindwijze. Ook zijn de beschrijvingen - zoals gezegd - voorzien van literatuurverwijzingen. Prijzen geeft Dusaulchoy niet bij de antiquarische werken omdat deze naar zijn zeggen door de verschillende omstandigheden bij verkoop sterk kunnen variëren.
Catalogus librorum, qui reperiuntur in bibliopolio J.B.N. Dusaulchoy
Het is lastig Dusaulchoy te plaatsen in de Amsterdamse antiquarenwereld. Hij had - zo blijkt onder meer ook uit de catalogus uit 1784 - veel contacten in het buitenland, met name in Parijs. Hoe zijn contacten in Amsterdam waren, is onduidelijk. Uit de twee catalogi blijkt dat Dusaulchoy zijn voorraad verkreeg uit zendingen uit het buitenland, met name uit Frankrijk, van particulieren en van veilingen. Het wereldje van particuliere verzamelaars en veilingen van interessante antiquarische collecties was niet groot. Ongetwijfeld is Dusaulchoy concurrenten als Pieter van Damme regelmatig tegengekomen. | |
[pagina 302]
| |
Over Dusaulchoy's werkwijze in zijn winkel is meer duidelijk. Het lijkt erop dat hij uitsluitend vanuit zijn winkel verkocht. Aan zijn klanten bood hij een aantal extra services. Hij gaf elke twee weken gratis een half octavokatern uit met daarop minstens 120 titels uit zijn bestaande collectie en zijn nieuwe aanwinsten. Vaste klanten konden zich hierop abonneren en kregen het katerntje aan huis geleverd. Aan het eind van elk jaar verscheen een alfabetisch register op de dat jaar verschenen onderdelen. De genoemde catalogus uit 1784 is een van deze catalogi. Indien een in de catalogus genoemd werk verkocht was, deed Dusaulchoy zijn best het binnen korte tijd voor dezelfde prijs alsnog te leveren. Dit was mogelijk omdat hij - naar eigen zeggen - op veilingen en via particuliere aankopen regelmatig dezelfde werken tegenkwam. Dusaulchoy noemt zijn klanten niet bij naam. Wel maakt hij melding van enkele ‘gens de lettres’ die niet kapitaalkrachtig genoeg zijn om naslagwerken aan te schaffen en regelmatig zijn winkel bezoeken om deze werken te raadplegen zonder koopintentie. Deze groep klanten biedt hij als service aan gratis zaken op te zoeken in de werken die zij zelf niet hebben. Jean Baptiste Nicolas Dusaulchoy overleed in 1787. Twee jaar later, op 16 februari 1789, werd de inhoud van zijn boekwinkel geveild door S.K. van Vlissingen en P. den Hengst. Veel blijft onbekend, maar zeker is dat Dusaulchoy en zijn catalogi een interessante toevoeging zijn in het onderzoek naar het achttiende-eeuwse antiquariaat.
Anneleid Schepers | |
‘Een ridder ging ten boerenjagt, ha ha!’Het leven van Jan Willem Campbell, genaamd Kumpel, ging niet over rozen. De oranjegezinde jurist verwierf vele bijnamen tijdens zijn turbulente leven, veelal negatief, waaronder ‘het slachtoffer van mevrouw Bilderdijk-Woesthoven’, ‘de snijersjongen’ en ‘Ridder von Kumpel’. Deze laatste sloeg op het feit dat hij pretendeerde van adel te zijn en lange tijd, zonder succes, zocht naar adellijke voorouders in Duitsland en Schotland. Kumpel zelf is geen belangrijk figuur in de Nederlandse geschiedenis geweest, maar toch is zijn naam enigszins bekend gebleven door verschillende gebeurtenissen rondom hem. Tijdens een bezoek aan de herberg van weduwe Konijnenburg in Oegstgeest hoorde de toenmalige rechtenstudent Kumpel dat een bokaal met een ingegraveerd wapen van de prins was stukgegooid door enkele patriotten. Kumpel vond dit onaanvaardbaar en sprak erover met zijn vriend, de beroemde advocaat en dichter Willem Bilderdijk. Deze stelde voor om op de verjaardag van de prins een diner te geven in de herberg in Oegstgeest ‘met veel licht en groen, en muziekanten zoo mogelijk’ waarbij een nieuwe bokaal zou worden gepresenteerd.Ga naar eind1 Bilderdijk gaf later aan uit voorzorg toch niet mee te willen doen, maar dit weerhield Kumpel niet om een grootse manifestatie op te zetten. Na de nodige promotie | |
[pagina 303]
| |
Portret van Jan Willem Kumpel met gedicht van Willem Bilderdijk. ub Utrecht.
van het feest onder de plaatselijke boeren en de medestudenten van Kumpel werd het festijn echter plotseling door de overheid verboden en moest alles worden afgezegd. Op 8 maart 1783, de dag van het eigenlijke diner, waren vele studenten en boeren nieuwsgierig of Kumpel zich nog durfde te vertonen en ze verzamelden zich bij de herberg om te zien of hij zou komen. Kumpel ging er inderdaad alsnog heen, maar van het grote feest dat hij voor ogen had kwam niets meer terecht. Deze mislukte manifestatie leverde hem meer op dan een enkele extra bijnaam. Er werd zelfs een strooidicht op hem gemaakt en verschillende liedjes werden hem nagezongenGa naar eind2. Een daarvan is te vinden bij een pamflet uit de ub Nijmegen, dat sinds kort voor de stcn verwerkt wordt. Dit pamflet, getiteld Dankzegging aan God en avond groet aan prins Willem den Vyfden, toen zyne doorlugtige hoogheid zyne reize, behouden van Amersfoort tot Nijmegen heeft overgebragt, is, zoals de titel al doet vermoeden, een lofdicht aan Willem v. Achter het gedicht is een blad gebonden waarop in handschrift de korte geschiedenis van Kumpel is geschreven. Het verhaal van de mislukking van de manifestatie wordt verteld, gevolgd door een spotlied dat Kumpel nog lang zou achtervolgen: | |
[pagina 304]
| |
Een ridder ging ter boerenjagt,
ha ha!
Maar ziet hij hijt niets thuis gebragt,
ha ha!
De Boertjes, die waren te loos, te plat,
En riepen geen juk om de dit en dat.
Ha ha, ha ha, ha ha!
Kumpel en zijn spotlied werden bekend door heel Nederland en het lied zou hem ertoe drijven om in 1787 - vrezend voor zijn leven - van Amsterdam naar Arnhem te vluchten. Er verschenen vele varianten op het liedje. Toen bleek dat Kumpel, ondanks zijn moeite, de gunsten van een meisje uit Den Briel niet had kunnen winnen, begon het spotlied met de woorden: ‘Een ridder ging ter meisjesjacht, ha ha!’ De schrijver van het handschriftje in Nijmegen merkt ook op dat Kumpel het jaar erna nog een wraakdicht heeft geschreven, maar geeft dit jammer genoeg niet. Het refereert aan de acties van de Leidse vrijkorporisten die de wevers wilden beletten de verjaardag van Willem v te vieren. Na wat speurwerk bleek ook hiervan de tekst te vinden. Zij kwamen al voor een Spinders deur,
ha ha!
Daar klopten zij an al zonder getreur,
ha ha!
Dat Spindertje brande kaarsjes voor 't glas,
Omdat 'er Zijn Hoogheid Jaarig was.
Ha ha, ha ha, ha ha!Ga naar eind3
Voor Kumpels reputatie mocht het allemaal niet baten. Na veel omzwervingen viel hij in ongenade bij de prins, en werd vervolgens naar een middeleeuwse wet vanwege zijn schuld gegijzeld door mevrouw Bilderdijk-Woesthoven.Ga naar eind4 Hij eindigde uiteindelijk in het werkhuis waar hij op 5 november 1826 overleed.Ga naar eind5 Van J.W. Kumpel zijn negen werken bekend in de stcn. Uit titels als De dienst aan 't vaderland en het tijdschrift De philarche of vorsten-vriend is zijn oranjegezindheid goed op te maken. Helaas is niet bekend of het lofdicht waar het Nijmeegse handschriftje bij is ingebonden ook door hem is geschreven, maar gezien zijn andere uitgaven en het handschrift is dit natuurlijk goed mogelijk.
Lotte Wilms |
|