| |
| |
| |
Verschenen boeken
Jan Bos en August den Hollander (eindred.), Disgenoten. Short-Title Catalogue van ‘Het rechte gebruyck van des Heeren H. avondtmael’. Met studies door W.J. op 't Hof en Herman Postema, Amstelveen, EON Pers, 2007, 308 p., ISBN 9789077246177, €35
Het rechte gebruyck van des Heeren H. avondtmael, ofwel in de volksmond het ‘avondmaalsbundeltje’, was een fenomeen in de christelijke traditie. Het is een verzameling van gereformeerde, deels piëtistische meditaties en gebeden, aanvankelijk verdeeld in drie categorieën: de voorbereiding op het avondmaal, gebeden voor het avondmaal en dankzegging na het avondmaal. Later kwamen hier nog meer delen bij. De eerste druk verscheen te Amsterdam in 1670 bij Marcus Willemsz Doornick. Al snel volgden nieuwe edities en roofdrukken, waarbij stukken werden weggelaten en toegevoegd. In totaal zijn er 105 verschillende edities te onderscheiden tot het jaar 1830.
Vanwege de voltooiing van het werk aan de Short Title Catalogue Netherlands (stcn) in de bibliotheek van de Vrije Universiteit is een speciale bundel gewijd aan dit ‘typische vu-boekje’. Allereerst wordt een bibliografie gegeven van alle avondmaalsboekjes tot 1801 die bekend zijn. Zowel exemplaren in openbare bibliotheken als in privébezit zijn opgenomen. De standaard korte stcn-beschrijving is vanwege de complexe tekstgeschiedenis iets uitgebreid en geeft ook een inhoudsopgave van elke editie.
Daarnaast hebben medewerkers van de stcn die op de vu hebben gewerkt in een aantal bijdragen afzonderlijke onderdelen van het avondmaalsboekje belicht, waardoor een veelzijdig geheel ontstaat. Zo zijn er artikelen over de gravures die regelmatig hergebruikt, bijgewerkt en gekopieerd werden, over een drukkersmerk dat zijn oude functie verloor en als afbeelding dienst ging doen, en over de drukkers die soms in compagnieën samenwerkten. Ook komt de receptiegeschiedenis aan bod in artikelen over bezitters-aantekeningen en over de banden. Drie uitgebreide studies van de theologen W.J. op 't Hof en Herman Postema, waarin nader in wordt gegaan op de bronnen, de editiegeschiedenis en het gebruik van het avondmaalsboekje, besluiten de bundel. Een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in populair-christelijke boekjes. (GV)
| |
Marieke van Delft E.A. (red.), Bijzonder divers: studies over opmerkelijk drukwerk uit de twintigste eeuw, Den Haag, Koninklijke Bibliotheek; Amsterdam, De Buitenkant, 2007, 333 p. ISBN 9789076452029, €30
Bijzonder divers is echt een uitgave uit de bibliotheekwereld. In die wereld, en bij boekhistorici, bestaat nog steeds belangstelling voor de klassieke, vaak geïllustreerde luxetypografie uit het interbellum. Net als nu was bibliofilie toen een niche in de uitgeversmarkt. In deze bundel met het thema twintigste-eeuws drukwerk schrijven de meeste auteurs over luxe-uitgaven, met name op het gebied van de literatuur. In het register overheersen de namen van S.H. de Roos, Jan van Krimpen en A.A.M. Stols, klassieke ontwerpers die hun gloriejaren ver voor de Tweede Wereldoorlog kenden. Voor de praktijk van de vormgeving van het boek spelen deze mannen als boekverzorger, hoe historisch belangrijk ook, nauwelijks meer een rol van betekenis. Grafisch ontwerpers staan nu voor andere problemen dan een mooie titelpagina. En uitgeverijen als 010, Phaidon en Lars Müller brengen voor die beroepsgroep publicaties uit over genres als het fotoboek en de paperback, en monografieën over internationaal invloedrijke ontwerpers als Wim Crouwel en Jan van Toorn. Bibliofilie is, net als filatelie, vooral de hobby van een steeds kleinere groep oudere mannen.
Maar met een klassiek vormgegeven boek hoeft natuurlijk helemaal niets mis te zijn. Dat bewijst deze bundel, die goed gedrukt en mooi gebonden is. Toch voldoet het formaat (17,4×11,4 cm) - prima voor een naslagwerk - minder voor
| |
| |
een geïllustreerd boek: de plaatjes zijn nu zwart-wit én klein. Na deze wat zure opmerkingen moet geconstateerd worden dat er in Bijzonder divers beslist aardige artikelen staan. Johan de Zoete, conservator van Museum Enschedé in Haarlem, droeg bijvoorbeeld een stuk bij over de vignettenproeven van Enschedé uit 1894 en 1907. Hij beschrijft nauwgezet en gedocumenteerd het ontstaan en de productie van de gieterijvignetten, hoe ze rond 1900 langzaamaan uit de proeven verdwenen en hoe tegenwoordig dit soort materiaal als ‘clip art’ is te downloaden. Een meer eigentijdse vorm van deze vignetjes lijken mij de foto's die rechtenvrij onder meer bij de digitale letteruitgeverij FontShop te koop zijn. Wie ‘books’ intikt, krijgt meer dan vijfduizend hits! En net als in de oude gedrukte proeven zitten er plaatjes bij van paarden, koeien en zelfs stoomboten (www.fontshop.de).
Breed van opzet, van mode tot grafisch ontwerpen, én onderhoudend is het artikel ‘Modern klassiek’ van Gerard en Marjan Unger. Hij is letterontwerper, zij kunsthistorica en auteur van het standaardwerk Het Nederlandse sieraad in de 20ste eeuw. Het punt dat zij willen maken, is het volgende: ontwerpers die teruggrijpen naar het verleden, kunnen ook werk produceren dat modern is, functioneel en vernieuwend. ‘Modern klassiek’ zijn volgens hun definitie bijvoorbeeld de Gildeglazen van Royal Leerdam uit 1930, ontworpen door Andries Copier. Natuurlijk ben je geneigd deze bijdrage uit Gerard Ungers eigen werk te verklaren. Letters als zijn Hollander (1983) en Paradox (1999) hebben een historische achtergrond, maar zijn beslist geen remakes - ze zijn echt modern.
Al met al verleent dit liber amicorum zeker glans aan het afscheid van Clemens de Wolf van de Koninklijke Bibliotheek, waar hij meer dan dertig jaar werkzaam was. (Mathieu Lommen)
| |
A.C.F. Koch, Zwarte kunst in de Bisschopstraat. Boek en druk te Deventer in de 15e eeuw, Deventer, Corps 9 Publishers, 2007, 96 p., geïll., ISBN 9789080893250, €14,90
Na dertig jaar beleeft Zwarte kunst in de Bisschopstraat, in 1977 gepubliceerd door de Deventer gemeentearchivaris A.C.F. Koch, zijn tweede druk. Henk Nalis (een opvolger van Koch bij het Deventer gemeentearchief) en Otto S. Lankhorst verzorgden twee korte inleidingen. De tekst bleef, inclusief Kochs soms wat eigenzinnige spelling van (geografische) namen, vrijwel ongewijzigd; een aantal afbeeldingen werd vervangen. Koch leidt de lezer via de moderne devotie naar Gutenberg, en via de winkel van Wolter de Hoge naar de Bisschopstraat, waar Richard Pafraet zijn drukkersbedrijf runde.
Het was, en is, een boekje dat voor (beginnende) studenten in de letteren en andere geïnteresseerden een goede, bescheiden en afgebakende inleiding in de geschiedenis van het boek zou kunnen zijn, niet in de laatste plaats door Kochs levendige en meeslepende stijl. Zwarte kunst in de Bisschopstraat is bepaald geen dorre opsomming van uitgevers en uitgaven: Koch schildert in brede streken het Europa van de 15e eeuw en is niet te beroerd uitstapjes te maken naar gebeurtenissen die - op het eerste gezicht - weinig met de boekgeschiedenis te maken hebben. Niet ten onrechte roemen Nalis en Lankhorst Kochs literaire kwaliteiten. Overigens is dit natuurlijk precies het bezwaar dat boekhistorici tegen het boek kunnen maken: veel fraaie zinnen, maar een gebrek aan
| |
| |
diepgang. Inderdaad komt de drukker Pafraet, beslist een van de interessantste incunabeldrukkers, pas op pagina 73 om de hoek kijken - en dan is het boekje al bijna uit. Ook over de handschriftcultuur in Deventer moet meer te vertellen zijn. Maar aangezien een grote monografie over het boekbedrijf in Deventer nog op zich laat wachten, zal men het met Zwarte kunst in de Bisschopstraat (en een aantal andere, sinds 1977 verschenen losse publicaties, dat keurig achterin opgesomd wordt) moeten doen. (MA)
| |
J.M.M. Hermans (e.a.), red. De Franeker universiteitsbibliotheek in de zeventiende eeuw. Beleid en belang van een academiebibliotheek. Hilversum, Verloren, 2007, ISBN 978906550 9970, €23
In 2005 verscheen, na jaren door vertraging te zijn geplaagd, het Armanentarium totis sapientiae. De Franeker academiebibliotheek in de zeventiende eeuw van de hand van Lydia Wierda. In dit boek wordt een reconstructie gemaakt van het boekenbezit van de Franeker academiebibliotheek in de zeventiende eeuw. Op een aantal kleine hoofdstukken na is het een wat ‘saaie’, maar voor onderzoek zeer bruikbare, opsomming van titels met een zeer uitgebreid notenapparaat. Centraal stond niet alleen het in kaart brengen van het bezit, maar ook de vraag wat de functie van de bibliotheek en de boeken was in onderwijs en onderzoek. Bij de verschijning van het boek werd ook een symposium georganiseerd over het nut en nadeel van een academiebibliotheek. De bijdragen aan dit symposium zijn nu gebundeld in het boek dat onder redactie van Jos Hermans c.s. verscheen. In de bijdrage wordt door een viertal deskundigen aandacht besteed aan de boeken die ‘behoorden’ tot de indertijd aanwezige faculteiten: de wiskundige boeken, de medische boeken, de juridische boeken en de Hebraïca. Verder is er aandacht voor zeventiende-eeuwse gedrukte bibliotheekcatalogi, de Franeker academiedrukkers en studentenbibliotheken in de zeventiende eeuw.
Als we het tegenwoordig over de klassieke bibliotheken in Nederland hebben, dreunt iedereen gelijk het rijtje Leiden, Utrecht, Groningen en Amsterdam op. We vergeten al te snel de ub van Franeker die tien jaar later dan die van Leiden (zoals we allemaal weten 's lands oudste ub uit 1575) werd opgericht. En de faam van Franeker was in de zeventiende eeuw groot. De bekende en wellicht grootste hebraïst van Nederland in die tijd, Johannes Drusius (1550-1616), verwisselde Leiden voor Franeker. Hij stichtte er een school van hebraïsten, waarbij we de rol van zijn opvolger Sixtinus Amama (1593-1629) zeker niet mogen vergeten. Verder zijn de problemen van de zeventiende eeuw niet zo afwijkend van onze tijd: er is geldtekort om boeken aan te schaffen, boeken raken kwijt en af en toe legateert een gulle gever zijn bibliotheek. Een groot verschil tussen onze tijd en het zeventiende-eeuwse Franeker is echter dat de geleerden vaak een eigen bibliotheek aanlegden, die meer boeken bevatten op bepaalde onderwerpen dan de verzameling van de ub. Nu komt dat steeds minder voor.
De bundel is prettige vakliteratuur en heeft de verdienste dat zij de Franeker ub wat meer aan de vergetelheid heeft weten te onttrekken. (Kasper van Ommen)
|
|