Letterspijs
Een drukker over correctie
Frans A. Janssen
Zowel van de zijde van de drukkers als door boekhistorici is gewezen op het grote belang van de correctie in het proces van het zetten en drukken van boeken. ‘De belangrijkste taak van de drukker’, noemde Pierre Didot de correctie in zijn programmatische Epître sur les progrès de l'imprimerie uit 1786. Eeuwenlang weerklinken de klachten van auteurs over niet-gecorrigeerde zetfouten en wij kennen allen de soms humoristische, soms woedende tirades in de brieven van Erasmus of van Multatuli. Het is dan misschien geen toeval dat de oudste vakhandleiding voor het drukkersambacht niet het zetten of het drukken betrof, maar de correctie: Hieronymus Hornschuch, Orthotypographia, 1608 (er zijn diverse moderne edities en vertalingen). Ook andere mannen van de vloer schreven handleidingen; voor de achttiende eeuw is het handboek van C.G. Täubel, Orthotypographisches Handbuch (1785, reprint 1984) heel informatief, voor latere perioden is dat de uitvoerige verhandeling van L.-E. Brossard, Le correcteur typographe (1924, reprint 1971).
Ook van de kant van de boekhistorici is er altijd veel aandacht geweest voor de correctie: de wijzen waarop gecorrigeerd werd ‘verdienen diepgaande studie in het kader van het onderzoek naar de overdracht van de tekst’ (Wallace Kirsop, Bibliographie matérielle et critique textuelle, 1970). De inzichten met betrekking tot de controle op het werk van de zetter die de analytische bibliografie (‘materiële bibliografie’, de studie van de productie van gedrukte boeken) aandraagt, hebben in het bijzonder de zo problematische tekstkritiek van de werken van Shakespeare verrijkt. De belangrijkste publicatie is hier: Percy Simpson, Proof-reading in the sixteenth, seventeenth and eighteenth centuries (1935, tweede druk met correcties 1970), een juweel van een studie die, hoewel meer dan zeventig jaar geleden verschenen, nog steeds bruikbaar is.
Een van de beschouwingen vanuit de praktijk over de correctie geschreven, die van de Parijse drukker Georges-Adrien Crapelet, Études pratiques et littéraires sur la typographie uit 1837, is zowel in de publicaties uit de drukkerswereld als die uit de boekwetenschap maar een enkele maal en dan nog terloops vermeld, en dat is op zichzelf al voldoende reden om er wat nauwkeuriger naar te kijken.
Hoewel hij wel eens als uitgever optrad, was Crapelet (1789-1842) drukker; hij had grote uitgevers als Renouard en Brunet als klant. In 1809 nam hij de drukkerij van zijn vader over en in de hoogtijdagen van zijn activiteit beschikte hij over meer dan twintig drukpersen en rond tachtig werknemers. Hij drukte dan ook omvangrijke complete edities van Voltaire en Rousseau, en hij was verantwoordelijk voor de druk van de tweede en de derde editie van Brunets nog steeds niet vergeten Manuel du libraire. Zijn drukken vielen tijdgenoten op vanwege hun heldere typografische vormgeving (die het neoclassicisme van de Didots volgde) en hun zorgvuldige correctie, en hij werd dan ook gerekend tot de beste drukkers van zijn stad (zie Paul Dupont, Histoire de l'imprimerie, 1854). Maar hij wilde meer, en zich spiegelend aan geleerde drukkers als Robert Estienne (over wie hij een monografie schreef) trad hij ook op als historicus, filoloog en vertaler. Hij vertaalde - niet zonder kritische noten - het aan het bezoek aan Parijs gewijde deel van Dibdins even befaamde als beruchte A bibliographical, antiquarian and picturesque tour in France and Germany, hij bezorgde een tekstkritisch ver-