De Boekenwereld. Jaargang 24
(2007-2008)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
De nieuwe rijschool. Een beweegbaar prentenboek
| |
[pagina 146]
| |
Contact met Jeannette Kok, de conservator kinderboeken van de kb, leerde dat het toch al zeer beperkte budget voor de aanschaf van oude kinderboeken voor 2007 al opgebruikt was. Maar omdat ook zij van het belang van het verwerven van dit bijzondere boek overtuigd was, wist zij uit andere budgetten binnen de kb toch het benodigde geld toegezegd te krijgen. En bijzonder bleek het boek om meerdere redenen, toen we op de kijkdagen de gelegenheid hadden het exemplaar uitvoerig te bestuderen. | |
BoekdesignDat het ontwerp van het boek bijzonder was, en een nieuwigheid voor ons land, daarvan bleek ook de schrijver van de tekst van het boek zich bewust. In een op de binnenkant van de voorkaft afgedrukt inleidend versje waarin hij zich tot het lezende kind richt, schrijft hij: Kan de nieuwheid u behagen,
Waar dit werk op roemen mag;
Want, wat we ook in Holland zagen;
Zoo iets kwam niet voor den dag,
Ligt, dat ik in later dagen,
Weder in wat nieuws zou slagen.
Weêr u te vermaken zag!
En die nieuwigheid waarop het boek zich beroemen mag, heeft hij in het eerste couplet van zijn vers al beschreven als: 'k Bied u honderde aardigheden
In dit zestal platen aan;
Dier en mensch kunt gij ontleden,
En op iedre wijze kleeden,
Die het best u aan zal staan!
De zes platen in het boek laten elk de afbeelding van een dier en zijn berijder zien.Ga naar eind3 Het dier blijkt uit twee delen te bestaan: de voorste helft, de kop en de schoften, is op een extra stuk papier gedrukt en is met een lipje ingestoken in een ingesneden gleufje in de basisplaat waarop de achterhelft van het dier gedrukt is. Het effect is, dat het afgebeelde dier een beetje beweegbaar wordt: het kan buigen of steigeren. Maar het insteekdeel kan ook uit de plaat genomen en uitgewisseld worden met de voorkanten van de andere dieren, waardoor er komische combinaties van niet-bestaande dieren ontstaan. Op eenzelfde manier kan ook de berijder uit de plaat genomen worden. Die berijders blijken dan - op één na - te bestaan uit twee delen: een deel boven het middel, met armen en hoofd, en een deel met de benen. Die beide delen blijken eveneens met behulp van lipjes in het blad ingestoken te zijn. Ze zijn bovendien uitwisselbaar waardoor ieder ‘onder-deel’ gecombineerd kan worden met ieder ‘boven-deel’ van de figuren. Alleen het kleine mannetje dat de kat berijdt, bestaat uit één deel en kan daardoor weliswaar op de rug van al de dieren worden ingestoken, maar het doet niet mee aan het combineerspel. De techniek die gebruikt is voor dit vroege beweegbare boek, blijkt dus een combinatie te zijn van insteekprenten en combineerprenten.Ga naar eind4 | |
[pagina 147]
| |
Foto's Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
| |
[pagina 148]
| |
Foto's Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
| |
[pagina 149]
| |
Dit ontwerp levert zo per plaat een combinatie op van zes verschillende dieren, bereden door zes verschillende ruiters, waarvan er vijf bovendien nog eens uit vijf verschillende bovenlijven en vijf verschillende onderlijven kunnen bestaan. En dat alles dan nog eens maal zes (zes platen): dat levert vele duizenden mogelijkheden op! Het boek bood het spelende/lezende kind dus urenlang speelplezier - en de koper kreeg beslist ‘value for money’!
Foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
Bijzonder innovatief aan dit ontwerp is het feit dat de hele opzet van het boek gebaseerd is op de ‘gimmick’ van het insteken en combineren van de afzonderlijke delen van de platen. Zonder dit speelelement blijft er eigenlijk geen verhaal, geen boek meer over, in tegenstelling tot de vroege beweegbare boeken die vanaf 1857 in Engeland en vanaf 1860 in Nederland verschenen en waarbij het voornamelijk ging om traditionele prentenboeken waarin met behulp van trekstrips bepaalde delen van de platen beweegbaar waren gemaakt. | |
Datering en herkomstIn mijn onderzoek naar de geschiedenis van beweegbare boeken was ik, zoals gezegd, het verschijnen van dit beweegbare boek bij Roelants in Schiedam al tegengekomen. Het kwam blijkens vermelding in het Nieuwsblad voor den Boekhandel eind november 1856 op de markt, net op tijd voor de Sinterklaas van dat jaar.Ga naar eind5 De particuliere prijs van het boek was bij verschijnen f1,80, wat duur was: ongeveer het dubbele van de gemiddelde prijs die toen voor een kinderboek gevraagd werd. In de (weinige) internationale vakliteratuur over de geschiedenis van beweegbare boeken wordt er steeds vanuit gegaan dat het beweegbare prentenboek ontstaan is in Engeland in | |
[pagina 150]
| |
de tweede helft van de jaren 1850.Ga naar eind6 Tessa Rose Chester, toenmalig conservator van de Renier Collection van het Victoria & Albert Museum in Londen, komt in haar inleiding in Moveable Books in the Renier Collection tot de conclusie dat The Book of Trades, uitgegeven door Darton & Co in Londen, het eerst bekende beweegbare kinderboek zou zijn, maar kon zich daarbij slechts baseren op een exemplaar met een inscriptie gedateerd 1856. De eerste bibliografisch daadwerkelijk dateerbare beweegbare boeken verschenen echter in 1857, bij Dean & Son eveneens in Londen.Ga naar eind7 Foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
De nieuwe rijschool, door Roelants aantoonbaar in 1856 uitgegeven, is dus in ieder geval een zeer vroeg beweegbaar boek, ook internationaal bezien. Het is alleen moeilijk voorstelbaar dat het hier om een oorspronkelijk Nederlandse uitgave zou gaan. In tegenstelling tot Engeland - waar bijvoorbeeld Dean & Son al in de jaren 1840 boeken uitbracht waarin de hoofden van de personages uit de pagina waren geknipt terwijl door dat gat vanuit de binnenkant van de achterkaft steeds hetzelfde gezicht te zien was, maar ook losse kaarten met een draaischijfmechaniek - is er in Nederland geen enkel spoor van voorlopers van het beweegbare boek te vinden. De mededeling in het beginversje van Van der Hoop, namelijk dat we ‘in Holland’ nog niet eerder zoiets gezien hebben, zou ook een impliciete aanwijzing voor een buitenlandse herkomst kunnen zijn. Vermoedelijk heeft Roelants een buitenlands, waarschijnlijk Angelsaksisch voorbeeld aangekocht of simpelweg gekopieerd, maar pogingen om via de rubriek Ter vertaling aangekondigd in de jaargangen 1855 en 1856 van de Staatscourant te achterhalen om welk origineel het zou gaan, hebben tot nu toe geen resultaat opgeleverd. Blijkbaar heeft Roelants geen | |
[pagina 151]
| |
Foto's Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
| |
[pagina 152]
| |
moeite gedaan om het recht op vertaling vast te leggen, wat mogelijk een indicatie is voor het onbetaald kopiëren van zijn voorbeeld. Nu er een exemplaar bekend is, kan er met behulp van afbeeldingen uit het boek gericht verder worden gezocht naar dat voorbeeld.Ga naar eind8 | |
IllustratiesDe zes platen in het boek zijn gedrukt op een mooie kwaliteit papier van het formaat 24,5×31,5 cm en zwaarder dan dat van de tekstpagina's. Op een bescheiden stukje kort gras staat telkens midden op de pagina een dier met zijn berijder afgebeeld, tegen een verder witte achtergrond: een kameel met een Arabier of ‘Bedouijn’, een buffel met clown Polichinel, een paard met een ‘fieren held’ die in de versjes ook als ‘artillerist’ respectievelijk ‘een van Hollandsch keursoldaten met sabel en chakot’ wordt aangeduid, een bok met de witte clown Pierrot, een leeuw met een ‘rood gerokt pikeur’ met een jachthoorn die blijkens de tekst gewoonlijk hoort bij een ‘par-force-jagt van Englands adel’, en een kat met een ‘kleine boersche snuiter’ waarin we echter eerder een dwerg menen te herkennen, toen en nu een bekende bezienswaardigheid in het circus. Deze dwerg is de eerdergenoemde figuur-uit-één-stuk. Foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
Doordat de voorkanten van de dieren onderling uitwisselbaar zijn, moesten de dieren allemaal hetzelfde formaat hebben. Het paard is dus even groot als de leeuw, de buffel even groot als de bok, enzovoort. Vooral bij de kat levert dat een nogal merkwaardig beeld op, wat enigszins ondervangen is door een dwerg als berijder mee te geven. Bij uitwisseling van de berijders echter is het beest nauwelijks meer als een kat te herkennen! | |
[pagina 153]
| |
Op de kartonnen voorkaft is een bijna bladvullende kleurenlitho geplakt, met een herhaling van de kameel, maar nu bereden door Polichinel. Op de dubbele lus van een door de kameel en de clown vastgehouden banier staan de titel, ondertitel, uitgever en drukker in een fraai vormgegeven en in rood gedrukte belettering. Hier is de achtergrond wel ingevuld, en wel met een (tamelijk knullig getekend) zicht op de ronding van de piste van een met publiek gevuld circus, bekroond met een hele reeks rood-wit-blauwe vlaggetjes. De platen zijn bijzonder fraai op de steen getekend, met aandacht voor details, en prachtig in kleurenlithografie gedrukt. Ook zonder de vermelding ‘Steendr. v. H.L. van Hoogstraten te Zwolle’ op de voorkaft zou deze drukker wel herkend zijn. Van Hoogstraten was van 1848 tot 1859 in Zwolle werkzaam, waarna hij (terug)verhuisde naar Den Haag. Terwijl andere lithografische drukkers uit die tijd (P.W.M. Trap in Leiden bijvoorbeeld) nog meestal in zwart of in één tint drukten en de platen vervolgens met de hand heten inkleuren, had Van Hoogstraten al een hoge mate van perfectie bereikt in de toen nog jonge kleurenlithografie. Bovendien had hij in de persoon van Hendrik Scheeve niet alleen een vaardig steentekenaar in dienst, maar ook iemand die artistiek zeer begaafd was en wiens werk je direct herkent aan de manier waarop hij voorwerpen, stoffen, meubels en dergelijke intekende met fraaie patronen. Mooie voorbeelden daarvan zijn te zien in de door Van Hoogstraten voor Roelants gedrukte vroege uitgaven van de Nederlandse Piet de Smeerpoets - die de Duitse uitgaven van de Struwwelpeter uit die tijd verre in de schaduw zetten - en ook in Het kluchtige prentenboek, Tante Keetje's Prente Boek, Menagerie en andere (prenten)boeken voor kinderen uit die tijd.Ga naar eind9 In De nieuwe rijschool is de hand van Scheeve te herkennen in zowel de goed geproportioneerde tekening van de dieren als hun fraai weergegeven beweging en de rijkelijk van stofpatronen voorziene kleding van de berijders. Een detail dat wel niet in het origineel van De nieuwe rijschool te vinden zal zijn, is bijvoorbeeld de gekroonde ‘W’ (van Koning Willem iii) op het dekkleed van het paard van de ‘Hollandsche keursoldaat’. Het zou me niet verbazen dat deze Van Hoogstraten-versie een veel fraaier uitgevoerd boek blijkt te zijn dan haar oorspronkelijke voorbeeld. Eerder bleek dat ook al het geval te zijn bij andere prentenboeken waarvan het origineel en de Van Hoogstraten-editie vergeleken konden worden: Tante Keetje's Prente Boek bijvoorbeeld, of De Groote Poppenkast. Nieuw beweegbaar prentenboek.Ga naar eind10 | |
TekstHet meest essentiële van een beweegbaar boek, en bijgevolg ook het eerste dat van zo'n boek gemaakt wordt, is het ontwerp van de beweegbare prenten, de ‘paper-engineering’. Pas als zo'n in blanco papier uitgevoerd ontwerp, de ‘white dummy’, klaar is en goed werkt, gaat een illustrator aan het werk om de platen in te tekenen. Als laatste maakt dan een tekstschrijver een al dan niet doorlopend verhaaltje, ‘bijschriften’ of versjes bij het geheel. Beweegbare boeken zijn dan ook meestal veel meer bedoeld om mee te spelen dan om te lezen! Bij het hier besproken boek is dat niet anders. De zes rijmen van Adriaan van der Hoop Juniorszoon bieden niet veel meer dan een benoeming van het op de plaat afgebeelde dier, enkele algemeenheden over het karakter van dat dier (de kameel als het schip van de woestijn, het onhandelbare van de bok, het trotse en onoverwinnelijke van de leeuw, enzovoort), en een opsomming van de verschillende berijders die het dier in dit boek achtereenvolgens op zijn rug zal krijgen. Ter illustratie volgt hier een gedeelte van het rijm bij Het Paard: | |
[pagina 154]
| |
Foto's Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
| |
[pagina 155]
| |
Vooruit, mijn schimmel, voort, met spoed!
Nu gij een fieren held moogt dragen,
Die blijken gaf van trouw en moed,
Toen 't vaderland hem hulp kwam vragen.
Verandring is des werelds lot;
Eens rijdt gij met de Bedouijnen,
Terwijl uw vaart den wind bespot,
Nog door Afrike's zandwoestijnen;
Of mooglijk is 't uw deel ook wel,
Foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
Met Pierrot of Polichinel,
In 't wijdberoemde paardenspel,
Den engen circus om te rennen;
Of zal, op een par-force-jagt
Van Englands adel, rijk in pracht,
Een roodgerokt pikeur u mennen? -
Wie weet, wat 't laatst uw lot zal zijn!
[......]
Gelukkig, als 't zijn ouden dag
Maar bij een boertje slijten mag. -
Komt, jongens, toont, naar ik verzoek,
Dit alles uit uw Prenteboek! -
| |
[pagina 156]
| |
Foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
Zes van zulke verzen zonder veel ziel, waarin een ik (de dichter/verteller) het dier toespreekt, vormen de tekst van het boek. Alleen in het vers bij De Buffel is het de berijder, Polichinel, die het woord tot de lezer richt, terwijl in De Kat het eerst toegesproken dier vervolgens zelf het woord neemt. Het lezende kind, aangesproken als vriendjes, jongelui of jongens, wordt ten slotte opgeroepen om de verschillende berijders op het dier te laten plaatsnemen. Het combineren van de twee delen van het dier c.q. van het boven- en onderdeel van de berijders komt nergens aan de orde, en daardoor ook niet de humoristische effecten die juist die combinaties zouden opleveren. Elk vers, afgedrukt op de voor- en achterkant van een blad papier dat dunner is dan het papier dat voor de platen is gebruikt, bestaat uit 25 regels van 8 versvoeten (4 jambes) met staand respectievelijk slepend rijm. De versregels onderling hebben een afwisseling van gepaard, gekruist, omarmend en slagrijm. Alles keurig volgens het boekje - het werk van een broodschrijver. En een broodschrijver was Adriaan van der Hoop Juniorszoon (1827-1863), de vroeg gestorven oudste zoon van Adriaan van der Hoop Junior (1802-1841), een van de weinige echt romantische Nederlandse dichters die eveneens jong stierf, heel romantisch aan overmatig drankgebruik. Bij de ongeveer twintig kinderboeken die op zijn naam staan, allemaal verschenen in de jaren 1850 bij Roelants in Schiedam en bij Engels en Noothoven van Goor in Leiden, gaat het voor het overgrote deel om bijschriften en rijmpjes bij prenten. Roelants, even oud als Juniorszoon, had hem vermoedelijk leren kennen toen hij midden jaren veertig bij de boekhandel van P. Engels in de leer was, want de moeder van Juniorszoon, Dorothea Engels, was van die familie. In hoeverre het bij de tekst om een vertaling dan wel om een vrije bewerking of een | |
[pagina 157]
| |
Foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
geheel eigen adaptatie van de inhoud gaat, zal pas blijken als het origineel is gevonden. De expliciete ondertekening met ‘v.d. H.’ van het hierboven geciteerde inleidende versje op de binnenkant van de voorkaft doet vermoeden dat dit in ieder geval een toevoeging voor de Nederlandse bewerking was. | |
Receptie - toen en nuOver de manier waarop het boek bij verschijnen ontvangen is, is niets bekend. Het Nieuwsblad voor den Boekhandel hield in die tijd weliswaar in een aparte rubriek bij welke boeken in welk tijdschrift besproken werden, maar kinderboeken komen in die rubriek maar zeer sporadisch voor en dan alleen nog boeken van de grote namen van die tijd, Schenkman en Goeverneur bijvoorbeeld. De nieuwe rijschool hebben we in die rubriek niet gevonden. Ook Kruseman is het innovatieve karakter van dit boek blijkbaar niet opgevallen. In zijn overzicht van de ontwikkelingen op kinderboekengebied in de jaren 1850 in de Bouwstoffen wordt het niet genoemd, terwijl hij in het soortgelijke overzicht van de jaren 1860 wel expliciet bet beweegbare boek als nieuwe - en positieve - ontwikkeling opneemt als hij schrijft: Bovenal de beweegbare prentenboekjes, op dat terrein een nieuwe uitvinding, trekken de aandacht: de Poppenkast, Het Vrouwtje met de biggen, Het aardig oud ventje, Het olijk oud wijfje en de Vertellingen van Moeder de Gans, doen de kleinen schateren van genot.Ga naar eind11 | |
[pagina 158]
| |
Voor Roelants is de uitgave commercieel klaarblijkelijk onvoldoende een succes geweest, want van een vervolg op dit boek, waarop aan het eind van het bovengeciteerde inleidende versje gezinspeeld wordt, is het nooit gekomen. Roelants heeft in de hausse van beweegbare boeken in de jaren 1860 geen enkele rol meer gespeeld.
Hoe over de kwaliteiten van dit boek en over het belang ervan voor de geschiedenis van bijzondere boekvormen, en dan met name van het beweegbare boek, op dit moment gedacht wordt, wel daarover ging deze bijdrage. We mogen blij zijn dat de conservator van de collectie oude kinderboeken van de kb dat belang ook gezien heeft. Door haar snelle en doeltreffende reactie kwam het geld er om een hiaat in de kb-collectie - toch al niet rijk gezegend met negentiende-eeuwse beweegbare kinderboeken - op te vullen en dit boek voor de collectie Nederland te behouden. En doordat de veilinghouder in zijn catalogus alleen met een Nederlandstalig citaat wees op het unieke karakter van dit exemplaar, bleken buitenlandse (institutionele) verzamelaars op dit gebied niet gealarmeerd te zijn, waardoor het boek voor een alleszins redelijk bedrag werd afgeslagen.Ga naar eind12 |
|