Letterspijs
Newberry
Frans A. Janssen
Wie was Newberry en waarom moeten wij hem kennen?
Grote boekenverzamelaars hebben hun namen gegeven aan bibliotheken die thans weliswaar openbaar toegankelijke instituten zijn, maar zich nog steeds in particuliere handen bevinden. Bewoners van de boekenwereld bezoeken in New York de bibliotheek van Pierpont Morgan, in Los Angeles die van Huntington, in Princeton die van Scheide, in Genève die van Bodmer en in Schweinfurt die van Schäfer. Al deze namen hebben een eigen lemma in de grootste encyclopedie voor het boekwezen, het Lexikon des gesamten Buchwesens (dat inmiddels tot de letter T gevorderd is), maar Newberry, wiens naam op een grote particuliere bibliotheek in Chicago prijkt, vindt men alleen onder het aan die stad gewijde lemma. In tegenstelling tot de genoemden was Walter L. Newberry (1804-1868) dan ook geen boekenverzamelaar: wij danken de bibliotheek die de naam van de zakenman uit Chicago draagt aan een beschikking in zijn testament, die overigens pas twintig jaar na zijn dood geëffectueerd werd: van zijn vermogen moest in Chicago een openbaar toegankelijke bibliotheek gebouwd worden. Deze particuliere instelling opende zijn deuren in 1893, in een op de romaanse architectuur geïnspireerd gebouw in het centrum van de stad. Het collectieprofiel van de bibliotheek is aan het bestuur van de Newberry-stichting en aan de opeenvolgende bibliothecarissen te danken: niet een verzameling topstukken zoals de Gutenbergbijbel (wel aanwezig in de eerste vier van de zojuist genoemde particuliere bibliotheken) maar een onderzoekscollectie op het gebied van de geesteswetenschappen, gericht op het Westen, van de middeleeuwen tot het begin van de negentiende eeuw.
Een gelukkige omstandigheid maakte deze bibliotheek in het bijzonder een centrum voor de studie van het boek. Zoals zovele instellingen ontving ook de Newberry Library geschenken en nalatenschappen, maar de collectie handschriften, drukken en andere documenten betreffende het gedrukte boek die de krantenuitgever en drukker John Wing (1845-1917) aan deze bibliotheek in zijn stad Chicago naliet is nog steeds ongeëvenaard. Als student bladerde ik gretig in de catalogus van deze (in de loop van de tijd steeds uitgebreide) verzameling: Dictionary catalog of the history of printing from the John M. Wing Foundation in the Newberry Library, in dertien delen gepubliceerd tussen 1961 en 1981, in totaal bijna 30.000 drukken en duizenden handschriften, vroegere en latere, omvangrijke en kleinere. Dit is een jaloezie opwekkende onderzoekscollectie (voor het onderwijs beschikt Chicago over een rijke universiteitsbibliotheek, in een betonnen blokkendoos op een buiten het centrum van de stad gelegen campus).
Ik heb de Newberry Library tweemaal bezocht. Moest een bezoek in 1986 kort zijn, in 2006 had ik gelegenheid om er enkele dagen te werken. Wat kan een boekhistoricus in de Wing-collectie vinden wat niet ook elders beschikbaar is? Dat betreft niet zozeer de incunabelperiode (al telt de Newberry in totaal tweeduizend incunabelen) alswel onderwerpen uit de Italiaanse en Franse boekgeschiedenis. Op mijn verlanglijstje stonden twee geschriften uit de Wing-collectie: een in handschrift overgeleverd modelletterboek (Italië, circa 1480) en een eveneens in handschrift bewaard drukkershandboek (Frankrijk, circa 1700).
Wij kennen een hele rij voorbeeldboeken voor het schilderen of in steen hakken van let-