| |
| |
| |
‘Communisme en pornografie gaan hand in hand’
Tsjang Wei Foe: de mystificatie en haar uitgever
Heinz Wallisch
Rood gevaar
Bijna een halve eeuw geleden werd Nederland opgeschrikt door een vlammende waarschuwing voor rood-Chinese propaganda, die als prikkelende ontspanningslectuur van de communistische pennenvoerder Tsjang Wei Foe haar duivelswerk zou verrichten. Deze gevaarlijke lectuur werd via tal van boekhandels in Nederland voor een habbekrats aangeboden. Het felle betoog tegen deze uitingen van erotische en politieke voosheid, afgedrukt in Elseviers Weekblad van 27 februari 1960, was van C. Bauer. ‘De strip-tease van de rode draak’ luidde de titel van het groot opgemaakte artikel, opgeluisterd met vier prikkelende plaatjes, afkomstig uit die boeken.
Advertentietekst na het verschijnen van Bauers aanval in Elsevier
| |
Rotterdamse Chinees
Binnen een week kon Vrij Nederland de beweringen in het opgefokte artikel op humoristische wijze relativeren. De uitgever had desgevraagd onmiddellijk naam, adres en telefoonnummer van de boosdoener aan de redactie doorgegeven, en zo kon men onthullen dat die rode schelm bij de burgerlijke stand van Rotterdam stond ingeschreven als Herman Nicolaas van der Voort (1900-1982), sedert 1920 druk doende met de schrijverspen. Een grote schare lezers van ontspanningslectuur, welke in die tijd voornamelijk in de gangbare zwarte bibliotheekband werd aangeboden via het - inmiddels in ons land geheel uitgestorven fenomeen - leesmagazijn oftewel buurtbibliotheek (dikwijls als annex van menige winkel in
| |
| |
rookartikelen), kende de naam Edward Multon, en dat gold bijna evenzeer voor Jules Morain en Gordon Flynt: pseudoniemen van Van der Voort, die zijn lijst met schuilnamen nog aanzienlijk zou uitbreiden: Ernie Davis, Ramón Mendoza, Lino Monelli, Hamad Al-Salim, Ozaki Kamakura, Maurice Granville, Werner Klaus en andere. Er zijn zeker 26 schuilnamen bekend, waarschijnlijk zijn het er nog meer. Een enthousiaste booksite-exploitant plande anno 2006 een complete bibliografie van Van der Voort. Moge hij gedurende die werkzaamheden over een engelengeduld en stalen zenuwen beschikken.
| |
De uitgever
Als de uitgever de vraag kreeg of Robert van Gulik die Tsjang Wei Foe was, ontkende deze steevast, maar dikwijls had dit een averechts effect. Het vooroordeel was een lang leven beschoren: nog onlangs bleek dat op een internetboekensite.
n.v. Internationale Romanuitgaven te Groningen publiceerde de Tsjang Wei Foeromans met een startoplage van 10.000 exemplaren. Wulpse plaatjes op het omslag moesten tot de verbeelding spreken en een veelbetekenende regel daaronder deed soms de rest. ‘“Kleedt haar uit”, siste Yoeng Sau Wong...’ De titels Door de mandarijn gevorderd, De tempel der ontucht, De sloppen van Shanghai, Het labyrinth der duizend vrouwen hebben zo'n halve eeuw geleden de nieuwsgierigheid gewekt, maar in onze van veel bloot en de daarbij behorende implicaties doorspekte maatschappij kunnen een of twee daarvan misschien nog net op de lachspieren werken. En wie bij die al dan niet seks implicerende romanteksten vandaag de dag ook maar in het minst geprikkeld raakt, moet wel behept zijn met onbedaarlijke erotomanie.
‘Langzaam zakte de Mandarijn achterover in zijn zetel. Zijn starende blikken schenen de muren van de kamer te doorboren en zich te verliezen in wijde verten. “Evelyn Grant,” fluisterde hij, en ze was zwanger! Van mij! Zó is ze teruggekeerd naar haar land...’ Zoiets was een halve eeuw geleden nogal voos: doorborende blikken en een zwangere vrouw. Samen met die Mandarijn kon dat alles niet anders dan vunzigheid en politieke onbetrouwbaarheid wezen.
Omslag Tsjang Wei Foe, Door de mandarijn gevorderd
| |
| |
Jan Bloemsma in 1944, portret door Ploeg-schilder Ruurd Elzer, Groningen. (Foto Sergej Wallisch, 1997)
| |
Voorgeschiedenis
De uiteindelijke publicatie van de Tsjang Wei Foe-boeken had - zonder dat de auteur ervan wist - een lange voorgeschiedenis. Uitgever Jan Bloemsma (1909-1993), geboren te Emmer Compascuum, kon al jong bogen op een kleurrijke en veelzijdige loopbaan. Begonnen als polderwerker was hij via omwegen - abonnementenacquisitie, verkoop van de toen verplichte fietsregistratieplaatjes en grossieren in veelal bedrukt papier - in het begin van de oorlog in Haarlem terechtgekomen waar hij uitgeversbedrijf Arena stichtte. Zelfheeft hij er niets gepubliceerd, maar sommige van de restpartijen boeken en plano's die hij opkocht, liet hij van een band en/of omslag voorzien, soms met een nieuwe tekening van de toenmalige student Hans G. Kresse (1921-1992), later beroemd door zijn strip Eric de Noorman.
| |
Nieuw verkoopprincipe
Ondanks een tot de nok massief met boeken gevulde voorkamer, of juist als gevolg daarvan, liep het allemaal niet volgens verwachting. Jan en Bertha Bloemsma vertrokken in 1943 naar Groningen, waar hij in de galerij van de Brugstraat, in het centrum van de Stad, een boekwinkel begon. Bloemsma zag brood in een geheel ander principe, mede gezien de slechte aanvoer van nieuwe boeken als gevolg van de oorlog. Onder meer in De Telegraaf adverteerde hij met de nieuwe zaak, waar men boeken mocht uitzoeken als men eigen boeken inbracht. Voor de (door Bloemsma bepaalde) waarde kon men dan uitzoeken. Daartoe
| |
| |
had hij als basis het gros van de eigen collectie voorbestemd. Echtgenote, vrienden en kennissen verklaarden Bloemsma voor gek: dat moest een reuzenflop worden. Binnen enkele dagen kon men echter in winkel, magazijn en gangen geen stap meer zetten, zozeer lag en stond het vol met vele duizenden boeken. Velen uit het Westen des lands waren met overvolle tassen per trein naar Groningen gekomen voor nieuw leesvoer.
| |
Compagnons
Na de oorlog werden er weer boeken gewoon verkocht, al bleef het systeem van inbreng (meestal twee tegen één) in enkele categorieën, vooral Engelstalige pockets, nog geruime tijd gehandhaafd.
Mede doordat Jan Bloemsma geen zitvlees had, niet erg geschikt was voor de vaste openingstijden en omdat hij met een medewerker/compagnon flink wat te verduren had gehad, besloot hij het over een andere boeg te gooien. Hij werd compagnon van zijn zwager Geert van Oorschot. Die korte periode (1945/46) wordt zeer summier aangestipt in het boek van Gert Jan de Vries over Van Oorschot en zijn uitgeverij: Ik heb geen verstand van poëzie. Slechts drie maal valt daarin de naam Bloemsma.
Het zal niemand verbazen dat Jan Bloemsma een heel andere lezing van die periode heeft gegeven, al bleef hij de wervende kwaliteiten van Van Oorschot prijzen.
‘Die man kon werkelijk alles verkopen. Daarin was Geert een meester. Zo gingen we samen in het Oosten van het land langs de wat beter gesitueerden om schilderijen van Jan Kagie aan de man te brengen. Zelfs bij een oude barones, die aan de muur geen plek meer had voor ook maar het kleinste miniatuurtje, verkocht Geert een groot doek van anderhalf bij twee meter. “Dan moet ik het maar op de zolder zetten”, zei de douairière. En Geert kreeg van haar weer adressen van kennissen, die eveneens waren begaan met het lot van een arme schilder.’
| |
Uitgeverijen
In zijn woning aan de Bachkade te Groningen was Bloemsma intussen een nieuwe uitgeverij begonnen, de commanditaire vennootschap Hollandsche Uitgeversmaatschappij, waar hij hetzelfde systeem toepaste als bij Arena in Haarlem. In restpartijen werd de naam van de oorspronkelijke uitgever met een etiketje afgeplakt. Dat leverde ook in Groningen niet voldoende op en zo ging Bloemsma maar weer verder met de winkel, met een nieuwe compagnon aan wie hij later de zaak overdroeg. Er kwam weer een nieuwe uitgeverij: NV Boek en Wereld, en daar werd de basis gelegd voor de vele erotica die Jan Bloemsma in de loop van ruim een decennium zou publiceren. Hij wierp zich op de klassieken: Decamerone, Heptamerone, Jonker de Faublas, Monsieur Nicholas, Casanova, Don Juan en de verhalen uit 1001 Nacht in de versie van Antoine Galland. Theophile Gautier, Alexandre Dumas junior en Antoine Prévost completeerden de reeks. Voor de meeste boeken wist Bloemsma de vooraanstaande vertaler J.A. Sandfort (1893-1959) te contracteren; illustraties liet hij vervaardigen door de inmiddels alom bekende aquarellist E.B. van Dulmen Krumpelman (1897-1987). Daarnaast had Bloemsma diverse bestaande (meestal nog niet verschenen) vertalingen van collega's overgenomen: van Agatha Christie, Erle Stanley Gardner, Vicky Baum, Pearl Buck, Zane Grey, Clarence Mulford en vele anderen.
Inmiddels had hij ook weer een nieuwe boekwinkel in de Steentilstraat geopend, met veel
| |
| |
tweedehands materiaal en uitgeversrestanten. Het was hem snel gelukt een hele schare klanten te lokken met een nieuwe stunt, een Wonderpakket: 20 gesorteerde tijdschriften voor een rijksdaalder; tegen inlevering van de advertentie - in Nieuwsblad van het Noorden of Groninger Gezinsbode - voor slechts 98 cent. Vele duizenden van die pakketten heeft hij verkocht.
Jan Bloemsma adverteerde jarenlang (bijna) wekelijks in de toen nog ‘radiobodes’ van de diverse omroepen. Op een dag zag de toenmalige baas van de vpro - in die dagen nog protestants in religieuze zin - bij de voorbereidingen voor de opmaak de titel van Erle Stanley Gardners Perry Mason-avontuur ‘De Nicht van de Slaapwandelaar’, en hij vond die in strijd met de goede zeden. Een medewerker van de drukkerij meldde aan Bloemsma dat dominee Spelberg die titel telkenmale briesend van verbijstering had herhaald. Jan Bloemsma was van mening dat de dominee een verkeerde associatie had bij het begrip ‘nicht’; zulk een persoon zou immers, als (al dan niet vermeende) somnambule, eventueel de nodige zedeloosheid kunnen aanrichten
| |
‘Eigentijdse erotica’
Het zal ongetwijfeld gebeurd zijn in 1958, tijdens een van de vele donderdagse bijeenkomsten van een gemêleerd boekenvolkje uit België en ons land, in restaurant het Brouwerswapen op het Rembrandtplein in Amsterdam, dat Bloemsma werd getipt door uitgever Roodnat uit Delft. Hij was de literair agent van Van der Voort voor een nieuw genre eigentijdse erotica vol spanning en exotische elementen. De tijd dat je aan de klassieke, ingetogen erotica iets kon verdienen, was voorbij en wilde je je publiek vasthouden, dan moest je met iets komen wat nog niemand anders had. Bloemsma zag er wel wat in en liet een paar van die Tsjang-boekjes drukken. De auteur kreeg zevenhonderd gulden per manuscript, minus de tien procent voor de literair agent, de tekenaar kreeg ook wat handgeld en verder moesten papierhandelaar, drukker en binder worden betaald. Bij de genoemde oplage had zo'n boekje een aanmaakprijs van 35 cent, de verkoopprijs werd echter vastgesteld op f1,75:
| |
| |
een ruime marge voor grossiers en boekverkopers. Het bezwaar van Elseviers auteur Bauer dat het relatief goed uitgegeven boekje nooit voor die prijs zou kunnen, bleek dus ook gebaseerd op niets anders dan Bauers affectieve preoccupatie. Immers, in 1960 kostten de Prisma-pockets f1,25 per stuk en ook de meeste pockets uit andere ‘alledaagse’ reeksen kostten minder dan de f1,75 die de liefhebbers voor de ‘quasi-porno’ van Tsjang Wei Foe moesten neertellen.
| |
Propaganda
Bauers artikel vol waarschuwende woorden jegens de rood-Chinese propaganda die onze westerse waarden wilde ondermijnen, had een averechts effect en bleek de best denkbare propaganda. De belangstelling voor de zeer middelmatige lectuur nam toe, en Jan Bloemsma - niet gespeend van veelzijdige humor - liet snel een prachtige advertentietekst drukken. Onder de kop ‘Elseviers Weekblad ontmaskert rode infiltratie in Nederland’, en nog drie tussentitels, stond:
‘Door Elseviers Weekblad werd deze week ontdekt dat sedert meer dan een jaar in Nederland pocketboeken worden verkocht, die onder het mom van ontspanningslectuur rode propaganda brengen. De vestiging van het Girokantoor in Arnhem blijkt alleen noodzakelijk te zijn geweest omdat het Centrale Girokantoor de enorme stroom bestellingen die door middel van girostortingen bij de uitgever binnenkwamen, niet meer kon verwerken. Verschillende dagbladen die aan deze rode propaganda hebben meegewerkt door het opnemen van advertenties zullen gedurende drie maanden niet meer mogen verschijnen zonder goedkeuring van de N.V. Bonaventura te Amsterdam. In Groningen hebben zich verkeersopstoppingen voorgedaan doordat meer dan 79812 Groninger abonné's van Elseviers Weekblad tezamen met circa 9976 lossenummer kopers zich in gesloten formatie naar de boekhandels begaven waar deze Tsjang Wei Foe uitgaven verkocht worden. Het was niet zozeer omdat zij geen geloof hechtten aan de inhoud van het betreffende artikel in hun lijfblad dan wel dat zij zich met eigen ogen wilden overtuigen van dit grandioze volksbedrog dat herinneringen wekt aan de methoden van Joseph Goebbels...’
| |
Tijdelijk succes
De boeken van Tsjang Wei Foe bleven nog wat jaren succesvol: in relatief korte tijd zijn er zo'n 24 titels uitgekomen, alle met dezelfde oplage. Medio jaren zestig was er soms een dip, altijd weer gevolgd door een opleving, maar aan het eind van dat decennium kwam de klad er definitief in en besloot de uitgever geen nieuwe titels meer op te leggen. Inmiddels had hij nieuwe detectives van Van der Voort uitgebracht, steeds met een ander pseudoniem, altijd weer van dubieus kaliber; Van der Voort kon niet anders.
| |
Legendevorming
Hoewel Jan Bloemsma zelf niet wars was van het initiëren van ongelooflijke verhalen (‘Als ze maar over je spreken - Goed of slecht is niet van belang.’), heeft hij met Tsjang Wei Foe geen enkele poging hoeven ondernemen. De buitenproportionele dwaasheid van de heer Bauer vormde voldoende aanleiding om mee te spelen en dit thema op diverse fronten uit
| |
| |
Aquarel van E.B. van Dulmen Krumpelman bij Casanova's Liefdesavonturen, in de uitgave van Boek en Wereld, Groningen
Omslag Tsjang Wei Foe, Trooster van eenzame vrouwen
te vergroten. De menselijke fantasie en de enorme dosis vooroordeel die, ook bij boekhandelaren en grossiers, een rol spelen, heeft hij goed weten te benutten. Zo vertelde Bloemsma dat hij op een gegeven moment zo druk door de spionagedienst in de gaten werd gehouden dat de vervolgers wel tegen elkaar moesten opbotsen. Kortom, de hele kwestie was, afgezien van het geldelijk gewin dat deze tijdelijk meebracht, een aardig kolfje naar zijn hand.
De legenden omtrent Tsjang Wei Foe hadden hun werk gedaan. Nog medio jaren zestig kreeg Tsjangs uitgever veelvuldig de semi-verwijtende vraag: ‘Maar hij was toch wel anti-westers en pro-China?’ Dan vertelde Bloemsma voor de achthonderddrieënzestigste keer dat de man een Rotterdammer was die in Adamski geloofde, en daarmee niet alleen in koninklijk gezelschap verkeerde, maar ook al persoonlijk met een vliegende schotel op Venus was geweest.
| |
Nieuwe uitdagingen
Medio jaren zestig nam Bloemsma samen met een jonge redacteur een groter project ter hand: de heruitgave van een vierdelig standaardwerk van een halve eeuw tevoren, De sexuele zeden in woord en beeld van D.Ph. van Vloten Elderingh. Het rijk geïllustreerde werk moest
| |
| |
worden aangepast aan de nieuwe tijd, en zo werd het gros van de afbeeldingen door ander klassiek materiaal vervangen en werden de ietwat archaïsche teksten eveneens bijgewerkt. Bloemsma reageerde echter ingehouden nerveus op de vraag waarom de tetralogie van Elderingh plotseling een trilogie werd. Na aandringen, toegediend in homeopatische dosering, verspreid over de voorbereidingsperiode, kwam Bloemsma's hoge woord eruit. Het boekdeel De dwalende Venus, over homo's en lesbo's, zou de eventuele verkoopmogelijkheden storend kunnen beïnvloeden. De liberale durfal was overtroefd door de eigen onderbewuste angsten. De zeer fraai uitgegeven boeken, door diverse uitgevers en/of grossiers per duizend sets afgenomen - waarvoor ze een eigen imprint kregen -, werden een succes, en zijn nog in diverse gedaanten met andere titels en nogmaals aangepaste teksten opnieuw uitgebracht.
Verder realiseerde Bloemsma nog diverse pocketreeksen met detectives, liefdesromans en wildwestavonturen al dan niet op initiatief van derden. Sedertdien richtte hij nog nieuwe uitgeverijen op, die hij later grotendeels weer verkocht. Alleen Foresta (voor Fondsrestanten) bleef over, en daarin werden diverse van zijn oude bedrijfjes opgenomen. Een tijdlang hield hij zich bezig met reprografische herdrukken van oude regionale standaardwerken, gevolgd door een reeks gemeenteatlassen. Daarnaast verzorgde hij veel herdrukken of nieuw samengestelde boeken over kunstenaars en zeilschepen, uithangtekens en oude prenten. De meeste daarvan werden gerealiseerd voor principalen. Eveneens in opdracht werden nieuwe geïllustreerde uitgaven gemaakt, van Decamerone, 1001 Nacht, Don Quichote, en van Franse klassieken van Eugène Sue, Victor Hugo en Alexandre Dumas, alle met de originele prenten. Dat geldt tevens voor diverse sprookjesboeken en aanverwante literatuur.
Zijn laatste jaren - hij was toen de tachtig al gepasseerd - bracht Jan Bloemsma door in zijn villa met privépark in een zuidelijke wijk van Groningen. De middelen daartoe had hij niet verworven door zijn publicitaire werkzaamheden, maar met handelingen die een juiste ingreep op het juiste moment vereisen. Boeken gaf hij niet meer uit en ook zijn decennialange gewoonte elke dag een detective te lezen, had hij opgegeven. Maar tot kort voor zijn overlijden in april 1993 bleef hij bladeren in (meest oudere) jaargangen van Brinkman's Cumulatieve Catalogus en in naslagwerken over schrijvers. Bloemsma's ‘bloedeigen Groot-Mogol’ Tsjang Wei Foe kwam daarin niet voor.
Vignet op de titelpagina van enkele Tsjang Wei Foe-boeken
|
|