toont hij hier graag zijn eigen uitgaven. Uit zijn voorwoord tot de catalogus blijkt het verschil met vele achttiende-eeuwse boekenverzamelaars: zijn aandacht voor recente, tekstueel betrouwbare edities brengt hem ertoe incunabelen te wantrouwen omdat die vaak ‘de ordinaire kant van de vijftiende eeuw’ en ‘oude rommel zonder waarde of nut’ vertegenwoordigen. Dit is een typisch filologisch standpunt: nog steeds kijken classici neer op de teksten die de incunabeldrukkers onder de pers gelegd hebben. Overigens telde Renouards collectie toch circa 250 drukken uit de vijftiende eeuw, waaronder weliswaar geen Gutenberg-bijbel maar wel een aantal hoogtepunten uit die periode.
Hoewel ook andere catalogi van bibliotheken annotaties bij de titels hebben (zoals die van Crevenna, van de Duc de la Vallière of van Spencer), zijn die van Renouard bijzonder omdat zij niet alleen maar de gegevens uit bibliografische werken als Debure's Bibliographie instructive uit 1763-82 of Brunets Manuel uit 1810/1814 herhalen, maar omdat ze merendeels persoonlijk gekleurd zijn. Renouards annotaties kunnen onder meer handelen over de zeldzaamheid van een druk (opgave van het aantal bekende exemplaren), de rangorde in de overgeleverde herdrukken van een tekst, de prijzen van andere exemplaren of het belang van de inhoud van het werk. Zo worden de werken van de zestiende-eeuwse hermetische filosoof Giordano Bruno, toen evenals nu gezocht door verzamelaars en dus hoog geprijsd, ‘belachelijk verward’ en ‘een belediging voor de goede smaak en het fatsoen’ genoemd. Aan de andere kant schenken Renouards aantekeningen ruime aandacht aan bibliografische naslagwerken, bijvoorbeeld aan de zojuist genoemde werken van Debure en Brunet: het eerstgenoemde werk wordt verweten dat het de tekstuele waarde van een editie negeert, het werk van Brunet - dat nog steeds geraadpleegd wordt - ontvangt alleen maar lof. Al was Renouard niet de eerste die lijsten van catalogi van bibliotheken geeft, nuttig is zijn lange, geannoteerde lijst nog steeds. Hij vermeldt de catalogi van de zojuist genoemde boekenverzamelaars Crevenna, De la Valllière en Spencer en ook zijn eigen verkoop- en veilingcatalogi.
Regelmatig wordt de typografische vormgeving naar voren gehaald, onder meer van een typograaf die kenners nog steeds verbaast: Joaquín Ibarra, in de Spaanse vertaling van Sallustius uit 1772, die terecht geëerd wordt met: ‘een van de meest volmaakte werken die de typografie voortgebracht heeft’.
Rijk zijn de annotaties aan exemplaargebonden gegevens als druk op bijzonder papier (velijnpapier of grootpapier), druk op perkament (de al vanaf Gutenberg bekende gewoonte om enkele exemplaren op perkament te drukken bleef nog lang bestaan) of toevoeging van illustraties. Waar sommige bibliothecarissen tegenwoordig wel eens propageren dat dubbele exemplaren verkocht kunnen worden, wijst Renouard op het omgekeerde: bij de bekende, cursief gedrukte Dante-editie uit 1502 van Aldus Manutius meldt hij dat het juist bij Aldus-drukken aanbeveling verdient meerdere exemplaren te verzamelen omdat deze inhoudelijke verschillen tonen.
Het exemplaargebonden gegeven bij uitstek is de provenance, in het bijzonder de in opdracht van beroemde verzamelaars aangebrachte banden, waarop vaak hun eigendomskenmerken (wapen, naam, motto) in goud gestempeld zijn. Van een aantal van deze exemplaren uit de bibliotheek van Renouard kan de huidige verblijfplaats getraceerd worden. Van het grote aantal fraai gebonden boeken uit de bibliotheek van de grote verzamelaar uit het begin van de zeventiende eeuw, De Thou, die Renouard bijeengebracht had, bevindt zich er nu een in de ub Amsterdam (Cicero, Parijs, Simon de Colines, 1544). Bijzondere De Thou-Renouard-provenances zag ik in de bibliotheek van een Amerikaanse verzamelaar en in de Pierpont Morgan Library in New York: banden om Manutius-drukken uit de befaamde zestiende-eeuwse collecties van respectievelijk Grolier en Maioli (respectievelijk: