| |
| |
| |
‘Ik vertrek nu!’
Een persoonlijke geschiedenis van antiquariaat De Librije (1984-2006)
Boris Rousseeuw
Terwijl ik op zijn dochters Kaatje en Mieke zat te babysitten, vroeg mijn achterneef Emile Verdickt (1935-2005) mij eind 1983 of ik zin had om samen met hem in Antwerpen een antiquariaat op te starten. Natuurlijk had ik zin, en ik bezat zelfs het ideale profiel: boekengek, jong en ongehuwd, Neerlandicus en werkloos, dit laatste net als mijn neef overigens. Startkapitaal hadden we geen van beiden, maar daarvoor zou Miels boezemvriend, de welgestelde havenbaron en vrijgezel Roger Lorson, achter de schermen zorgen. We namen aan de Prinsstraat 18 een zieltogend boekhandeltje over, vulden de magere voorraad aan met eigen boeken, en openden tweedehands boekhandel en antiquariaat De Librije zonder publiciteit, zonder klanten en zeker zonder bedrijfsplan, op dinsdag 21 februari 1984. Die eerste dag haalden we een omzet van 950 frank. Onze eerste klant was de Lierse Felix Timmermans-verzamelaar Walter Van Melis, die uit sympathie voor de nieuwe onderneming een boek kocht van Bordewijk, want we hadden nog geen Timmermans. Een week eerder, op 15 februari, waren in het Belgisch Staatsblad de statuten van de overkoepelende bvba cavem verschenen, met Miel Verdickt, zijn broer Jan (die nooit een rol speelde) en Roger Lorson als zaakvoerders en aandeelhouders.
Miel en ik verwachtten veel van de ligging van de boreling tegenover de hoofdingang van de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen (Ufsia, nu ua), maar qua verkoop aan studenten hebben we daar nooit iets van gemerkt. Of toch: student Filip Marsboom kocht bij ons z'n eerste boekjes van Komrij, en is anno 2007 één van dé Komrij-verzamelaars, en een vriend voor het leven. Idem voor zijn vriend Manu Van der Aa, die Walschap en Nahon kwam kopen, en nu werkt aan de verzamelde kritieken van Walschap én de biografie van Nahon. En diens ravissante vriendin Hilde Van Looveren, die bij ons Vestdijk kocht en later afstudeerde op... juist, Vestdijk. Maar het bleven witte raven.
Ik vond de naam De Librije te vaag en te stoffig en pleitte voor De Boekengek, maar dat vond de bedachtzame Miel dan weer te ludiek. En de toevoeging antiquariaat was zeker in het begin veel te hoog gegrepen, want we bezaten nauwelijks oude boeken en kenden er ook weinig van. Als we er weer eens één veel te goedkoop verkochten of te duur inkochten, was hoon van meer beslagen collega's ons deel. Les 1: houd een boek in zolang je niet echt zeker bent van de verkoopprijs. Les 2: doe daar dan tien procent bij, dan kun je korting geven. Maar we leerden het snel, en groeiden nog sneller. Dat laatste had verscheidene oorzaken.
Allereerst: sinds 1980 waren er in Antwerpen zeker vijf antiquariaten en tweedehands boekhandels verdwenen, met als bekendste de prestigieuze en ernstige zaak van H.K. Overdiep in de Korte Gasthuisstraat, die in 1982 gestopt was, en als meest schilderachtige het winkeltje van het naar mijn schatting negentigjarige vrouwtje halverwege de Kammenstraat, dat in haar duistere spelonk een ramsjtafel had met boeken van vijf frank en een andere tafel met boeken van tien frank. Ze vulde haar aanbod uitsluitend aan volgens de verkoop, zodat je als je Ernest Claes zocht, 's morgens vijf dikke boeken van auteurs met een C moest kopen (Coolen!, Cronin!), en dan 's namiddags terugkeren om te kijken wat ze in de plaats
| |
| |
De eerste winkel in de Prinsstraat, Antwerpen
had gezet. Ook bizar was de kleine winkel op de hoek van de Begijnen- en de Bervoetstraat, waar ik in 1981 van de Onslow-achtige uitbater de eerste druk van Lijmen kocht voor 250 frank. Voor hem was dat een topprijs. Kort nadien pleegde hij zelfmoord door de boel in brand te steken.
Andere winkels, zoals Vanherck in de Hoogstraat (later Oever) of Den Hertog op de Oude Korenmarkt, waren aan het uitbollen. De Antwerpse verzamelaars hadden dus honger en wierpen zich op de nieuwe winkel. We voedden hen door er een erezaak van te maken elke maand een catalogus te publiceren. Het werk hieraan in het predigitale tijdperk was enorm: 500 titels beschrijven, uittikken, kopiëren, vouwen, in een omslag steken en dan al die adressen schrijven en postzegels kleven. Maar het loonde. We ontdekten dat slechts een minderheid van onze klanten spontaan naar de winkel kwam, en dat elke catalogus daartoe een forse stimulans was. Sommige goede klanten, zoals de legendarische meneer Vermaete uit Pittem, zijn zelden of nooit in de winkel geweest. Wachtten we een week te lang met onze nieuwe catalogus, dan zakte de verkoop als een slecht geklopte pudding in. Collega's die niet groeiden en geen beweging kregen in hun stock, hadden dat vooral aan het ontbreken van catalogi te wijten. Nu nog haal ik ze er zo uit. Grappig was ook, dat waar we zelf de eerste jaren voor onze verkoopprijzen zwaar leunden op de catalogi van rijpere collega's als Swertz en Schuhmacher, al na korte tijd de collega's hetzelfde deden met ónze aanbiedingen.
| |
| |
Een tweede grote stap voorwaarts deden we met de aankoop van het adressenbestand van Overdiep. Voor zijn stock waren we twee jaar te laat, die had De Slegte gekocht. Ik geloofde niet dat het grootste kapitaal van een winkel zijn klanten zijn, maar veranderde van mening toen we de aankoopprijs van de kaartenbak, 60.000 frank (€1500), er na één of twee catalogi al uit hadden. Iederéén was blijkbaar klant bij Overdiep. Ik ontdekte ook de macht van de bibliotheken in die kaartenbak. Zo bezat een mij onbekende Duitse bibliotheek een vakgroep Nederlands, die prompt forse hoeveelheden Nederlandse en Vlaamse schrijvers begon te bestellen, liefst dan nog de moeilijk verkopende namen. Méters Karel Jonckheere en Maurice Roelants heb ik voor die sympathieke Duitsers ingepakt en naar het postkantoor aan de Paardenmarkt gezeuld. Waar ze me bijna doodsloegen als ik weer eens om vijf voor vijf met tien aangetekende pakken binnengezweet kwam.
Niet te onderschatten was ook het psychologische effect van het vele geld achter de hand. Spoedig wisten de aanbieders dat er bij ons poen zat, en dat we voor mooi spul ook goed geld gaven. En we kregen boeken in handen die dikwijls al decennia bij een verzamelaar zaten, die er op uitgekeken was, maar die liever doodviel dan er mee naar De Slegte te gaan. Behoorlijke boekenveilingen waren er op dat moment ook al niet in Vlaanderen, Bernaerts en Romantic Agony kwamen pas later. Voor de duurdere boeken waren in Antwerpen alleen de antiquariaten De Goeij in de Tolstraat en Sternberg in de Lange Leemstraat partij voor ons.
Maar onze grootste troefkaart was de in april 1984 aantredende derde firmant, Emile Hoet (1922-2006), een rijke en pas gepensioneerde apotheker die zich in zijn kapitale villa aan de Bellevuedreef in Schilde zat te vervelen. Zijn vrouw was enkele jaren eerder overleden en hij kon moeilijk tegen het alleen zijn. Lezer en verzamelaar in hart en nieren, was hij op bevel van zijn vader in de saaie farmacie gegaan en gebleven, maar nu kon hij eindelijk zijn boekenliefde botvieren. Met onbekrompen aanvoer uit zijn gigantische privécollectie - hij had zelfs een boekenmagazijn in de parkeergarage onder de F. Rooseveltplaats -, verhoogde hij het niveau van onze kasten, hij had een grote kennis over geschiedenis, kunst en geïllustreerde Franse literatuur, en dank zij zijn uitgebreide netwerk in de betere Antwerpse kringen bracht hij heel wat kapitaalkrachtige klanten aan, van andere rijke apothekers, ondernemers en havenbaronnen tot Rotary's en Lions. Dankzij deze klanten konden we goede boeken snel en gunstig verkopen, en haalde ons kapitaal een gezonde omloopsnelheid.
Met de komst van Miel Hoet deed helaas ook de chaos zijn intrede. Miel Verdickt en ikzelf waren goed georganiseerd en ordelijk, maar Miel Hoet kon binnen het kwartier het mooiste systeem ruïneren. We hebben goede klanten verloren omdat hij hen aan de telefoon boeken beloofde die allang verkocht waren. De ergernis was geboren: in zijn villa had hij een huishoudster, maar in de winkel moesten Miel en ik zijn rommel opruimen. Hij legde perkamenten banden op hete radiatoren, en liet overal hij dikke, smeulende sigarenstompen achter, soms geplet tussen twee dure boeken. Behalve chaotisch was Miel behoorlijk vergeetachtig. Zijn dagelijkse afrekening heeft menig keer niet geklopt: hij had altijd te veel geld in kas, omdat hij verkochte boeken vergat in te schrijven. Noteerde hij een telefonische bestelling niet meteen, dan was het boek voor ‘een man met een zware stem’. Na een succesvolle inkoopronde op de antiquarenbeurs van Maastricht (toen was er in Nederland nog véél te kopen) wist hij niet meer waar ergens in de parkeergarage zijn auto stond, zodat we, zwaar beladen met in de vingers snijdende plastic tassen vol Streuvelsen en Timmermansen, eindeloos moesten lopen zoeken. (‘Miel, ge weet toch tenminste wel de
| |
| |
etage?’, ‘Geen flauw idee!’) Kwam hij je om negen uur oppikken om te gaan aankopen, dan rinkelde om kwart voor negen de telefoon, hoorde je hem zeggen ‘Ik vertrek nú!’ en verbrak hij de verbinding. Om vervolgens op te staan.
Maar zijn legendarische charme en generositeit deden alle ergernis vergeten. Ik had zijn gouden jaren niet meer meegemaakt, toen hij in Schilde tuinfeesten gaf voor 200 mensen, maar zijn royale levensstijl maakte toch nog steeds indruk. Op dagen dat ik volgens de beurtrol de winkel deed, kwam Miel tegen sluitingstijd vereenzaamd binnenwaaien, gooide snel wat boeken dooreen, bemoeide zich nog even met mijn laatste klant en sprak dan de gevleugelde woorden: ‘Kom, we gaan een stukske eten, ik betaal.’ En weg waren we, naar De Luwte, Le Midi of één van de andere goede restaurants die Antwerpen toen telde. Van hém heb ik daar Havana's leren roken en de betere wijn leren drinken. Hij stuurde een slechte fles zonder aarzelen terug en galmde ooit Geert Van Oorschot-gewijs door lesborestaurant De Pottenkijker: ‘Juffrouw, deze aardappel is rauw!’ Zijn adviezen kreeg ik er gratis bij. Als je een boek écht wilde hebben, moest je ervoor gaan, oreerde hij, ook al kon je het eigenlijk niet betalen. Wat hém nooit overkomen is, maar ik begreep wat hij bedoelde, en twintig jaar later heb ik van het volgen van deze raad nog geen seconde spijt gehad.
Miel Hoet, Miel Verdickt en Boris Rousseeuw
Bracht de combinatie van drie leeftijden en karakters soms wrijvingen mee, het maakte de winkel ook stabieler. We konden alle twijfelgevallen doorpraten en hadden elk onze sterke punten. Die van Miel Hoet heb ik al genoemd. Miel Verdickt was sterk in filosofie en cultuur- en kunstgeschiedenis en wist veel over Antwerpen, en ik was redelijk goed thuis in de Nederlandse literatuur. Deze diversiteit weerspiegelde zich al snel in onze winkel en onze maandelijkse catalogi, en mede dank zij de consignaties en de voorschotten van Hoet en Lorson groeide de winkel zienderogen. Binnen het jaar hadden we een muur literatuur, een kast dure boeken, een kast boeken over Antwerpen en over geschiedenis, en een flinke stock.
| |
| |
We konden zoals gezegd onbekommerd inkopen, en zo hadden we al in catalogus 1 (maart 1984) uit de verzameling van Herwig Leus een complete Elsschot in eerste druk, inclusief één van de tien luxe-exemplaren van Villa des Roses, een Minneke-Poes van Felix Timmermans met handgekleurde etsen van Dirk Baksteen, unieke handschriften van E. du Perron en Paul van Ostaijen, en een luxe-exemplaar van de Geschiedenis van Antwerpen van Floris Prims. In catalogus 10 (mei 1985) hadden we een nooit geziene en nooit herhaalde collectie Vlaamse ordonnanties en edicten, die een schoolvriend van mij tijdens zijn burgerdienst in het Rijksarchief van Beveren uit de vuilnisbak gehaald had (met toestemming), en waar we tientallen heemkundige kringen en verzamelaars van plaatselijke geschiedenis gelukkig mee maakten. Die maand ontdekte ik dat de maatschappij bestaat uit verschillende werelden die van elkaar nooit gehoord hebben, en dat je rijk kunt worden door daartussen heen en weer te springen.
En ze bleven komen, de complete reeksen van Belgisch Museum, Van Nu en Straks, Ruimte en Tijd en Mens, de unieke handschriften van V.S. Naipaul, Virginia Woolf, Guy de Maupassant, Pierre Louys en Louis-Ferdinand Céline, de zeldzame debuten van Rodenbach, Conscience en Claus, het Houwelick van Cats, de Emblemata van De Brune, de eerste druk van het Kruidenboek van Dodoens, een perfect exemplaar van Nederlandt van Guicciardini. Omdat we veel geld gáven, moesten we ook veel vrágen, maar als ik de boekenprijzen van 2007 zie, hebben onze kopers echt geen slechte zaak gedaan. Ik werd uitgelachen toen ik in catalogus 1 voor het debuut van Tom Lanoye 800 frank vroeg, maar dat boekje gaat nu wél voor bijna evenveel euro's. En één van de twaalf exemplaren op Japans papier van de Verzen van Vroeger van Willem Elsschot, met opdracht, of een map briefwisseling van de Mechelse klokkengieter Van den Gheyn, heb ik later nóóit meer ergens aangeboden gezien.
Een forse verzameling Geschiedenis van de Geneeskunde uit de kelders van Miel Hoet werd in 1987 bijna integraal gekocht door de daarin gespecialiseerde Nederlandse collega Theo de Boer. Een andere klapper hadden we in januari 1988, met 152 handschriften uit de Vlaamse en Nederlandse literatuur van de negentiende en twintigste eeuw. Ik geloof niet dat dit aanbod later nog door enige collega in één catalogus overtroffen is, behalve misschien door Aioloz. Achterberg, Bilderdijk, Brouwers, Conscience, Elsschot, Kloos, Nahon, Streuvels, Ter Braak, Tollens, Timmermans, Vestdijk, Walschap, Warren, Van de Woestijne, Van Nijlen, you name 'm, we had 'm. Het was helaas een eenmalig succes, want de rijke Antwerpse advocaat Flor Bastaens, die er heel veel van kocht, had direct door dat het leeuwendeel uit het archief van Gerard Walschap kwam, en vond het natuurlijk voordeliger zich meteen aan de bron te gaan laven. We ontdekten dat er een quasi bodemloze markt was voor mooie oude Antwerpse drukken, en zeker niet alleen de Plantijntjes. Als er maar Antverpia op het titelblad stond, ging het altijd wel de deur uit. Ik ben in 1988 zelfs gaan inkopen in Lissabon, waar het toen nog wemelde van goedkope oude Antwerpse drukken, en had met tien boeken vliegtuigticket én hotelrekening eruit. Onze omzet schoot omhoog van 1,3 miljoen frank in 1984 naar 2,2 in 1985, 3,4 in 1986, en 4,3 in 1988. De kleine winkel aan de Prinsstraat kon het niet houden en we besloten te verhuizen. Aan de Gierstraat 11, op een steenworp van de Groenplaats, vonden we een vijfmaal zo groot pand, en in oktober 1988 verkasten we. Op dat moment had De Librije alles om stilaan één van de belangrijkste Vlaamse antiquariaten te worden.
Maar toen liep het fout. Enkele weken na de succesvolle opening in de Gierstraat overleed Roger Lorson plots aan een hartstilstand, en Miel Verdickt had voor lange tijd méér dan de handen vol met het ontwarren van de ingewikkelde nalatenschap. En hij hád al amper nog
| |
| |
tijd voor de winkel, want hij had inmiddels ook nog eens boekhandel Van Ishoven aan de Van Stralenstraat overgenomen, met vijf man personeel, en dus wel van een andere orde dan De Librije. Zijn zuster Rosa kwam ons bijspringen en deed dat voortreffelijk, de schat, tot de laatste dag dat de winkel bestond, maar inkopen deed ze niet, en dat blijft toch altijd de open zenuw van een antiquariaat.
Ikzelf raakte stilaan gefrustreerd omdat Miel Verdickt me niet vast in dienst kon nemen omdat de omzet dat nog niet toeliet, en we bovendien qua visie uit elkaar groeiden. Zo had de winkel in de Gierstraat een brede, open tussenverdieping, en ik droomde ervan daar boekententoonstellingen te organiseren, die ongetwijfeld pers en dus nieuwe klanten zouden lokken, maar Miel wilde niet. Te veel werk, te veel kosten, te onzeker, geen corebusiness zeggen ze tegenwoordig. Zijn hoofd stond er ook niet meer naar. Maar jaren later zou ‘mijn’ concept in Antwerpen wél met succes toegepast worden door De Slegte (Komrij, Claus), Demian (Brouwers, Hermans) en Tonen. Met veel pijn besloot ik eind 1989 weg te gaan en helemaal uit de boekenwereld te stappen. Op mijn eentje zou ik het zonder kapitaal toch niet verder kunnen brengen dan een prutswinkeltje. Ik zag mijn veel meer getalenteerde leeftijdgenoot Luc van Tendeloo ten onder gaan aan een gebrek aan middelen en wilde dat niet meemaken. Essayist en verzamelaar Luc Daems sprong Miel bij op het vlak van de Nederlandse literatuur. Ook hij bleef net als Rosa tot het einde meehelpen.
Met bewonderenswaardige regelmaat bleef De Librije in de jaren negentig een maandelijkse catalogus maken, die overigens twintig jaar lang in alle afleveringen van De Boekenwereld opgenomen werd. De intrede van de tekstverwerker en de digitale inventaris maakten het publiceren van meer omvangrijke catalogi haalbaar: 36 bladzijden werd normaal, en jubileumcatalogus 100 (november 1993), met een mooi nieuw omslag in kleur, een rijk aanbod én een speciale geschreven artikel van Jan Lampo over Hubert Lampo en Antwerpen, had er zelfs 48. En er kwam een luxe-editie van uit. Stilaan verwaterde het aanbod echter en het begon me op te vallen dat sommige boeken wel érg vaak terugkeerden. De echte verrassingen bleven uit, en al kocht ik nog wekelijks boeken, het was zelden nog in míjn winkel. Zeker in de Nederlandse literatuur loste De Librije rond 1995 de rol, die werd overgenomen door Kris Landuyt van De Slegte. Wel bleef Miel Verdickt sterk in zijn oude drukken, kunst en geschiedenis. Hij had het onrendabele Van Ishoven geliquideerd en stak weer al z'n energie in De Librije. Miel Hoet werd oud, slecht ter been en nog vergeetachtiger dan hij altijd al was, en verdween geleidelijk uit de zaak.
In 1996 verwisselde het huurpand aan de Gierstraat van eigenaar en de nieuwe eigenaar zegde De Librije prompt de huur op. Na lang zoeken vond Miel Verdickt een nieuwe winkelruimte aan de Mechelsesteenweg 4, tegenover de Nationale Bank, waar in augustus 1997 de deuren opengingen. Niemand kon toen voorzien dat de ingrijpende werken aan de Antwerpse Leien deze winkel jarenlang quasi onbereikbaar zouden maken voor de vele autoverslaafden binnen het klantenbestand. Tussen 2002 en 2003 halveerde de omzet. Ettelijke collega-zelfstandigen in de buurt gingen failliet. Daar kwam nog bij dat Miels zoon Pieter, die de nieuwe winkel had ingericht, in juni 2002 uit het leven stapte, een drama dat Miel gekraakt heeft. Hij sloot op 28 juni 2003 de winkel en startte een gesloten antiquariaat vanuit zijn woning aan de Grapheusstraat 52 in Deurne, het vierde en meteen laatste adres van de zaak. Ook daar bleef hij koppig een maandelijkse catalogus maken, maar de onopvallende catalogus 200 (oktober 2003) had niets van het feestelijke tintje van catalogus 100. Al stonden er wél weer mooie stukken in, zoals De Schadt-Kiste der Philosophen ende Poeten, een zeldzame Mechelse bundel rederijkersstukken uit 1621.
| |
| |
Afbeelding bij de jubileumcatalogus 100
De dood van Pieter betekende meteen ook het einde van de deelname van De Librije aan de Internationale Antiquarenbeurs van Mechelen, waaraan de winkel sinds 1994 jaarlijks met succes meedeed, op Stand 1 nog wel, onmiddellijk aan de ingang. Het was Pieter die elk jaar in december de boeken inpakte en verhuisde, de stand in elkaar zette en na afloop weer afbrak, en zonder hem wilde Miel het niet meer doen. De Librije heeft ook eenmaal, in 1988, meegedaan aan de Internationale Antiquarenbeurs van Brussel, toen nog in de Duquesnoystraat, maar dat was geen succes.
Zonder beurzen en zonder winkel dreef Miel Verdickt zijn boekhandel verder in zijn privéwoning in Deurne. Bindmiddel met zijn klanten bleven zijn catalogi, en hoewel de oplage daarvan, in de glorietijd langzaam gestegen van 500 naar 1200, de laatste jaren opnieuw daalde naar 780, bleef een grote groep klanten de winkel trouw bezoeken en appreciëren. Met vele klanten ontstond een persoonlijke band, die zich onder meer uitte in een dikke map correspondentie. Hoewel dochter Mieke in 2000 een website maakte voor haar vader, heeft die zich nooit op internet gewaagd met zijn voorraad en zijn catalogi. De digitale evolutie ging aan hem voorbij, net als de in het antiquariaat steeds dwingender klinkende roep om te specialiseren. De Librije bleef tot de laatste snik een algemeen en breed antiquariaat, zoals de belangstelling van Miel ook altijd erg breed bleef.
| |
| |
Op 25 oktober 2005 vond Kaatje haar vader dood op zijn bed, verwittigd door een klant die voor de deur stond te wachten. Net als bij Roger Lorson had zijn hart het plots begeven. Miel had pas catalogus 221 gemaakt, en na zijn dood kwam er nog één, nummer 222, waarin een kort In Memoriam, geschreven door zijn dochters. Daarin oordeelden ze dat De Librije zonder Miel geen Librije meer was. De ziel én de expertise waren verdwenen, en dus stopten ze ermee. Miel Hoet heeft dit overlijden niet meer beseft, ontbrak op de begrafenis en stierf zelf op 30 mei 2006. Hij kreeg een begrafenis met heel wat minder aanwezigen dan er op zijn tuinfeesten kwamen. In, o symboliek, precies dezelfde maand verkochten Kaatje en Mieke de voorraad van de winkel aan klanten en handelaars, en kwam er na 22 jaar een eind aan De Librije.
Het geeft een vreemd gevoel, om als veertiger al een herdenkingsartikel te moeten schrijven. Tienmaal liever zou ik nog eens op het terras van Miel Hoet bij een Château Talbot, want voor minder deed hij het niet, met hem en de andere Miel een hele zomeravond kletsen over mooie boeken en kleurrijke klanten. Want het blijkt steeds weer uit de literatuur over antiquariaten, hoeveel bijzondere, zeg maar bizarre karakters zich tot het oude of zeldzame boek aangetrokken voelen. Zoals meneer Vercruysse uit Willebroek, die alles kocht van Streuvels en aan de telefoon ook klónk als Streuvels. Of meneer Bastiaenssen, die oud Antwerpen verzamelde en met zijn sappige Antwerpse vloeken van elk bezoek een cabaretprogramma maakte. Of meneer De Maeyer uit Mechelen (dood), die altijd vlak voor sluitingstijd binnenkwam, mij met net íets te veel aandrang naar huis wou brengen, maar gigantisch veel kocht. Of één van de schaarse vrouwelijke klanten, die gekleed als een verwaaide vogelverschrikker de winkel binnenkwam, maar altijd prompt betaalde met briefjes van 5000 frank. En welke klant presenteerde zich aan de telefoon als meneer X uit Y? En wie gedenkt pater Van Brabant (dood), de charmante maar verstrooide bibliothecaris van Ufsia, die ooit met groot enthousiasme de oude drukken kwam kopen die hij twee weken eerder zélf aan ons verkocht had. Of bibliofiel Luc Maes, die in onze winkel Herwig Leus bijna te lijf ging omdat die een unieke Prutske van Stijn Streuvels met aquarellen van Albert Saverys schaamteloos geslacht had, en de aquarellen los op veiling gezet. Ook allebei al dood, meneer.
En dat terras van Miel Hoet, dat is er niet meer. Ik blader dan maar wat in de 222 catalogi, en zie nu, maar dat is natuurlijk praat achteraf, dat De Librije niet meer bestaat omdat, naast andere tegenslagen en toevalligheden, de andere stichters bij de start eigenlijk al te oud waren. Je moet in het antiquariaat nu eenmaal jong beginnen om iets op te bouwen, kijk naar de grote Nederlandse namen die kort na de oorlog piepjong van start gingen en ruim baan hadden om een grote zaak te bereiken. Ik had wél de juiste leeftijd, maar zat in de verkeerde startblokken. En toen ik weg was, is de expertise van Miel & Miel niet meer doorgegeven. Soms voel ik me daar schuldig over, hoe logisch mijn beslissing ook was. Toch waren de jaren in De Librije een enorme leerschool, zowel qua boeken- als qua mensenkennis. En ook praktisch, want ik kan nog altijd een boek zo inpakken dat zelfs de grootste idioot van de posterijen het niet beschadigd krijgt.
|
|