| |
| |
| |
Fictieve antiquaren
Verbeelding van het antiquariaat in boek en film
Marika Keblusek
De antiquaar wordt met uitsterven bedreigd - tenminste, als we Walter van den Broeck in zijn nieuwste roman De veilingmeester (2007) moeten geloven. Een getergde handelaar, die zich genoopt ziet zijn zaak op te geven, kan van verontwaardiging bijna niet meer uit zijn woorden komen:
Het is niet vol te houden (...) De kosten... en het gejat! (...) Zwijg me over het vervloekte internet! Dat helpt onze hele business finaal naar de kloten! De doodsteek! De ondergang!
Dat vervloekte internet. Al is het een van de redenen voor het succes van antiquaar Thomas Masmeijer in de roman Sneeuw in Afrika van Frank Willem Verbaas (2006), eigenlijk zou hij er zich liever verre van houden:
Steeds meer klanten bereikte [Masmeijer] via de catalogi die hij tweemaal per jaar rondstuurde, en via internet, al was dat een medium dat hij als liefhebber van papier en drukinkt het liefst zou negeren.
Dat internet de antiquariaatshandel ingrijpend heeft veranderd, staat vast - daar hoef je als romanschrijver niets aan te verzinnen. In Among the Gently Mad uit 2002 stelde Nicholas Basbanes al vast dat door de ontwikkeling van de elektronische handel zowat alle middelgrote antiquariaten uit het Amerikaanse straatbeeld waren verdwenen. Piet Buijnsters' Geschiedenis van het Nederlandse antiquariaat documenteert bijna drie eeuwen vaderlands antiquariaatswezen, maar het boek is vooral óók een papieren monument voor al ‘die karakteristieke winkeltjes’ (zoals Buijnsters ze noemt) die sinds de jaren negentig één voor één hun deuren hebben gesloten. Het boek markeert het einde van een tijdperk.
Maar dat internet ‘de hele business’ naar de verdoemenis helpt, zoals de schuimbekkende antiquaar van Van den Broeck suggereert, is natuurlijk niet helemaal waar. Zeker, vele winkeldeuren zijn definitief dichtgevallen - met name, aldus Buijnsters, door de steeds maar stijgende hoge huren, de opkomst van internet en stedelijke parkeerproblemen - en dat is een enorm verlies voor de struinende boekenliefhebber. Het betekent echter niet dat die antiquariaten ook allemaal verdwenen zijn, of dat er geen nieuwe meer bij zouden komen. De fysieke winkelruimte heeft plaatsgemaakt voor een virtuele handelsplek - met alle mogelijkheden en beperkingen, met alle verlies én winst van dien.
Toch lijkt, in de wereld van het fictieve antiquariaat althans, het digitale tijdperk nog maar nauwelijks aangebroken. Men gaat er nog, in zalige onwetendheid, op ouderwetse wijze, dus niet-digitaal, zijn gang tussen de stoffige boeken. Antiquarendochter Margaret Lea uit The Thirteenth Tale van Diane Setterfield (2006) bijvoorbeeld, geeft een onversneden romantisch beeld van haar vaders winkel waar ‘de troostende geur van leer en oud papier’ hangt;
| |
| |
waar de boeken in bruin papier worden verpakt, vastgestrikt met een touwtje; waar nog met de hand - met potlood zelfs! - geschreven wordt. Dido Hoare, heldin van Marianne MacDonalds' serie bibliodetectives, runt een klein antiquariaat in Londen waar de computer pas echt in het laatste deel (Faking It, 2006) in de winkel geïntroduceerd wordt - en hoeveel ze ook weet over bijzondere edities van Trollope, hoe slim en belezen Dido ook is, als het op internet aankomt, toont ze zich een onbeholpen analfabeet. De zoekmachine laat ze liever aan haar assistent over. Want de boodschap is duidelijk: een echte antiquaar raakt het toetsenbord liever niet aan. Ook in het hoogdrempelige ‘bibliografisch antiquariaat’ van antiquaar Yambo, de hoofdpersoon-zonder-geheugen uit Umberto Eco's laatste roman, De mysterieuze vlam van koningin Loana (2005), staat de computer ergens achteraf in een hoek op een tafeltje.
Wat is het toch met de verbeelding van het antiquariaat in zoveel vaak recente romans en films? Keer op keer ademen de beschrijvingen van die winkelruimtes bijna clichématig vormgegeven nostalgie en weemoed; een verlangen naar rust, naar contemplatie bijna - en dat heeft waarschijnlijk alles met de jachtige tijdgeest van de 21e eeuw te maken. De volgepakte winkelruimtes zijn schuilplaatsen en schatkamers, waar de stoffige banden naar vroeger verwijzen en tastbare troost bieden. Voor de hoofdpersoon uit de kaskraker De schaduw van de wind is het antiquariaat van zijn vader in Barcelona ‘een betoverende bazaar’, waar hij ‘onzichtbare vrienden had gemaakt in de bladzijden die uit stof gemaakt leken te zijn en waarvan ik de geur elke dag op mijn handen had’.
In het fictieve antiquariaat staat de tijd stil, wordt de tijd stilgezet, kan het lawaai van de oppervlakkige, snelle, platvloerse buitenwereld buiten blijven. Letterlijk. In de theatervoorstelling Antiquariaat Oblomow van Eric van Muiswinkel en Diederik van Vleuten uit 2004 heeft de laatste zich in zijn tweedehandsboekwinkel verschanst bij de potkachel, met een goed glas port en een negentiende-eeuwse dichtbundel. De winkelbel rinkelt, de deur gaat open, de herrie van graafmachines, gettoblasters en bouwputten waait eventjes naar binnen - maar als de deur sluit zijn we direct terug in de veilige wereld van boeken en belezenheid. En de tweedehandsboekwinkel van de broers Wilbur en Harbour in de prachtige film Wilbur Wants to Kill Himself (2002) verbeeldt, in de woorden van de regisseuse, een ‘tijdloze, magische plek’. Wie de drempel overstapt - zoals een eenzame boekendievegge - waant zich ‘in een andere sfeer’, komt ‘in een andere wereld terecht’.
Erik van Muiswinkel en Diederik van Vleuten in de theatervoorstelling Antiquariaat Oblomow (2004)
| |
| |
Shirley Henderson in Wilbur wants to kill himself (2002)
De manier waarop die wereld door schrijver of filmer wordt vormgegeven, is opvallend gelijkluidend. De winkelpanden staan in smalle straten - zoals het antiquariaat De Boekenkist in Willem G. van Maanens Een huis van lief en leed (2000), een duister souterrain, ‘een diepe kist inderdaad, tot aan de rand met boeken gevuld’; een grafkist bijna, geflankeerd door twee zwarte raven, de antiquaren Teitelbaum en Turteltaub. De journalist Frederik Groenevelt uit Hubert Lampo's De komst van Joachim Stiller (1961) gaat graag op bezoek bij de antiquaar Geert Molijn, in wiens bouwvallige winkel hem ‘een behaaglijke rust’ wacht:
het was alsof het jachtige leven geen vat op [Molijn] had en ophield, wanneer men over de drempel van zijn duister winkeltje stapte. Grotendeels stilzwijgend zaten wij dan urenlang te roken bij het blozende potkacheltje, langs alle kanten omgeven door stofferig ruikende boeken, hoog opgestapeld in tot aan de zoldering reikende rekken, waardoor er nauwelijks plaats voor onze stoelen over was.
Ook het antiquariaat Lof der Zotheid uit Mulisch' De ontdekking van de hemel (1992), waar de letterlijk fatale ontmoeting van Max Delius en Ada Brons plaatsvindt, is gelegen ‘in een smalle straat achter de Pieterskerk’ in Leiden (voor de film werd hiervoor het onlangs opgeheven Oosters Antiquarium Smitskamp in Leiden gebruikt). De winkel zelf, schrijft Mulisch, was:
een smalle ruimte, volgestort met boeken. Zij vulden niet alleen de ruw getimmerde kasten tot de zoldering maar stonden ook links en rechts en in het midden in hoge stapels, - een rimboe van boeken, met smalle paden er tussendoor... Max drong naar voren, treden op, treden af, langs stapels, dozen, tijdschriften, Architectuur, Meisjesboeken, Judaïca, Reisboeken, een hoek om, weer een paar treden op, - en hij zag Ada zitten.
Voor Dora, de hoofdpersoon uit de melancholische en vervreemdende roman Die Gehschule van Theres Roth-Hunkeler (1994), is het antiquariaat waar zij werkt een ‘Vorhimmel’ - een voorportaal van de hemel. Ook deze winkel bestaat uit
| |
| |
smalle ruimtes, die tot aan het plafond met boeken stonden volgestouwd, waar het altijd muf rook, want er stonden ook kasten voor de ramen die daarom nooit open konden - alsof hier de boeken vanzelf groeiden, zich vermeerderden, uitdijden en steeds meer plaats nodig hadden.
De naamloze verteller van Leon de Winters Zoeken naar Eileen W (1981), zit in zijn smalle (!) Londense winkel, ‘de wanden [vol] duizenden stoffige boeken’, en mijmert:
De windstilte van het antiquariaat was mijn modus vivendi, die illusies en verwachtingen overbodig maakte. Er heerste in de winkel een onveranderlijke, tijdloze situatie. De herhaling van de stereotiepe dagen veroorzaakte geen sleur, nee, uit de herhaling ontstond stilstand, stilstand die mijn handelingen, mijn gebaren, zelfs mijn ademhaling de vanzelfsprekendheid verleende, die vroeger afstraalde van de illusies.
Het antiquariaat als hemels portaal, als oog in de storm - de winkel biedt allengs meer dan alleen een beschutting tegen de wereld; het is de wereld geworden. Geen wonder dat, net als die naamloze verteller uit Zoeken naar Eileen, ook veel andere fictieve antiquaren boven hun winkel in kleine appartementjes wonen. Het is het hol waarin deze einzelgänger zich terugtrekken, vrijwillig opsluiten - of het nu de antiquarendochter uit The Thirteenth Tale is, de boekendetective Dido, de broers uit de film Wilbur, de hoofdpersoon uit De schaduw van de wind, de schofferende antiquaar Tinner uit Herman Brusselmans' Nog drie keer slapen en ik word wakker (1998) of een antiquaar uit de kasteelromantische draak van een detective, Some Die Telling (1984).
De buitenstaander ziet dat soms anders. Die kijkt door de stoffige winkelruiten naar binnen, ontwaart saaiheid, somberheid, viezigheid zelfs. Hij ziet geen schatkamer, maar stapels waardeloos oud papier, volgekrabbeld in de kantlijn, gescheurd, vol vlekken - waarvan het stof hem, wie weet, nog een ziekte bezorgt. In de musical Funny Face (1957) werkt het sloofje Audrey Hepburn - gekleed in een donkere overgooier, nog net geen bril op de neus - in een tweedehandsboekwinkel. Haar verlossing komt in de vorm van fotograaf Fred Astaire, op zoek naar een geschikte locatie voor een modereportage. Eén blik op Audrey, en hij weet genoeg: hij redt haar van de sleur, de onopvallendheid, en voert haar een wervelende, spannende wereld in waar alles om de buitenkant draait.
Audrey Hepburn in Funny Face (1957)
| |
| |
De Argonaut Bookshop in San Francisco op een nieuwe locatie
Toch blijft het fictieve antiquariaat - net als de fictieve bibliotheek - in de verbeelding van schrijvers en filmers voor alles een plek van mysteries en geheimen. De volgestouwde winkelruimte met de hoge kasten en de smalle paden is een labyrint, een doolhof. Voor wie goed zoekt ligt hier, tussen de stoffige boeken en de stapels papieren, de sleutel verborgen; het antwoord waar alles uiteindelijk om draait. Dat antwoord heeft verrassend vaak te maken met de verhulling of onthulling van iemands identiteit. Het mysterie rond het wezen van Joachim Stiller in de al genoemde roman van Hubert Lampo krijgt in het antiquariaat van Geert Molijn een nieuwe wending. In de thriller The Conspiracy Club van Jonathan Kellerman (2003) probeert een jonge arts in een tweedehandsboekwinkel meer te weten te komen over de achtergrond van een collega, die hij verdenkt van een serie moorden. Ook de film Six Degrees of Separation (1993) draait om mogelijke valse identiteit, en ook hier gaan de hoofdpersonen op zoek naar het antwoord in een tweedehandsboekwinkel - namelijk het bestaande Strand Books aan Broadway in New York.
Een sleutelscène in Alfred Hitchcocks Vertigo (1958) speelt zich af in de fictieve Argosy Bookshop in San Francisco, waar de identiteit van een geheimzinnige vrouw door de antiquaar wordt onthuld. Filmisch gezien is dat een heel interessante sequentie van scènes: tijdens het verhaal van de antiquaar wordt het gaandeweg donkerder in de winkel, zodat de sfeer steeds dreigender, onheilspellender, beklemmender wordt - maar zodra de hoofdpersonen buiten staan, gaat ineens het licht aan. (Overigens filmde Hitchcock deze scene in de Argonaut Bookshop in San Francisco, en baseerde hij het personage van de antiquaar op de toenmalige eigenaar, Robert Haines sr. Volgens diens zoon zei Hitchcock over de locatie: ‘This is what a bookstore should look like’.)
De papieren wereld - de wereld van het boek - komt steeds verder van de meeste mensen af te staan, en neemt, in omgekeerde evenredigheid, steeds raadselachtiger vormen aan. De associatie van stoffige bladzijden en schemerige antiquariaten met mysteries en geheimen
| |
| |
lijkt een cultureel automatisme geworden. Het boek is niet meer door iedereen te lezen. De antiquaar, hij die de taal der boeken kent, wordt zo een ontcijferaar, een decoder, een ingewijde. Dat is bijvoorbeeld het geval in Splintered Icon van Bill Napier (in 2006 vertaald als Beeldenstorm), een boek dat mee wil deinen op de Da Vinci-golf en waarin de hoofdpersoon, een antiquaar uit Lincoln, verstrikt raakt in een, overigens volstrekt ongeloofwaardige, reeks van verwikkelingen rond een mysterieus handschrift.
Ook de boekenjager uit de film The Ninth Gate van Roman Polanski (1999), gebaseerd op het veel subtielere boek The Dumas Club van Arturo Pérez-Reverte (1993) is een ingewijde, die het spoor van een duivels manuscript tot letterlijk in de hel blijft volgen. De typering van deze Lucas Corso, gespeeld door Johnny Depp, raakt aan een ander aspect van de fictieve antiquaar. Jong, een sigaret in de mondhoek, whiskeyglas in de hand, een broeierige blik over de rand van een bladzijde, is hij het archetype van de geheimzinnige verleider. Hij beschikt over esoterische kennis, hij weet iets wat de meeste mensen niet weten - en dat roept onweerstaanbare spanning op. Oók erotische spanning, getuige de affaire tussen een jonge antiquaar in New York en een getrouwde vrouw uit suburbia in Unfaithful (2003).
De fictieve antiquaar is dus lang niet altijd een gezapige heer op leeftijd, vastgeplakt aan de kachel in zijn knusse winkel. Integendeel. Hij ontpopt zich evengoed als meedogenloze jager - op boeken, vrouwen, criminelen. In zijn jacht naar het waardevolle boek moet hij een psychologische killer zijn die zonder mededogen oude vrouwtjes de schatten uit de boekenkast praat. ‘Ik heb een weduwe voor je’ zegt Yambo's assistente Sibilla uit Eco's roman - en dat zijn omineuze woorden, want ze gaan vooraf aan wat ‘de techniek van de gier’ wordt genoemd:
Je gaat op zoek naar in verval geraakte families, met een oud herenhuis en een antieke bibliotheek, je wacht tot de vader, de echtgenoot of de oom sterft, tot de erfgenamen al veel problemen hebben met de verkoop van de meubelen en de juwelen, en niet weten hoe ze die berg boeken, die ze nooit hebben geopend, op waarde moeten schatten. ‘Weduwe’ bij wijze van spreken, het kan ook een kleinzoon zijn die een paar armzalige centen wil zien, nog beter als hij toestanden met vrouwen of drugs heeft. Dan ga je de boeken bekijken, breng je twee of drie dagen door in grote, schemerachtige vertrekken, en bepaal je je strategie.
Yambo voegt de daad bij het woord, bezoekt de weduwe van een notaris, ziet, ruikt bijna temidden van de duizenden boeken die ene zestiende-eeuwse zeldzaamheid, die ene fraaie boekband.. en transformeert moeiteloos tot een aasgier. Hij confronteert de weduwe - het is allemaal niet veel waard -, gooit wat viezig uitziende boeken op tafel:
rood uitgeslagen pagina's, vochtplekken, zwakke bindingen, het marokijn van de platten alsof men er met schuurpapier overheen was gegaan, zo veel papierworm dat het papier op kant leek
en biedt een totaalbedrag op een toon alsof hij de vrouw een gunst verleent. De weduwe is geschokt - is dat werkelijk alles? Volgt de tweede fase van de strategie: de antiquaar doet alsof hij open kaart speelt, laat de tien boeken zien waar het hem om te doen is en noemt een wat lager bedrag voor de tien alleen.
| |
| |
De vrouw rekent, vijftig miljoen [lire] voor een immense bibliotheek is een belediging voor de nagedachtenis van haar man zaliger, dertig voor slechts tien boeken is een goede deal, voor de rest gaat ze wel op zoek naar een andere, minder kieskeurige en royalere boekhandelaar. Zaak beklonken.
Terug in de winkel, ‘uitgelaten als kinderen die iets stouts gedaan hebben’ bekruipt Yambo de twijfel. Hij vraagt zijn assistente of ze oneerlijk zijn geweest, maar zij bezweert hem van niet. ‘Heb je het huis gezien’, vraagt ze, ‘het zijn steenrijke mensen die niets om boeken geven. Wij werken voor mensen die echt van boeken houden.’ Zoals, in de eerste plaats, zijzelf.
Johnny Depp in The Ninth Gate (1999)
Olivier Martinez en Diane Lane in Unfaithful (2002)
| |
| |
Maar het meest nietsontziend zijn de book scouts, die er in literatuur en film überhaupt de meest wilde levensstijl op na lijken te houden. Als agent van een antiquaar, of opererend voor zichzelf, reizen zij stad en land af op zoek naar dat ene bijzondere boek of handschrift. Tijdens die speurtochten gebeurt wel eens het een of ander - en hoe dat alleen al binnen de antiquarenwereld tot list en bedrog kan leiden, blijkt wel uit het obscure, vooral voor insiders geschreven The Nijmegen Proof (1988).
Cliff Janeway, de stoere held uit John Dunnings reeks bibliothrillers, is de bibliofiele versie van Philip Marlowe. De misdaden waarmee hij te maken krijgt mogen dan altijd om boeken gaan, dat maakt de actie er niet minder hard-boiled om. In Wayne Warga's Hardcover (1987) komt een ex cia-agent die nu als antiquaar zijn brood verdient, via een verzamelaar op het spoor van een terroristisch complot. En in de fantasie van de Amerikaanse kaartenhandelaar F.J. Manasek is het antiquarenvak een uitstekende dekmantel voor allerlei geheime operaties - van het opsporen van ex-nazi's tot het opjagen van drugshandelaren (Under Cover, 1997).
De vier antiquaren uit Iain Sinclairs hallucinerende White Chappell, Scarlet Tracings zijn geen mannen om grappen over te maken; het zijn nachtbrakers, vechtjassen, cocaïnesnuivers, avonturiers. Zij gaan over lijken in hun zoektocht naar de zevenklapper - een boek of handschrift dat door elke andere handelaar over het hoofd is gezien en dat hen hun fortuin zal brengen. Aan deze kleurrijke types is niet veel verzonnen: de dichter en voormalig antiquaar Sinclair kon putten uit eigen herinneringen aan zijn omzwervingen met de gitaristantiquaar Martin Stone en de legendarische Londense book runner en antiquaar Driffield. Deze mannen figureren opnieuw, en als zichzelf, in Sinclairs experimentele televisiefilm. The Cardinal and the Corpse (1992).
Driffield (of, zoals hij zichzelf ook heeft genoemd, drif field) is een uiterst merkwaardige figuur, een markante zonderling van wie het maar moeilijk te geloven is dat Sinclair hem níet verzonnen heeft. Er is nauwelijks iets over hem bekend - zelfs niet zijn echte naam. Jarenlang leek hij van de aardbodem verdwenen en velen dachten dat hij zelfmoord had gepleegd: hij had voor zijn zelfaangekondigde dood, die op 9 september 1999 zou moeten plaatsvinden, zelfs toegangskaarten verkocht. Onlangs kwam zijn vroegere vriend Sinclair hem, geheel bij toeval, weer op het spoor en deze schetst, in zijn bloemlezing London, City of Disappearances (2006), een intrigerend portret van Driffield. (Overigens documenteert een ander stuk in die bloemlezing de teloorgang van de antiquariatenstraat Charing Cross Road.)
In de Engelse antiquarenwereld van de jaren '80 werd Driffield onder meer berucht door zijn sarcastische en hilarische Driffs Guide to All the Secondhand & Antiquarian Bookshops in Britain (1984). Een jaar lang trok hij op de fiets dwars door Groot-Brittannië en bracht alle antiquariaten met een nietsontziend oordeel in kaart. Zijn gids leest bijna als een roman, krijgt fictieve elementen door de introductie van Driffields zogenaamde assistenten - onder wie Marilyn Monroe, Sigmund Freud en de Duke of Wellington. Een typische beschrijving is deze, over een antiquariaat in New Milton:
De eigenaar schept er een pervers genoegen in iedereen zo snel mogelijk zijn winkel uit te krijgen. Opmerkingen dat je alleen aan het kijken bent pareert hij met ‘Waarnaar dan?’ en als je, net zoals ik, zegt dat je zoekt naar boeken van Sir Walter Scott krijg je te horen dat iedereen die tegenwoordig koopt. Ik kan niet zeggen of hij handelaarskorting geeft; ik ken niemand die hier ooit wat heeft gekocht.
| |
| |
En in Not 84 Charing Cross Road (1994) rekent Driffield genadeloos af met het zoetsappigromantische beeld van het antiquariaatswezen dat Helene Hanff in haar beroemde 84 Charing Cross Road bij het grote publiek had opgeroepen.
Onder de Londense antiquaren, runners en scouts die Driffield op voert zijn oplichters, schurken, boeven. In hun Dickensiaanse setting doen ze vaag denken aan de griezelige boeken- en voddenkoper aan wie Cissy van Marxveldts Joop ter Heul haar oude schoolboeken wil zien te slijten (‘een goed natuurkunde boek, een atlas, waar alleen Overijssel en Noord-Brabant maar uit misten, het tweede deel van een Fransche roman in prachtband, dat l'Homme heureux heette, en twee ingebonden exemplaren van het leven der dieren’):
't Was gelukkig geen kelderwoning (...) maar 't rook er toch erg muf, en 't was ook vreeselijk nauw. Je kon er haast met z'n drieëen niet in. Een oude man met een pet op zonder klep stond achter de toonbank.
‘U koopt van alles nietwaar?’ zei ik. ‘Blouses en boeken en schoenen.’
‘Ja zeker jongejuffrouw, laat me al dat moois maar ereissies zien wat u heb.’ Hij had een erg piepende stem en nog net één tand in zijn mond, die los zat en heen en weer schommelde als hij sprak. 't Was niet erg plezierig om ernaar te kijken...
Deze Amsterdamse opkoper is een griezel en een afzetter, en hij staat natuurlijk mijlenver af van de doorgewinterde oplichters die elders figureren. Het blijkt zo verleidelijk om gespecialiseerde kennis op een dubieuze manier te gelde te maken - zoals een handelaar in zeldzame kaarten in Basha Fabers De jeugdzonde (2002), die zich waagt aan een vervalsing van bladen uit de Blau-atlas. Harry Brightman, een antiquaar in Paul Austers laatste roman Brooklyn Follies (2005) zou eigenlijk beter moeten weten, maar zwicht toch voor de verleiding van het grote geld als hij meedoet met de verkoop van een valse Hawthorne autograaf. Peter Ackroyd grijpt in zijn recente roman The Lambs of London (2004, in 2006 verschenen in Nederlandse vertaling) terug op een historisch personage - de geniale Shakespeare-vervalser en antiquaar William Ireland. En soms worden zelfs schijnbaar onkreukbare wetenschappers - zoals de fictieve Piet Buijnsters in de roman Ter navolging van Kees 't Hart (2004) - verdacht van criminele boekenpraktijken. ‘Het blijft heel goed mogelijk’, stelt een argwanende inspecteur van politie, ‘dat Buijnsters (..) een stel handlangers, wie weet uit een voormalig Oostblokland, heeft gerekruteerd om (..) illegale [waardevolle] boeken op te kopen en te verhandelen’.
Omslag van Cissy van Marxveldt, De HBS-tijd van Joop ter Heul, Amersfoort 1919
| |
| |
Omslag van Peter Ackroyd, The Lambs of London, Londen 2004
Binnenzitters, jagers, detectives, verleiders, oplichters, vervalsers. De fictieve antiquaar komt in vele gedaanten. Peter Jacobi laat zelfs een antiquaar ervaren wat het is een boek te zijn - gekocht, gelezen, gebladerd te worden (Mein Leben als Buch, 2000). Maar wie is hij werkelijk? In de verstilde roman Der Antiquar van Hansjörg Schertenleib (1991) heeft de hoofdpersoon zich tussen de boeken en oude kaarten teruggetrokken. Hij heeft genoeg aan de gedachten in zijn hoofd, maar de verdwijning van een verzamelaar doet hem zijn winkel verlaten; op zoek, in een oneindig sneeuwlandschap, naar de sporen van iemand die hij mogelijk zelf is, op zoek naar de eigen identiteit.
De antiquaar is een chroniqueur, een bewaarder van wat niet vergeten mag worden. In Steffen Menschings boek Jacobs Leiter (2004) koopt een Duitser bij een New Yorkse antiquaar 4000 boeken, die stuk voor stuk de levensgeschiedenissen van hun vorige Duitse eigenaars vertellen - joodse immigranten die een nieuw leven in de Nieuwe Wereld opbouwden, mensen die achterbleven in Europa. Deze mensen leven in en door hun boeken voort, het zijn de boeken die hen levend houden - net zoals het ‘papieren geheugen’ van Eco's antiquaar hem uiteindelijk zijn ‘autobiografisch geheugen’ zal teruggeven.
De antiquaar zoekt, bewaart, documenteert. In het verhaal ‘De antiquaar en het verlangen’ van Michaël Zeeman (1995) rust Joseph Neumann niet voor hij ‘alles’ heeft. Hij verzamelt alle boeken die ooit in een bepaalde stad werden uitgegeven, reconstrueert op basis van eigendomskenmerken voormalige particuliere bibliotheken en hoopt deze ooit weer compleet bij elkaar te brengen, en hij koopt elk exemplaar van Vermeulens zesdelige Handboek tot de geschiedenis der Nederlandsche bouwkunst op. Maar verkopen doet Neumann niet, hij ‘volhardt in zijn weigering al was het maar een enkel exemplaar van die boeken af te staan, voor om het even welke prijs’. Neumanns onstilbare verlangen doet de antiquaar uiteindelijk in het niets verdwijnen - net als de stad waarin hij leefde, en waarvan hij de verwording in tekst en foto's documenteerde - ‘de stad die plaats moest maken voor het bruisende leven van onze eigen tijd en een komende, alsof [Neumann] de archeoloog wilde zijn van wat onder onze ogen vervalt en pas later geschiedenis wordt’.
| |
| |
Maar de oerantiquaar is meer dan een bewaarder. Hij is een verzamelaar. Zijn honger naar boeken en handschriften is oneindig veel groter dan die van zijn klanten, die hij eigenlijk het liefst buiten de deur wil houden. Hij wil niet verkopen, hij wil geen handelaar zijn. Hij is dertig jaar en al versleten, zijn woeste haardos is wit uitgeslagen, hij schuifelt langs de huizen, komt nooit op straat behalve als er een veiling is. Op die momenten
verscheen er een gloed in zijn ogen, hij liep, hij holde, werd een en al beweging en kon zijn vreugde, onrust, angst en leed slechts met moeite bedwingen.
Deze antiquaar spreekt met niemand, is zwijgzaam, in zichzelf gekeerd, somber en melancholisch. Hij houdt niet van een boek om de inhoud, maar
omdat het een boek was, hij hield van de geur, het omslag, de titel. Hij hield van een manuscript om het oude, onleesbare jaartal, de vreemde bizarre (...) letters, het zware verguldsel, om de met stof bedekte bladzijden, stof waarvan hij met welbehagen de zachte zoete geur opsnoof.
Deze antiquaar heeft als Faust zijn ziel aan de duivel verkocht:
Al zijn geld en goed, al zijn gevoelens bewaarde hij voor zijn boeken. Hij was monnik geweest, maar ter wille van de boeken had hij God verlaten. Naderhand offerde hij ook datgene wat de mensen na hun God het dierbaarst is, geld, ervoor op, en tenslotte het dierbaarste bezit na geld, zijn ziel.
Al in 1836 laat Gustave Flaubert het slecht met de antiquaar aflopen. Giacomo verdwijnt: verteerd door zijn hartstocht lost hij op in een stofwolk van waanzin en razernij.
De antiquaar als ultieme bibliomaan.
Daar begint een heel nieuw verhaal.
Met dank aan Onno Blom, Aad van Maanen en Ab van der Steur.
| |
Bibliografie
Opgenomen zijn romans, verhalen en films waarin antiquariaten en antiquaren voorkomen - ook als zich dat beperkt tot een zeer kleine rol! De titellijsten zijn niet volledig; ik houd me aanbevolen voor aanvullingen.
Peter Ackroyd, The Lambs of London (2004) |
Paul Auster, Brooklyn Follies (2005) |
Herman Brusselmans, Nog drie keer slapen en ik word wakker (1998) |
Louis Buss, The Luxury of Exile (1997) |
Driffield, Drijff's Guide to all the Secondhand and Antiquarian Bookshops in Britain (1984) |
Driffield, Not 84 Charing Cross Road (1994) |
Umberto Eco, De mysterieuze vlam van koningin Loana (2005) |
Basha Faber, De jeugdzonde (2002) |
Gustave Flaubert, ‘Bibliomanie’ (1836) |
Peter Jacobi, geïll. door Amelia Leoncini, Mein Leben als Buch (2003) |
Yves Jansen, Platzeks Häutung (2005) |
Helene Hanff, 84 Charing Cross Road (1970) |
Kees 't Hart, Ter navolging (2004) |
Paul Hengge, Das Urteil (1998) |
Jonathan Kellerman, The Conspiracy Club (2003) |
Hubert Lampo, De komst van Joachim Stiller (1961) |
Willem G. van Maanen, Een huis van lief en leed (2000) |
Amin Maalouf, Le périple de Baldassare (2000) |
Cissy van Marxveldt, De HBS-tijd van Joop ter Heul (1919) |
Steffen Mensching, Jacobs Leiter (2004) |
| |
| |
Harry Mulisch, De ontdekking van de hemel (1992) |
Connie Palmen, De wetten (1991) |
Arturo Pérez Reverte, The Dumas Club (1993; Engelse vertaling uit 1996) |
Geir Pollen, Hutchinson's Nachf. (2001) (oorspronkelijk Noorse uitgave: 1998) |
Theres Roth-Hunkeler, Die Gehschule (1994) |
Hansjörg Schertenleib, Der Antiquar (1991) |
Iain Sinclair, White Chappell, Scarlet Tracings (2002) |
Iain Sinclair, London, City of Disappearances (2006) |
Walter Vandenbroecke, De veilingmeester (2007) |
Frank Willem Verbaas, Sneeuw in Afrika (2006) |
Wolfgang Vogel, geïll. door Rüdi Widmer, Petz: eine Katzengeschichte in Versen und Bildern (2003) |
Leon de Winter, Zoeken naar Eileen W (1981) |
Michaël Zeeman, ‘De antiquaar en het verlangen’, De verduistering (1995), pp. 103-145 |
Romantiek
Kitty Ray, A Fine Restoration (1997) |
Horror/occult
Kala Trobe, The Magick Bookshop (2004) |
Kala Trobe, Magick in the West End: Stories of the Occult (2005) |
Bibliodetectives en -thrillers
S. Barkworth [pseud. van Arthur Freeman], The Nijmegen Proof. A Romance of Rare Books (1988) |
Bernard J. Farmer, Death of a Bookseller (1956) |
Roy Harley Lewis, A Cracking of Spines (1981) |
Stella Cameron, Some Die Telling (1984) |
John Dunning, Booked to Die (1992) |
John Dunning, The Bookman's Wake (1995) |
John Dunning, The Bookman's Promise (2004) |
John Dunning, The Sign of the Book (2005) |
John Dunning, The Bookman's Last Fling (2006) |
Robert Greer, The Fourth Perspective: A C.J. Floyd Mystery (2006) |
Elizabeth Kostova, The Historian (2005) |
Ross King, Ex Libris (1998) |
Genevieve Lyons, The Drowning of Alison Alyward: A Mark Dangerfield Detective Novel (2001) |
Marianne Macdonald, Death's Autograph (1996) |
Marianne Macdonald, Ghost Walk (1997) |
Marianne Macdonald, Smoke Screen (1999) |
Marianne Macdonald, Road Kill (2000) |
Marianne Macdonald, Blood Lies (2001) |
Marianne Macdonald, Die Once (2002) |
Marianne Macdonald, Three Monkeys (2005) |
Marianne Macdonald, Faking It (2006) |
F.J. Manasek, Under Cover: Death Stalks the Book Dealer (1997) |
Bill Napier, Splintered Icon (2003) ook verschenen als Shattered Icon |
Tom Petsinis, The Twelfth Dialogue (2000) |
Carlos Ruiz Zafón, The Shadow of the Wind (vertaling Lucia Graves) (2004) |
Diane Setterfield, The Thirteenth Tale (2006) |
Marlena Thompson, A Rare & Deadly Issue (2004) |
Wayne Warga, Hardcover (1987) |
chronologische cinematografie
Funny Face - dir. Stanley Donen (1957) |
Vertigo - dir. Alfred Hitchcock (1958) |
Hannah and her sisters - dir. Woody Allen (1986) |
Zoeken naar Eileen W - dir. Rudolf van de Berg (1987) |
84 Charing Cross Road - dir. David Hugh Jones (1987) |
The Cardinal & the Corpse - dir. Iain Sinclair & Chris Petit (1992) |
Patriot Games - dir. Philipp Noyce (1992) |
Six Degrees of Separation - dir. Fred Schepisi (1993) |
The Ninth Gate - dir. Roman Polanski (1999) |
The Discovery of Heaven - dir. Jeroen Krabbé (2001) |
Wilbur wants to kill himself - dir. Lone Scherfig (2002) |
Unfaithful - dir. Adrian Lyne (2003) |
Antiquariaat Oblomov - Eric van Muiswinkel & Diederik van Vleuten (DVD 2006 - voorstelling 2004) |
|
|