Dat geldt overigens voor meer uitgeverijen, ook in Nederland. De oorlog was voor het boekwezen een gunstige tijd: er werd veel gelezen. Uitgeverijen konden van hun voorraden afkomen en voor nieuwe boeken was veel belangstelling. Ter illustratie: Stols kreeg na de oorlog een forse navordering van de belasting. Van Oorschot die in de oorlog bij Querido werkte, vertelde dat er een goede markt was voor herdrukken, vaak zwart, die contant werden verkocht aan betrouwbare boekhandels. Bruna liep goed met de vele herdrukken van waarschijnlijk door de uitgever gekuiste Havankjes (zinnen als ‘Weg met de moffen!’ werden verwijderd). Contact speelde in zijn reclames direct in op de leeshonger: ‘hét project om de leeshonger van een weer huiselijk geworden volk voor een heelen verduisteringswinter te stillen.’
Kuitert constateert in haar mooie portret van Contact dat de in 1940 nog relatief jonge, linkse en antifascistische uitgeverij goed de oorlog doorkwam en analyseert hoe dat kwam. In de jaren dertig had Contact principiële, actuele en politiek getinte boeken uitgegeven, maar daarnaast geld gemaakt met ‘kitscherige’ fotoboeken als Kinderen of Kahns Het sexueele leven van de mensch. Door de hoge oplagecijfers voor de oorlog kon de uitgeverij tijdens de papierschaarste in de oorlog toch een beroep doen op een vrij grote hoeveelheid papier. De hoeveelheid werd namelijk vastgesteld op grond van het vooroorlogse papierverbruik.
Anders dan andere uitgeverijen zorgde Contact ervoor dat de auteurs of vertalers hoe dan ook betaald werden, ook als de uitgaven verboden waren. Zo ontstond een lange lijst ‘uitgaven-in-voorbereiding’ (met 160 titels in 1945 van onder meer Vestdijk en Van Vriesland), maar het leverde ook een stuwmeer van boeken die in principe direct na de oorlog konden worden uitgegeven.
Waar het geld vandaan kwam? De uitgeverij draaide in de oorlogsjaren uitstekend, met 1943 en 1944 als topjaren. Tijdens de oorlog had de uitgeverij al snel een aantal succesvolle edities, zoals de winterverhalen, Duizend en één avond waar in 1941 al 15.308 exemplaren van verkocht waren. En toen er tegen het eind van de oorlog niets nieuws meer uitgegeven kon worden, bracht Contact nog verschillende herdrukken op de markt. In 1944 wist deze uitgeverij in een halfjaar 56.146 exemplaren van alle herdrukken te verkopen. Belangrijk was dat er ook geld binnenkwam voor boeken die niet uitgebracht konden worden, maar waar men zich wel op kon intekenen. Dat leverde in 1944 een bankrekening op met een bedrag van f 45.923,55 alleen al voor de reeks De schoonheid van ons land.
Veel bijdragen aan Inktpatronen nuanceren het gebruikelijke beeld van goed en fout in de oorlog. Renders gaat in op de illegale uitgeverij De Bezige Bij, die het beroemde gedicht Het lied der achttien dooden van Jan Campert publiceerde, een uitgave waar grote winsten mee werden gemaakt (f 75.000). Na aftrek van de gemaakte kosten kon daarmee het ‘kindercomité’, een verzetsgroep die onderduikadressen regelde voor joodse kinderen, worden gesteund. Ook konden auteurs die geen lid wilden worden van de Kultuurkamer worden gesteund. Dat klinkt duidelijk.
Toch zijn niet alle auteurs van De Bezige Bij politiek goed te plaatsen. Jan Gerhard Toonder, broer van Bommel-tekenaar Marten, die een rijmprent had uitgegeven bij de Bij, kreeg na de oorlog van de Ereraad voor Letterkunde een jaar lang een publicatieverbod. Niet alleen was hij lid geweest van de Kultuurkamer, hij was ook blijven publiceren: in 1944 had hij de roman Schippers naast God uitgegeven bij De Nederlandsche Uitgeverij.
De lijnen zijn niet altijd scherp te trekken. De Bezige Bij wilde aanvankelijk de brieven van de Indonesische nationalist Soetan Sjahrir, die antiroyalistische passages bevatten, in