De Boekenwereld. Jaargang 23
(2006-2007)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
De Commissie van Voorlichting voor Leerboeken in 1940-1945
| |
‘Ik heb het trouwens erg druk met schoolboeken’In augustus 1940 verwonderde Generalkommissar van Justitie, F. Wimmer zich erover, dat het zuiveren van leermiddelen in Nederland tot op die datum uitgebleven was. Hij sommeerde het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap zo spoedig mogelijk deze nagelaten taak in te halen.Ga naar eind4 Hoewel Jan van Dam, hoogleraar Oudgermaanse filologie en oudere Duitse taal- en letterkunde aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam, volgens hem ‘nur deutschfreundlich auf dem wissenschaftlichen Sektor’ was, gaf hij diens naam op als voorzitter voor een beoogde commissie ter zuivering van leermiddelen.Ga naar eind5 Op 16 september gaf de chef van de afdeling hoger onderwijs tot 26 november 1940, mr. H.J. Reinink, hier gehoor aan: aan Van Dam werd de opdracht gegeven een commissie samen te stellen.Ga naar eind6 Die commissie, die onder het Departement van Onderwijs, Wetenschap en Kultuurbescherming ressorteerde, zou uiteindelijk 57 adviseurs tellen. Deze moesten de boeken lezen en bekijken of censuur nodig was. De richtlijnen van Wimmer waren eenduidig: hij was van mening dat leermiddelen ‘voor zooverre zij de raskundige en volksche, historische, geografische, politieke, cultureele of economische toestanden in het Grootduitse Rijk en bij het Duitsche Volk tot onderwerp hebben, een vorm zou worden verleend, die een waardige houding tegenover de Duitsche bezetting waarborgt en geschikt is een betere verhouding tot het Duitsche volk in het leven te roepen.’ | |
[pagina 68]
| |
Zangfeest op de Dam te Amsterdam in aanwezigheid van de secretaris-generaal van het Departement van Opvoeding, Wetenschappen en Kultuurbescherming, prof. dr. J. van Dam (foto niod, Amsterdam)
De secretaris-generaal van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap, Van Poelje, liet daarom een bericht uitgaan naar alle schoolbibliotheken om met de censuur te kunnen aanvangen. Alle boeken en periodieken die al uitgeleend waren, moesten binnen acht dagen na dagtekening zijn terugbezorgd. De uitlening moest tot nader order worden stopgezet.Ga naar eind7 Reinink volgde op 17 september met een opdracht alle boeken, tijdschriften, plaatwerken en atlassen met een anti-Duitse strekking te verwijderen. Van deze werken moest een lijst worden gemaakt, die aan het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen diende te worden gestuurd. Reinink gaf voorts een aantal namen op van auteurs, wier werken in ieder geval allemaal dienden te worden verwijderd.Ga naar eind8 Daaronder vielen bijvoorbeeld de boeken van A. Den Doolaard, H. Rauschning, Stefan Zweig, André Malraux, Emil Ludwig (Cohn), de familie Mann, E.M. Remarque, Joseph Roth en Kurt Tucholsky. Voor Van Dam zal zijn benoeming niet geheel als een verrassing gekomen zijn. Een dag eerder had dr. D.G. Noordijk, een bevriende leraar Duits, hem al geschreven dat er een commissie zou worden opgericht om na te gaan of in de schoolbibliotheken en bij het onderwijs deutschfeindliche boeken werden gebruikt. Deze boeken moesten dan worden verwijderd waarna met steekproeven zou worden bezien of aan de verplichting was voldaan. Noordijk wist te vertellen dat Van Dam zou worden gevraagd voorzitter te worden.Ga naar eind9 | |
[pagina 69]
| |
Prof. dr. J. van Dam wacht na de bevrijding in het interneringskamp aan de Levantkade te Amsterdam op zijn proces (foto niod, Amsterdam)
Tijdens zijn naoorlogse verhoren verklaarde Van Dam over zijn voorzitterschap van de commissie, de latere Commissie van Voorlichting voor Leerboeken (cvl): ‘In het najaar van 1940 kreeg ik van de toenmalige waarnemend Secretaris-Generaal van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Mr. Reinink, een uitnodiging als voorzitter op te treden van een commissie tot beoordeling van schoolboeken, welke er op toe had te zien, dat in de schoolboeken, die nieuw gedrukt of herdrukt werden, geen voor de Duitse bezetters kwetsende passage's zouden voorkomen. Ik heb aan die uitnodiging voldaan, omdat ik daarin een maatregel zag ter bescherming van het Nederlandse onderwijs.’Ga naar eind10 Reinink verzekerde het Departement van Justitie persoonlijk garant te staan voor de voltooiing van de zuivering binnen een tijdsbestek van acht weken. Er werd door de Commissie ter Controleering van de Leermiddelen, feitelijk een voorganger van de cvl, snel een lijst opgesteld van te controleren boeken die bij scholen in gebruik waren en die voor zuivering in aanmerking kwamen. De door de Duitsers goedgekeurde richtlijnen werden aan de regionale inspecteurs van het onderwijs gestuurd.Ga naar eind11 De kern van die richtlijnen bestond uit de ‘wens’ van de Duitse autoriteiten ‘in geen enkel opzicht afbreuk [te] doen aan de voor het Duitse Rijk en volk van thans karakteristieke levenshouding, waarvan het voornaamste kenmerk een dynamische zielesgesteldheid is, die in staat is, in de strijd om de eigen vrijheid een hard lot te dragen en te overwinnen.’ | |
[pagina 70]
| |
Voorts mochten boeken niets bevatten wat getuigde van een vijandige houding tegenover het Duitse Rijk op welke manier dan ook. Marxisme en pacifisme mochten slechts zakelijk als historische verschijnselen worden genoemd. Vermeldingen over het huis van Oranje dienden streng objectief te zijn. Als boeken of fragmenten van joodse auteurs aan de eisen voldeden, mochten ze gehandhaafd blijven (her- of nieuwe drukken werden afgeraden). Boeken van ‘emigranten’ waren ontoelaatbaar. De Volkenbond mocht slechts als historisch verschijnsel worden behandeld. In geval van twijfel diende met de Duitse autoriteiten te worden overlegd.Ga naar eind12 Blijkbaar nam het werk zeer veel tijd in beslag, want op 3 november excuseerde Van Dam zich bij een vriend, wegens zijn uitblijven op diens verjaardag: ‘Ik heb het trouwens erg druk met schoolboeken.’Ga naar eind13 Hij kon de uitgebreide taak niet binnen het door Reinink beloofde tijdsbestek van acht weken voltooien, waarop het gezag besloot het uitlenen van alle boeken op de nog te versturen lijst te blokkeren. Hiervan werden medio november alle schoolhoofden op de hoogte gesteld.Ga naar eind14 Van Dam was hierover duidelijk ontevreden: ‘Wat de schoolboekenkwestie betreft, die is inderdaad zeldzaam onhandig aangepakt! Er zijn ook vele boeken ingenomen, die blijkbaar nog niet nagekeken zijn en later weer terugkomen en weer andere moeten alleen maar gewijzigd worden.’Ga naar eind15 | |
‘Verbeterblaadjes’Hoe gingen de censors te werk? In Groningen bijvoorbeeld kreeg uitgeverij J.B. Wolters, bij aanvang van de bezetting de uitgeverij met de grootste bruto omzet van alle uitgeverijen in Nederland, direct te maken met de politie van Groningen. Naar aanleiding van lijsten met verboden boeken bekrachtigd door secretaris-generaal van Justitie Wimmer, voerde de politie een strenge controle uit. Zo ontving de uitgeverij geregeld brieven van de commissaris van politie, S.W. Molenaar, met bijgevoegd een nieuwe lijst van verboden boeken. ‘Al deze boekwerken, drukwerken en geschriften, moeten door U zelf zóódanig worden opgeborgen, (in magazijn, pakhuis of schuur in gesloten pakken of kisten), dat zij niet door de een of andere onvoorziene omstandigheid in circulatie kunnen komen.’Ga naar eind16 In latere brieven werd zelfs geëist dat de boeken of andersoortige geschriften verpakt en voorzien van naam en adres dienden te worden ingeleverd bij de afdeling Recherche van het Hoofdbureau van Politie te Groningen.Ga naar eind17 De lijsten met verboden boeken bevatten overigens regels voor álle uitgeverijen in Nederland, dus niet specifiek voor uitgeverij Wolters. Zo nu en dan stuurde de afdeling Recherche lijsten met verboden schoolboeken, of met schoolboeken die na verwijdering of wijziging van bepaalde passages weer in gebruik konden worden genomen. Ook deze lijsten waren voor alle uitgeverijen en boekhandelaren bedoeld. In oktober 1940 werd het Wolters duidelijk hoe de Commissie van Voorlichting voor Leerboeken haar werk deed. De inspecteurs, lezers en de uitgeverij kregen een kopie van de richtlijnen die bij de controle gebruikt werd. De lezers moesten een rapport maken met een opgaaf van de titels en auteurs van alle ter controlering ingezonden boeken. Achter die boeken waar in verband met de bepaalde verbodspunten - marxisme, Huis van Oranje, Volkenbond, enzovoorts - een opmerking gemaakt diende te worden, noteerden zij hun bevindingen.Ga naar eind18 Na controle van het betreffende boek, zond de controleur zijn rapport naar Van Dam. Deze stuurde dan samen met de secretaris van de commissie een advies naar de uitgever. Het archief van Wolters bevat hier voorbeelden van. Een willekeurig voorbeeld van zo'n rapport: | |
[pagina 71]
| |
‘Betreffende het door U ter beoordeling gezonden Duits voor de H.B.S. A door dr. N.C. Stalling hetwelk hierbij teruggaat, adviseert de Commissie van Voorlichting voor leerboeken: bl. 37 is de beschrijving van het Duitse schoolstelsel onjuist. Er zijn geen “Drei Hauptformen”, maar twee: Gymnasium en Oberschule. Höhere Handelsschule is geen afzonderlijk type. Ook is onjuist, dat zij voorbereiden voor de universiteit. Alle scholen geven eindonderwijs. Dit is het principiele verschil met de Nederlandse scholen. Heeft men het eindexamen der Oberschule of van het gymnasium afgelegd, dan heeft men Hochschulreife; [...] De schooljeugd reageerde soms fel op de bezetting. Leraren werden verrast door uitlatingen die er niet om liegen (foto Spiegel Historiael, jrg. 4, nr. 6 (1969), p. 347
Het bleek niet mogelijk te zijn alle boeken waarin geïncrimineerde passages voorkwamen uit de handel te nemen. Daarom liet de cvl uitgevers ‘verbeterblaadjes’ drukken, die in hetzij bij uitgevers nog aanwezige exemplaren, hetzij bij leerlingen of leerkrachten in bezit zijnde exemplaren van de desbetreffende boeken dienden te worden geplaatst. ‘Op verschillende scholen werd dit eenvoudig nagelaten, op andere gebeurde het zo slordig dat de leerlingen de blaadjes gemakkelijk konden verwijderen, om te zien wat er onder stond. Dit werd op veel scholen een sport, zodat de maatregel juist een tegenovergesteld effect had.’Ga naar eind20 De inspecteur van de inspectie in Hilversum merkte het volgende op: ‘Uitgevers boden verbeterblaadjes aan, onderwijzers knipten en plakten. Boeken werden opgeborgen in een afzonderlijke kast, en soms van het opschrift “niet gebruiken” voorzien, zoals de vergiften in een afzonderlijke kast bij de apotheker. In wezen echter veranderde er weinig of niets. Er zijn tal van scholen die geen enkel “verbeter”blaadje geplakt en geen enkel verboden boek hebben vervangen. [...] Controle op de uitvoering van deze maatregel is - wonderlijk genoeg | |
[pagina 72]
| |
- ook niet ingevoerd.’Ga naar eind21 Een inspecteur uit Den Helder maakte tijdens een schoolbezoek eens mee dat het hoofd der school hem triomfantelijk het boek liet zien waaruit werd lesgegeven, een verboden boek.Ga naar eind22 Catalogus van school- en leerboeken, samengesteld door de Commissie van Voorlichting voor Leerboeken. Bijgewerkt tot 1 januari 1943. School- en leerboeken die niet aan de hoogste eisen van de cvl voldeden, waren niet in dit boek opgenomen (exemplaar ub Groningen. ub33B 3755)
Aangezien het vervangen van ‘verboden’ bladzijden een omvangrijk en kostbaar karwei betrof, zag uitgeverij Wolters dit niet zitten. Wolters-directeur dr. A.M.H. Schepman deed hierover een aantal suggesties aan Reinink. De uitgeverij zou graag een overzicht hebben van alle afgekeurde boeken en bij voorkeur zou Wolters iedere dag op de hoogte worden gehouden van door de cvl afgekeurde boeken, opdat zij de zaak intern en met de desbetreffende auteurs kon bespreken. Het was niet goed mogelijk afgekeurde boeken aan scholen terug te vragen, daarom wierp Schepman het idee op om inspecteurs wekelijks aan de onder hen ressorterende scholen een overzicht te verstrekken van beschikbare wijzigingen, die op aanvraag van het benodigde aantal voor de prijs van 1 cent per gedrukte bladzijde bij hen beschikbaar waren. De verbeterblaadjes zag Schepman toch het liefst door scholen en leerlingen zelf ingeplakt, aangezien het administratief vrijwel onmogelijk bleek alle verschillende uitgaven bij alle verschillende duizenden scholen te traceren.Ga naar eind23 Als er wel sprake was van controle, trad Van Dam blijkbaar niet altijd streng op. Toen een leraar gearresteerd was voor het gebruiken van een leerboekje waar het woord ‘mof’ in voorkwam, bemoeide Van Dam zich met de kwestie en was de leraar een dag later weer op vrije voeten.Ga naar eind24 | |
[pagina 73]
| |
Strenge richtlijnenDe 57 lezers van de cvl ontvingen het voorjaar van 1942 uitgebreide, herziene richtlijnen die pasten bij de veranderende situatie. Voortaan mochten ook fragmenten van joodse of exil-auteurs niet meer worden opgenomen. Daarnaast dienden de cvl-lezers rekening te houden met een aantal nieuwe punten. ‘Bestaat er bij het onderwijs behoefte aan het boek?’ ‘Voldoet het boek kwalitatief aan de eischen, die men aan een goed schoolboek mag stellen?’ ‘Past het boek in het kader van de huidigen tijd, doordat het: 1. bevorderlijk is aan het streven naar eendracht in ons volk en pogingen, om verdeeldheid te wekken of te accentueeren er in ontbreken; en 2. erkent de strekking van de, op verwezenlijking van de gemeenschapsgedachte gerichte, ontwikkeling der dingen in Nederland en Europa?’ Bovendien werd er bij nieuwe drukken nog extra naar gekeken of het boek in een leemte voorzag en of het onderwijs erdoor zou worden ‘vooruitgebracht’ Ook diende ernaar te worden gestreefd het aantal leergangen voor ieder vak en schooltype te beperken tot vier of acht, waardoor uitgeverijen hun uitgaven zouden kunnen beperken.Ga naar eind25 Paste het boek dan nóg binnen de eisen, dan was het waarschijnlijk goedgekeurd. Vanaf 25 maart 1942 was in het onderwijs dus het gebruik van joodse, marxistische, anti-Duitse en antinationaal-socialistische literatuur verboden, alsmede literatuur van de exil-auteurs.Ga naar eind26 Vanwege de papierschaarste beperkte de cvl twee maanden later de invoering van nieuwe schoolboeken. ‘Het is wenschelijk behalve het gebruik van den laats ten druk ook het gebruik van voorgaande drukken toe te staan, ook al wijken deze laatste op vele punten van den laatsten druk af.’ Uiteraard dienden onderwijzers erop toe te zien dat die oude drukken geen verboden passages zouden bevatten.Ga naar eind27 Om de boeken te kunnen controleren, dienden de lezers van de commissie, naast uiteraard een drukproef of oude druk van een boek, te beschikken over een aantal gegevens. Uitgeverijen moesten hiertoe een vragenlijst invullen, het ‘model cbd’. Hierop werd informatie gevraagd over de oplage, het papier, de bindwijze, de zetspiegel, de omvang, eventuele eerdere goedkeuringen en noodzakelijkheid. Op 8 september 1942 werden alle uitgevers en onderwijzers in Nederland door de secretaris van de commissie, A.H.L. Beltman, op de hoogte gesteld van de in oktober te verschijnen overzichtscatalogus met alle goedgekeurde school- en leerboeken, uitgezonderd die van het hoger onderwijs. Alle uitgevers kregen een circulaire met het dringende verzoek een week later presentexemplaren op te sturen van alle boeken die reeds verschenen en beoordeeld waren, evenals exemplaren van nieuwe boeken voor opname in de rubriek van het blad van het dowk.Ga naar eind28 De eerste dag van oktober 1942 werden uitgevers verzocht een opgave te verstrekken van de joodse schrijvers in hun fondsen. De bedoeling was een lijst samen te stellen van alle boeken van joodse auteurs en bewerkers, zodat het verbod op het gebruik van boeken van hun hand extra duidelijk werd gemaakt.Ga naar eind29 Beltman liet alle scholen in bezet Nederland weten dat de catalogus ‘in verband met het aanbrengen van de in den catalogus noodzakelijk geworden wijzigingen’ pas omstreeks november zou verschijnen. Voor elke school zou aanschaf noodzakelijk zijn.Ga naar eind30 In de catalogus waren uitsluitend niet-joodse schrijvers of bewerkers opgenomen. Het gebruik van oudere drukken van de in de catalogus weergegeven boeken zou ook worden toegestaan, mits de bewerkers dezelfden waren.Ga naar eind31 Een aantal uitgevers had op 4 november nagelaten aan de opgave van joodse auteurs te voldoen. Beltman liet hun weten dat ‘indien Uw antwoord binnen 8 dagen na dagteekening dezes | |
[pagina 74]
| |
niet is ingekomen, dan zullen al Uw uitgaven uit den catalogus van school- en leerboeken worden geschrapt, zoodat zij [...] voor het onderwijs verboden zijn.’Ga naar eind32 De commissie van Voorlichting voor Leerboeken beoordeelde de wenselijkheid van nieuw uit te geven schoolboeken (foto Spiegel Historiael, jrg. 4, nr. 6 (1969), p. 343)
Dat uitgevers en boekhandelaren de regels niet altijd streng toepasten, was duidelijk. Van Dam probeerde daartegen in het geweer te komen. ‘Mij is gebleken, dat door den boekhandel nog boeken, die van wijzigingsblaadjes moeten worden voorzien, ongewijzigd worden verkocht. Ik acht deze handelwijze zeer onverantwoordelijk en geef U, voor zooveel nodig, in overweeging de boeken, die bij de boekhandelaars nog in voorraad zijn en die niet op de voorgeschreven wijze van wijzigingsblaadjes zijn voorzien, op te vragen en de noodige wijzigingen alsnog aan te brengen’, liet hij de uitgevers van school- en leerboeken weten.Ga naar eind33 De controle werd nog strenger. Vanwege de steeds slechter wordende papiersituatie zag de cvl zich eind november weer genoodzaakt maatregelen te nemen. Uitgeverijen werden tot vergaande beperking gemaand: het aantal bladzijden diende beperkt te zijn, een herdruk mocht niet groter zijn dan de voorafgaande druk, een herdruk kon slechts doorgang vinden als de oude druk ernaast gebruikt kon blijven worden, bij het vervaardigen van een nieuw zetsel moest de zetspiegel zo groot mogelijk zijn, bij herdruk van bestaand zetsel moest een zo klein mogelijk papierformaat worden gekozen, papier diende van een zo laag mogelijk gramgewicht te zijn, binden in linnen of papieren band moest zoveel mogelijk achterwege gelaten te worden, boeken zonder bijzondere omstandigheden aan een ruime | |
[pagina 75]
| |
zetwijze gebonden (zoals leesboeken voor lagere klassen) moesten zo sober mogelijk van opzet zijn en ten slotte mochten de boeken niet aan particulieren worden verstrekt. De cvl stelde zich voorts op het standpunt dat dunne boeken eerder toestemming zouden krijgen dan omvangrijke boeken. Dat hield in dat slechts enkele volumineuze uitgaven waarvoor meer dan 1000 kilogram papier per maand vereist zou zijn doorgang zouden kunnen vinden.Ga naar eind34 De productie van schoolboeken voor het voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs was in 1940 ten opzichte van 1939 met 4% gedaald, die van schoolboeken voor het lager onderwijs was echter met een dramatische 35% gekelderd. In 1940 werden nog slechts 794 titels voor het lager onderwijs, 492 voor het middelbaar en 83 voor het beroepsonderwijs uitgebracht.Ga naar eind35 | |
PapierschaarsteUit het jaarverslag over 1942 van de Commissie van Voorlichting voor Leerboeken valt veel af te leiden. Zo bleek dat in totaal 87% van de 2990 aanvragen die de commissie in behandeling nam, in dat jaar werd goedgekeurd, 6,2% voorlopig afgewezen en 6,3% geheel afgewezen. Aan het eind van het jaar waren er nog 347 aanvragen in behandeling bij de commissie.Ga naar eind36 Door oplagebeperking, beperking van de omvang van boeken en het efficiënter benutten van de zetspiegel wist de commissie de aanvankelijk berekende hoeveelheid benodigd papier dat ter beschikking werd gesteld voor de goedgekeurde boeken met 16,3% te verminderen. Door het voorlopig of geheel afwijzen van aanvragen wist de cvl echter nog meer te bezuinigen.Ga naar eind37 De cvl stuurde niet alle goedgekeurde aanvragen van de laatste maanden van 1942 door naar de Commissie van Beroep Goedkeuring Drukorders van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, aangezien zij hun papierquotum reeds bereikt hadden. De steeds strengere controle - naarmate de papierschaarste toenam - vond haar climax toen de uit twee delen bestaande samenvattende catalogus van 524 bladzijden er uiteindelijk in 1943 kwam.Ga naar eind38 Alle toegestane schoolboeken, uitgezonderd die voor het hoger onderwijs, stonden hierin gerangschikt naar vak vermeld, evenals een aantal waarvan over verboden passages of namen strookjes papier geplakt dienden te worden, of waarin verbeterblaadjes moesten worden aangebracht. Aanvullingen op de lijst zouden te zijner tijd in Onderwijs, Wetenschap, Kultuurbescherming worden afgedrukt, alsmede boeken waarvan het gebruik alsnog zou komen te vervallen.Ga naar eind39 In 1944 kwam er een supplement voor de catalogus uit, waarin alle titels uit de rubrieken tot en met 1 januari 1944 waren opgenomen.Ga naar eind40 Op 20 februari reikte Van Dam de Catalogus van school- en leerboeken uit aan de cvl.Ga naar eind41 Volgens hem was in 1943 de oorspronkelijke bedoeling van de cvl, de zuivering van de boeken van ‘ondeugendheden’, veelal geslaagd. Hoewel de commissie op z'n tijd kinderachtigheid werd verweten, koos zij, zoals Van Dam zei, voor ‘beter voorkomen dan genezen’. Vanwege de papierschaarste was overgegaan tot een kwalitatieve beoordeling van de boeken. De uitgaven die niet aan de hoogste eisen voldeden, waren verwijderd. Voor het papierprobleem werden creatieve oplossingen gezocht, zoals het veelvuldig gebruikmaken van tweedehands boeken en het beperken van de omvang der boeken. Boeken waren niet meer té uitvoerig en boeken, waarvan er bij uitgevers nog veel voorhanden waren, maar die niet zo in trek waren bij het onderwijs, stimuleerde Van Dam, in de vorm van een noodmaatregel, alsnog op scholen ingevoerd te krijgen.Ga naar eind42 Volgens Van Dam was het nu mogelijk de goedgekeurde boeken nog nader te duiden. Met de catalogus in de hand wilde hij overgaan tot het vormen van subcommissies voor elk | |
[pagina 76]
| |
vak. Deze commissies zouden aan de hand van de catalogus de aanwezige boeken naar kwaliteit kunnen splitsen.Ga naar eind43 De cvl had, zo meende Van Dam, nu zoveel ervaring met schoolboeken, dat de lezers meer nadruk dienden te gaan leggen op het politieke element, oftewel, over de ‘volkseenheid’ in boeken. Wel vreesde hij dat een verplicht leerboek voor alle scholen tot grote onrust in onderwijskringen zou leiden. In januari 1943 had hij de schoolbesturen al gewezen op het verschijnen van het geschiedenisboek Onze voorouders van prof. Jan de Vries.Ga naar eind44 Hierin werd volgens Van Dam het leven der Germanen zeer objectief en duidelijk beschreven. In menig opzicht zou het boek afwijken van de tot dusver vaak op dit punt gegeven ‘onjuiste voorlichting’. Van Dam achtte het van belang dat het geschrift als handleiding bij het geschiedenisonderwijs en als leesboek werd gebruikt.Ga naar eind45 Hij kon echter niet verhinderen dat er toch een prijsvraag uitgeschreven werd voor een officieel geschiedenisboek voor het lager onderwijst.Ga naar eind46 De prijsvraag werd bekendgemaakt in Onderwijs, Wetenschap, Kultuurbescherming. Uiteraard diende uit het werk een verband tussen het Nederlandse volk en de Germanen naar voren te komen. De liefde voor het eigen volk moest in dit boek worden opgewekt en aangewakkerd en een ‘gepaste nationale trots’ moest worden gewekt. Los van het honorarium voor het gekozen manuscript, zou de winnaar f1000,- ontvangen, voor twee auteurs was er een premie van f500,- en voor vier een premie van f250,-.Ga naar eind47 In augustus 1944 werd de eerste prijs toegekend aan Wordt, die gij zijt van dr. M.O. Albers uit Utrecht. In totaal waren er tien manuscripten ontvangen.Ga naar eind48 Prospectus voor H. Groenewegs Leer en oefenboek voor de Duitse Taal, 1942, een uitgave van J.B. Wolters. (Collectie kvb/ub Amsterdam)
| |
[pagina 77]
| |
Prospectus voor de Sterrengids 1942, een uitgave van J.B. Wolters, Groningen. Binnenin staat de aansporing: ‘Leert den sterrenhemel kennen nu de verduisteringsvoorschriften het stadslicht uit den dampkring bannen.’ (Collectie KVB/UB Amsterdam)
Prospectus voor een serie van Wolters voor gebruik op Nederlandse scholen: ‘Von Deutscher Art und Kunst’, onder redactie van G Brouwer en G. Ras, een uitgave van J.B. wolters uit 1942. (collectie kvb/ub Amsterdam)
| |
[pagina 78]
| |
Gebruikte exemplarenDe cvl en Van Dam besloten in 1943 dat omwille van de papierschaarste niet-functionele illustraties, tabellen, registers en examenoefeningen voortaan uit boeken zouden worden geschrapt.Ga naar eind49 De activiteiten van de uitgevers van school- en leerboeken namen door de bezuinigingen beetje bij beetje af. Om te voorkomen dat voor de meest noodzakelijke school- en leerboeken op een gegeven moment geen papier beschikbaar kon worden gesteld, verzocht de cvl haar lezers bij de beoordeling nog meer dan tot dan toe geschiedde, na te gaan of de uitgave noodzakelijk was.Ga naar eind50 Van Dam besloot zelfs dat nieuwe leerlingen ‘voor zeker 50%’ konden volstaan met oude boeken, aangezien het goedkeuren van nieuwe exemplaren zou betekenen dat alle leerlingen een bepaald boek moesten aanschaffen, waardoor het totale papierverbruik weer hoger zou komen te liggen. Er diende dus nóg gematigder te worden opgetreden dan voorheen. Het aantal goedgekeurde boeken door de cvl nam af in 1943. Zo werd van de totaal 3333 in behandeling genomen aanvragen slechts 74% toegestaan. Voorlopig afgewezen werd 9%, geheel afgewezen werd 6%.Ga naar eind51 Schoolbesturen werd verzocht hun leerlingen ervan te overtuigen gebruikte exemplaren van schoolboeken te bemachtigen. Vooral woordenboeken, atlassen, platenatlassen en flora's hoefden volgens Van Dam zelden nieuw te worden aangeschaft. Schoolbesturen dienden er bij oud-leerlingen op aan te dringen oude exemplaren van de hand te doen. Ook stuurde Van Dam de schoolbesturen een lijst van boeken waarvan er bij uitgevers een behoorlijke voorraad aanwezig was, opdat zij bij aanschaf van nieuwe boeken veelal uit deze lijst zouden kiezen.Ga naar eind52 Op 25 februari 1944 ontvingen alle schoolbesturen van Van Dam de strenge ‘Voorschriften inzake de aanschaffing van school- en leerboeken’. Deze voorschriften waren opgesteld, omdat vanwege de papierschaarste de nieuwe drukken voor het lopende en het daaropvolgende schooljaar niet op tijd af waren of zouden zijn. Van Dam was de mening toegedaan dat als scholen zich aan deze voorschriften zouden houden ‘maatregelen van zeer ingrijpenden aard, zooals bijv. distributie van nieuwe en verplichte inlevering van gebruikte boeken, achterwege konden blijven’.Ga naar eind53 Op scholen dienden boekenbeurzen te worden georganiseerd en een grotere circulatie van gebruikte schoolboeken zou moeten plaatsvinden. Het Centraal Boekhuis verklaarde zich bereid de verkoop en distributie van oude schoolboeken door bezet Nederland op zich te nemen. De prijs van de doorverkochte boeken werd eerst op 75% van de originele prijs gesteld.Ga naar eind54 Dit percentage werd later bijgesteld tot 45%.Ga naar eind55 Een andere poging verspilling van papier te voorkomen was de instelling van de uitgeversverklaring ‘model sl’, waarmee verschillende uitgeversverklaringen in Nederland onder één noemer werden gebracht. De cvl had een lijst samengesteld met boeken die leerlingen slechts konden aanschaffen als hiertoe een uitgeversklaring was ingevuld.Ga naar eind56 Dit opdat uitgaven die voor het onderwijs bestemd waren ook slechts daar terecht zouden komen.Ga naar eind57
In 1944 nam de cvl slechts 1746 aanvragen voor uitgaven in behandeling. Daarvan keurde de commissie 77% goed, wees ze 13% voorlopig en 6% geheel af. Het laatste kwartaal van dat jaar nam de cvl nog slechts 21 nieuwe aanvragen in behandeling, allemaal in oktober.Ga naar eind58 De cvl bleek uiteindelijk geen lang leven beschoren. Pas bij een beschikking van 14 april 1942 | |
[pagina 79]
| |
stelde Van Dam officieel de Commissie van Voorlichting voor Leerboeken in, hoewel het vroegst gedateerde document over deze commissie al van 27 september 1940 is.Ga naar eind59 De taken waren echter in het najaar van 1944 niet meer uit te voeren, vanwege de sterk overheersende papierschaarste. Prioriteiten werden verlegd en we mogen dan ook aannemen dat de werkzaamheden van de cvl, hoewel duidelijke documentatie hieromtrent ontbreekt, sindsdien werden gestaakt. | |
SlotHet lot van auteurs en uitgevers van schoolboeken in Nederland was onder de Duitse bezettingsmacht niet gemakkelijk. Zowel elke al bestaande als elke nieuwe vorm van publicatie werd gecontroleerd en desgewenst verboden of aangepast. De cvl onder professor Jan van Dam heeft hier de meeste invloed op uitgeoefend. Alle schoolboeken werden door een groep van lezers op voor de bezetter ongewenste elementen gecontroleerd, waarna werd geëist dat deze werden verwijderd of aangepast door middel van de verbeterblaadjes. Ondanks de bedoeling dat leerlingen bepaalde passages over het koningshuis of de Volkenbond niet zouden lezen, werden ze hierop juist extra geattendeerd door diezelfde verbeterblaadjes. Uitgeverijen kwamen amper in verzet tegen de maatregelen die hun werden opgelegd door de cvl. Er was bovenal sprake van accommodatie, een kwestie van indekken om het voortbestaan van het bedrijf te garanderen. Geen heldendaad, maar het betekende het behoud van banen voor zowel directeuren als medewerkers in onder meer het drukproces, naar omstandigheden een begrijpelijke keuze. De poging van de Commissie van Voorlichting voor Leerboeken om het Nederlandse onderwijs in nationaal-socialistische richting om te buigen, is uiteindelijk in slechts beperkte mate geslaagd. De aanpassing van al bestaande boeken sorteerde nooit het gehoopte effect. En vanwege de papierschaarste was het eenvoudigweg niet mogelijk een grote hoeveelheid door Duitsland-vriendelijke auteurs geschreven schoolboeken te laten drukken, als er überhaupt al auteurs gevonden werden die boeken van goede kwaliteit konden schrijven. | |
BronnenNederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam, mappen 216 Departement van Onderwijs, Wetenschap en Kultuurbescherming 105d, 113b, 114a, 358 j, Notulen/Circulatiestukken 1940, map 2a, Doc I-315 Prof. dr. Jan van Dam map F, J, L-I, L-II, O, Doc. I-1898 Dr. Friedrich Wimmer, map b, Doc. I-1236 Dr. Dirk Gerardus Noordijk.
Archief Uitgeverij Wolters-Noordhoff, Groningen. |
|