De Boekenwereld. Jaargang 23
(2006-2007)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
Van eenvoudige prentenkoopman tot gerenommeerde kunsthandelaar: Frans Buffa & Zonen in Amsterdam (ca. 1785-1951)
| |
[pagina 51]
| |
In dit dorpje, hooggelegen in de bergen in de Valsugano regio van Zuid-Tirol, hebben in de tweede helft van de achttiende eeuw veel prentenkooplui geleefd die het drukwerk van de Remondini's uit het nabijgelegen stadje Bassano uitventten over heel Europa.Ga naar eind2 In het archief van de drossaard van Brabant komen allerlei venters en verkopers voor. De één reisde door Europa met een dier, de ander met een optica. Allen werden ondervraagd over hun handel en wandel. Af en toe zijn ook enkele prentverkopers ter verantwoording geroepen onder wie Jean Buffa, 42 jaar oud, die tussen 1770 en 1773 prenten en landkaarten (‘images et cartes figuratives’) in steden en op het platteland heeft verkocht. Hij vertelde dat hij zijn handelswaar had gekocht in Augsburg en Antwerpen.Ga naar eind3 Remondini, De bouw van de ark van Noach. Ets, ingekleurd met waterverf, 530 × 775 mm. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam
De Buffa's woonden in de achttiende eeuw in Pieve Tesino op de Piazza Maggiore tegenover de prentenopslag van de firma Remondini uit Bassano. Alles wijst erop dat leden van de familie Buffa hun voorraad Remondini-prenten, waarmee ze op weg gingen, in Augsburg en elders verkochten en met het verdiende geld ter plekke weer nieuwe handelsvoorraad inkochten. Zo belandde een aantal van die prentverkopers in Nederland en België, waar ze uiteindelijk firma's vestigden die zouden uitgroeien tot gerenommeerde kunsthandels. Een enkele keer bereikte ook zo'n oorspronkelijke collectie uit Italië rechtstreeks ons land. In 2000 kocht het Rijksprentenkabinet een verzameling van 43 grote ingekleurde prenten uit de drukkerij van Remondini die vroeger vermoedelijk deel uitmaakte van de handelsvoorraad van een Italiaanse rondreizende prentenkoopman. De band met Pieve Tesino is | |
[pagina 52]
| |
P. Blommers, Het burgerweeshuis met rechts de zaak van Pieter Buffa, midden 19e eeuw. Litho, 177 × 129 mm (beeldmaat). Collectie Emmering, Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam
Albertin V., Weesjongen met rechts de etalage van Pieter Buffa bij de ingang tot het Burgerweeshuis in de Kalverstraat, ca. 1850. Litho, 201 × 152 mm (beeldmaat). Collectie Emmering, Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam
steeds hecht gebleven. Verschillende Tesini keerden na verloop van tijd terug naar hun geboortedorp om daar hun oude dag door te brengen. Zo ook Frans, Sebastiaan en Giovanni Buffa uit Amsterdam.
Over het ontstaan en de ontwikkeling van hun zaak in de Kalverstraat in Amsterdam is betrekkelijk weinig bekend. Volgens de geschiedschrijver van de Kalverstraat, D. Kouwenaar, zou de zaak van Frans Buffa dateren van 1808.Ga naar eind4 Zijn broer Pieter Buffa had in diezelfde Kalverstraat een ‘platenwinkel’ bij het ingangspoortje tot het Burgerweeshuis. Rekeningen in het Koninklijk Huisarchief in Den Haag wijzen echter uit, dat er in de periode 1785-1794 al Amsterdamse konstverkopers ‘doende in prenten’ waren, luisterend naar de namen J. Battista en Joseppe (of Joseph) Buffa. Zij verkochten ‘konstprenten’ aan ‘Syn Hogeyt de Prince van Oranie’.Ga naar eind5 De bronnen over dit soort prentverkopers zijn echter schaars. Er bestaat een middennegentiende-eeuws boekje, Physiologie van de Kalverstraat, geschreven door ‘Een Humorist’Ga naar eind6 waarin vrij uitvoerig de inboedel van de plaatwinkel van de Gebroeders Buffa, op de hoek van de Kalverstraat en de Gapersteeg wordt beschreven. ‘Daar kunt ge, buiten de platen van Buffa naast het Burgerweeshuis, ook nog de Engelsche schetsen en keepseakes, de Fransche illustrations en mathematische dessins, en de Duitsche Stahlstiche bekomen. Is het wel te verwonderen dat derhalve bij zulk eene ruime sortering de prijs hier eens zoo hoog gesteld is. Het is hier immers een middending tus- | |
[pagina 53]
| |
A. Lutz naar A. Toselli, Kalverstraat gezien vanaf de Gapersteeg naar de Dam; rechts de winkel van Frans Buffa & Zonen, 1825. Aquatint, 225 × 172 mm. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam
| |
[pagina 54]
| |
schen een' Parijschen boek- en een' Hollandschen plaatwinkel. Er zijn hier ook al de paskwillen voorhanden, die gij op verkleinde schaal in het leeskabinet vindt, waarin de altijd lachlustige Franschen hunne dichters, romanschrijvers, componisten, akteurs en actrices aan den bewonderenden spot der Nederlandsche beschouwers prijs geven, die dan regt vernuftig vragen, of Victor Hugo en Scribe wezentlijk zulke waterhoofden hebben, en die Rachel voor de koningin van Scheba, of Rossini voor den Engel Rafaël uit Gijsbrecht aanzien’.Ga naar eind7 Met de plaatwinkel van Buffa naast het Burgerweeshuis wordt de zaak van Pieter Buffa bedoeld. Hij dreef zijn prentenwinkel tussen 1808 en 1864 op het adres Kalverstraat 90. Daarna was zijn zaak tot 1871 in handen van D. Tessaro.Ga naar eind8 De schrijver van het Kalverstraatboekje gaat vervolgens in op de klanten die dit soort winkels bezoeken of gefascineerd de etalage van Buffa bekijken. Een aquatint door A. Lutz en een tekening door C. de Kruyf met een afbeelding van de winkelpui geven een goede indruk van Frans Buffa's prentenzaak omstreeks 1825. Hij eindigt zijn beschrijving van de klandizie met ‘den koopzuchtigen student, die gaarne dien geheelen winkel zou ledig koopen, om zijne kleine kamer te behangen, indien hem daartoe de noodige ressources niet ontbraken’.Ga naar eind9 L. Calamatta, Portret van mr. F. van de Poll, burgemeester van Amsterdam, 1882. Uitgegeven bij Frans Buffa & Zonen. Steendruk Desguerrois en Co. Litho, 420 × 334 mm. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam
B. Taurel naar J.A. Kruseman, Portret van koning Willem ii. Uitgave Frans Buffa & Zonen, Amsterdam. Gravure, 450 × 317 mm. Gedrukt door J.F. Brugman, Amsterdam. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam
Van de firma Frans Buffa & Zonen is weinig bedrijfsarchief bewaard gebleven. In het weekblad De Amsterdammer uit 1903 worden nog wel enkele archiefstukken genoemd uit het bezit van de familie Beguin die sindsdien niet meer zijn opgedoken. Zo wordt een vroeg-negentiende-eeuwse annonce geciteerd waarin de zaak van Frans Buffa zich als volgt pro- | |
[pagina 55]
| |
fileert: ‘Wij verkopen allerleye soorten van Engelsche, Fransche, Italiaansche en Duitsche Kunst-Printen van de beste Meesters; Geïllumineerde Printen voor den Optica-Spiegel; Landkaarten, beste Engelsche Verwen, Napelsche Vioolsnaren, en verder alle soorten van Lysten en Glasen, in 't groot en klein. Alles tot een civielen prys.’Ga naar eind10 Ph. Benoist naar N.M.J. Chapuy, Gezicht op het Oosterdok in Amsterdam. Uitgegeven door Frans Buffa & Zonen. Litho (getint), 400 × 570 mm (bladmaat) 289 × 442 mm (beeldmaat). Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam
De firma beperkte zich niet tot de verkoop van bestaande prenten, maar financierde ook de productie van nieuwe bladen. De vroegst bekende prentuitgaven dateren van 1787, toen Joseph Buffa de leiding had. Hij produceerde vier historieprenten, die betrekking hebben op gevechten met de Pruisen rondom Amsterdam in het najaar van 1787 (FM 4968). De graveur Luigi Calamatta maakte in opdracht van François Buffa et Fils een serie Hollandse kostuumprenten. Ook hoogwaardigheidsbekleders, zoals mr. F. van de Poll, staatsraad en burgemeester van de stad Amsterdam, werd in steendruk vereeuwigd door dezelfde kunstenaar. In 1842 maakte Benoît Taurel in opdracht van Buffa een portret van koning Willem ii naar een schilderij van J.A. Kruseman. Frans Buffa & Zonen drukte in de jaren 1840 regelmatig reproductieprenten. Daarvan zijn verschillende contracten tussen uitgever en graveur bewaard gebleven. In 1844 was dat een reproductieprent door J.W. Kaiser naar Nicolaas Pieneman, De verwonding van admiraal de Ruyter, in 1847 De Staalmeesters van Rembrandt en in 1853 De Schuttersmaaltijd van Van der Helst. | |
[pagina 56]
| |
J. Vallou de Villeneuve naar H. Greeven, Hernhutterse vrouw en dochter in Zeist. Litho in kleuren, 214 × 157 mm (beeldmaat) 338 × 250 (bladmaat) uit Greeven (H.), Verzameling der Kleederdragten in de noordelijke provincien van het Koningrijk der Nederlanden, Amsterdam. Frans Buffa & Zonen, Parijs bij Engelmann et Cie, 1828. Bibliotheek Rijksmuseum Amsterdam
Amsterdam Photographié, Frans Buffa & Fils. Leporello met 12 foto's door Pieter Oosterhuis. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam
| |
[pagina 57]
| |
Naast portretten en historieprenten bracht de firma een aantal fraai geïllustreerde boeken en plaatwerken op het gebied van de locale topografie en de land- en volkenkunde uit.Ga naar eind11 Daartoe behoorden panorama's van Amsterdam en Rotterdam door J.C. Greive jr., gezichten op Java van W.J. Gordon gepubliceerd door J.J. van Braam, de thans uiterst zeldzame Gezigten uit Neerland's West-Indien (1860-1862) getekend door G.W.C. Voorduin en in prent gebracht door J.E. van Heemskerck van Beest; verder een panorama van Amsterdam bestaande uit acht door Ph. Benoist gelithografeerde bladen naar tekeningen van N.M.J. Chapuy en het fameuze kostuumboek van Nederland samengesteld door V. Bing en J. Braet von Ueberfeldt. Dit is maar een kleine selectie uit de grote hoeveelheid prentwerken die in enkele decennia op de markt werden gebracht. Ook de fotografie behoorde tot het fonds van Frans Buffa & Zonen. Omstreeks 1860 bracht de firma een leporello met foto's van Amsterdam van Pieter Oosterhuis uit onder de titel Amsterdam photographié met onder andere een albuminedruk van het Trippenhuis, waar van 1817 tot 1885 het Rijksmuseum was gehuisvest. Verder was er een honderdtal ‘photographische portretten’ van ‘tijdgenoten in kunst en wetenschappen’ door Maurits Verveer te koop voor f 1,- per stuk.Ga naar eind12 Motor achter al deze uitgaven was Alberto Caramelli (1811-1891) die bijna zestig jaar lang - aanvankelijk samen met P.A. Beguin (1808-1866) - de firma steeds verder uitbreidde en tot grote bloei bracht.Ga naar eind13 Frans Buffa & Zonen verplichtte zich in 1857 contractueel de bestandscatalogus van de schilderijen van het Rijksmuseum door P.L. Dubourcq voor eigen risico uit te geven. Het boek bevatte naast een gedetailleerde beschrijving ook de signaturen op de schilderijen in facsimile. De prijs van het werk, dat in twee talen verscheen, werd in onderling overleg vastgesteld. Van elke nieuwe oplage moest de Raad van Bestuur van het museum in kennis worden gesteld om eventuele veranderingen of verbeteringen te kunnen doorvoeren. Frans | |
[pagina 58]
| |
Buffa & Zonen kreeg het exclusieve recht de catalogus in het museumgebouw te verkopen, bijvoorbeeld door daartoe de conciërge aan te wijzen ‘mits zij hem de gebruikelijke courtage gaven’. De firma diende verder ervoor te zorgen dat de catalogus altijd in het museum te koop zou zijn. Met de rest van de oplage kon Frans Buffa & Zonen naar eigen goeddunken handelen. Van de Dubourcq-catalogus verschenen zes edities, vier in het Nederlands en twee in het Frans.Ga naar eind14 Naast deze catalogus gaf de firma Buffa ook de 32 etsen uit van William Unger naar meesterwerken uit het Rijksmuseum. De serie was in vier verschillende staten te koop, in ‘pracht-exemplaren’, ‘épreuves d'artiste’, ‘épreuves avant la lettre’ en gewone drukken. Uit een twintigste-eeuwse catalogus van Buffa, waar verschillende edities van zijn verschenen, blijkt dat de meeste prenten in drie varianten werden gedrukt.Ga naar eind15 Proefdrukken op perkament of Japans papier, épreuves d'artiste op Japans of Chinees papier en reguliere drukken op Chinees papier (soms bedoeld om in portfolio's opgenomen te worden). Alle belangrijke negentiende-eeuwse reproductie-etsers, zoals P.J. Arendzen, C.L. Dake, W. Unger en Ph. Zilcken, hebben voor Frans Buffa & Zonen gewerkt. Etiket van Frans Buffa & Zonen. Dit werd nog gebruikt in 1931 in een album met tekeningen van David Bles. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam
| |
[pagina 59]
| |
Isaac Israels, Portret van de kunsthandelaar Jacobus Slagmulder, ca. 1916/1917. Olieverf op doek, 101 × 73 cm. Verblijfplaats onbekend
| |
[pagina 60]
| |
In de tweede helft van de 19e eeuw is de firma het accent gaan verschuiven van de prentkunst naar de schilderkunst. Steeds meer, met name Haagse, schilders exposeerden hun werk bij Frans Buffa & Zonen in de Kalverstraat. In de verzameling kunstenaarsautografen van het Rijksprentenkabinet bevinden zich enkele honderden brieven van zo'n 140 Nederlandse schilders die contact onderhielden met Frans Buffa & Zonen over de verkoop van hun werk. We zien brieven van L. Apol, David J. Bles, J.C. Greive, H.F.C. ten Kate, B.C. Koekoek, G.J. van de Sande Bakhuyzen, J.W. Pieneman, Willem Roelofs, Charles Rochussen, A. Schelfhout, C. Springer, P. Stortenbeker, W.B. Tholen, H.W. Mesdag, W. Maris en vele anderen. Deze correspondentie is veelal gericht aan Alberto Caramelli, die vanaf 1836 mededirecteur was van de firma.Ga naar eind16 Th. van Hoytema, Reclamekaart voor tentoonstelling van tekeningen bij Frans Buffa & Zonen, 17 november-17 december 1896. Litho, 293 × 353 mm (beeldmaat). Deze aankondiging werd gedrukt op dik papier en voorzien van een gat om haar te kunnen ophangen. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam
| |
[pagina 61]
| |
Omslag tentoonstellingscatalogus van werk van Jan Toorop bij Frans Buffa & Zonen, Amsterdam, februari-maart 1904. Litho, 272 × 212 mm. Het vioolspelende meisje is Charley Toorop. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam
| |
[pagina 62]
| |
Matthieu Wiegman, Adreskaart van Frans Buffa & Zonen. Litho (in diverse kleuren), 120 × 150 mm. Collectie gebruiksgrafiek, Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam
Ook de al genoemde Jacobus Slagmulder, die het vak leerde bij de in 1791 opgerichte Utrechtse zaak in prenten en tekenbenodigdheden van Caramelli & Tessaro, ging zich, eerst als medewerker, steeds actiever inzetten voor het werk van eigentijdse schilders. Hij volgde in 1890 Alberto Caramelli op als directeur. Over Slagmulder werd gefluisterd dat hij een bastaardzoon was van Caramelli en dat zijn moeder uit Nijkerk kwam. Caramelli, die geen kinderen uit zijn huwelijk had, voelde zich vermoedelijk verplicht voor deze jongen te zorgen en hem als bediende in de zaak op te nemen. Deze informatie is ontleend aan de Herinneringen van Jan Wiegman, die in 1901 op zijn zeventiende jaar als jongste bediende in dienst kwam van de firma Frans Buffa & Zonen.Ga naar eind17 Toen zijn vader was overleden en ‘de minzame, niet sterke persoonlijkheid’ Tessaro als zijn enige patroon overbleef, zag Slagmulder zijn kans schoon om compagnon te worden. Tessaro en zijn vrouw wilden dat aanvankelijk niet. Daarop nam Slagmulder ontslag en huurde het voormalige ‘Zeemanshuis’ op de hoek van de Kalverstraat en de Dam om een nieuwe kunsthandel in te vestigen. Toen begreep Tessaro wat de gevolgen daarvan zouden kunnen zijn voor de firma Buffa. Vanaf dat moment, ca. 1895, werd Slagmulder eigenaar van de zaak. Met rigide hand leidde hij het huis Buffa dat zich omstreeks 1900 kon meten met de Amsterdamse firma's E.J. | |
[pagina 63]
| |
van Wisselingh & Co, C.M. van Gogh en B.C. Voskuil en verder in Den Haag met Goupil, Schüller, Preyer en Krüger, in Utrecht met Caramelli & Tessaro en in Groningen met de Gebroeders Scholtens. De belangrijkste klanten van de firma Buffa waren de verzamelaars H.K. Westendorp, de gebroeders May en een aantal textielbaronnen uit Twente. Tijdens Slagmulders directoraat, dat duurde tot zijn dood in 1921, maakte de zaak een periode van grote bloei door en werd er niet alleen gehandeld in Europa, maar ook in Amerika en Canada. Daar maakten de schilders van de Haagse School vanaf ca. 1890 furore. Het werk van Jozef Israëls, Bosboom, Mauve, de Marissen, Blommers, Albert Neuhuijs en Gorter vond volop aftrek in de Nieuwe Wereld. Schilderijen en aquarellen van J.H. Weissenbruch vonden hun weg naar Canada, waar zelfs een wetenschappelijke studie over deze Haagse schilder verscheen. Ook breidde de zaak zich in 1902 uit met een filiaal van Buffa op het Noordeinde in Den Haag onder leiding van P.J. Zürcher.Ga naar eind18 Werken van schilders uit binnen- en buitenland verwisselden via de firma Frans Buffa & Zonen regelmatig van eigenaar. Een belangrijke trekpleister was de etalage van Buffa, waar iedere week een ander kunstwerk te zien was. Niet alleen (toevallige) voorbijgangers zagen daar de recentste aanwinsten van de zaak, maar ook kranten als De Groene Amsterdammer maakten regelmatig melding van wat er die week in de etalage bij Buffa te zien was. Bekend is zelfs dat schilders er met elkaar of met voorbijgangers in discussie gingen over hun werk. Omstreeks 1905 had de zaak een jaaromzet van f700.000,-. Wiegman geeft in zijn Herinneringen enkele zeer instructieve voorbeelden over de werkwijze van Slagmulder, die er soms in slaagde met behulp van de pers van de verkoop van een schilderij ‘een evenement’ te maken. Zo kocht hij omstreeks 1905 een groot schilderij van Jozef Israëls terug dat ongeveer 25 jaar tevoren ook bij Buffa was verkocht voor f2800,- aan een Schotse edelman. Slagmulder kreeg de primeur het schilderij terug te kopen. Hij gaf één van zijn medewerkers de opdracht het doek voor f 28.000,- naar Amsterdam te laten terugkeren. Wiegman schreef hierover: we dachten ‘dat hij gek geworden was en wij zeiden hem dit, waarop hij antwoordde “Dit wordt een mooie zaak, let maar op”. Het bod werd geaccepteerd en het kunstwerk arriveerde. Heijdenrijk, de lijstenmaker, werd ontboden om de lijst wat te repareren en nadat het schilderij was schoongemaakt en opnieuw gevernist werd 't op een ezel in de zaak geplaatst. Nu werden aan de grote cliënten uitnodigingen gezonden om dit chef d'oeuvre te komen zien. Intussen werd de pers uitgenodigd er over te schrijven. Een en ander maakte het geval tot een belangrijk evenement in de kunstwereld. De fine fleur van Amsterdam en uit de provincie kwamen het schilderij zien en Jos. Israels kwam persoonlijk zijn vroege werk bekijken. Toen de grote kunstverzamelaars het werk kwamen bezichtigen en naar de prijs vroegen, deelde de baas hen mede dat het werk Fl. 60.000,- moest kosten. De grote collectioneurs liepen al te likkebaarden voor het kunstwerk en nadat dit een jaar geduurd had en nog niemand had toegehapt, begon 't Slagmulder te vervelen en belde hij de heer Baard, de toenmalige conservator van het Stedelijk Museum op en vroeg hem eens te komen kijken. Toen deze verscheen, zei Slagmulder: “Dit schilderij is een meesterwerk van Jos. Israels en 't museum bezit geen enkel werk van de meester uit deze tijd. Ik vraag er Fl. 60.000,- voor en bied het aan de stad Amsterdam aan voor Fl. 55.000,-”. De heer Baard vertrok en de volgende dag zond het gemeentebestuur van Amsterdam een schrijven aan Buffa dat het op hoge prijs stelde van deze aanbieding gebruik te mogen maken. De couranten zorgden natuurlijk weer voor publicatie van dat bericht en Buffa had Fl. 27.000,- aan dit schilderij verdiend.’Ga naar eind19 Niet alleen het werk van Jozef Israëls, maar vooral dat van zijn zoon Isaac was het paradepaardje van Slagmulder. In 1902, 1914 en 1915 organiseerde hij drie éénmanstentoonstellingen die veel succes hadden. Bovendien liet Slagmulder | |
[pagina 64]
| |
Martin Monnickendam, De winkel van Frans Buffa & Zonen in de Kalverstraat, 1917. Pastel. Collectie Vrienden van de schilder Martin Monnickendam. Foto Wouter Thorn Leeson
| |
[pagina 65]
| |
door Isaac Israels een portret van zich maken dat enkele jaren geleden op de markt kwam. Tijdens de Eerste Wereldoorlog trad er stagnatie op bij de firma Buffa. Langzamerhand werd de zaak ook steeds meer overvleugeld door E.J. van Wisselingh & Co aan het Rokin in Amsterdam. In 1919 behoorde Slagmulder nog wel tot de initiatiefnemers van de oprichting van de Nederlandsche Kunstkoopers Bond. Daarin verenigden zich handelaars in eigentijdse kunst om hun gezamenlijke belangen beter te kunnen behartigen. Maar na de dood van Slagmulder moest de zaak zelfs korte tijd sluiten. In een brief van de Redon-verzamelaar Andries Bonger aan Charles Destrée, de zakelijk leider van de firma Durand-Ruel in Parijs, lezen we: ‘Wellicht weet u niet, dat de oude firma Frans Buffa & Zonen na het overlijden van den heer Slagmulder zonder opvolger is gebleven. De winkel is geruimen tijd gesloten gebleven, doch is nu weer geopend. Naar men zegt, heeft een groep schilders, wier productie regelmatig door de firma verkocht werd, de zaak hervat. Zij zal zich dus vermoedelijk niet vernieuwen, hetgeen zij al sinds lang dringend behoefde.’Ga naar eind20 Met de hulp van enkele bevriende kunstenaars, geldschieters en een nieuwe energieke directeur J.H.H. (‘Joop’) Siedenburg (1875-1961), kon de zaak weer geopend worden en is er een reeks spraakmakende tentoonstellingen gehouden.Ga naar eind21 Financieel bleef de firma Frans Buffa & Zonen echter balanceren op het slappe koord. In 1932 moest het gebouw in de Kalverstraat, waarin de zaak huisde, zelfs verkocht worden aan een van de beste klanten, W.H. Singer, de latere oprichter van het Singer Museum in Laren en zelf kunstenaar.Ga naar eind22 Hij had in 1914 een mooie overzichtstentoonstelling bij Buffa gehad. Daarna volgden nog diverse exposities van zijn werk bij Buffa. In 1928 publiceerde Joop Siedenburg in eigen beheer het boek The American painter W.H. Singer Jr. and his position in the World of art. Dit is een wat ronkende selectie recensies over de weldoener en schilder William Singer. In 1934 vond een liquidatieveiling van de voorraad reproductieprenten van Frans Buffa & Zonen plaats. Siedenburg wilde zich voortaan concentreren op de handel in schilderijen, aquarellen en tekeningen. Deze verkoping werd geleid door het Internationaal Antiquariaat van Menno Hertzberger.Ga naar eind23 Uit die veilingcatalogus blijkt dat in opdracht van de firma Buffa ook veel vrije grafiek is gemaakt. Deze bladen werden inclusief de etsplaat te koop aangeboden. Het ging onder meer om werk van J.M. Graadt van Roggen, J.C. Greive, F. Hart Nibbrig, W.O.J. Nieuwenkamp, W.B. Tholen en J.G. Veldheer. Frans Buffa & Zonen produceerde vrijwel geen photogravures. Dat werd vooral gedaan door J.M. Schalekamp in Amsterdam.Ga naar eind24 De schilderijententoonstellingen bij Buffa gingen in de jaren '20 en '30 echter onverminderd voort: er waren mooie overzichten van het werk van Kees van Dongen, Leo Gestel en Constant Permeke.Ga naar eind25 Joop Siedenburg werd sinds 1927 volop geassisteerd door zijn zoon Hein (1908-1990). De zaak heeft uiteindelijk op 15 maart 1951 vrijwel geruisloos de deuren moeten sluiten.Ga naar eind26 Een van oorsprong fameuze Italiaanse zaak, opgericht en geëxploiteerd door dorpelingen uit Pieve Tesino, verdween daarmee voorgoed uit de Kalverstraat. |
|