De Boekenwereld. Jaargang 22
(2005-2006)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 253]
| |
Facsimiles, vervalsingen en aangenaaide oren
| |
[pagina 254]
| |
ons een oor aangenaaid’, stelt conservator Gnirrep op de hem eigen, kernachtige wijze vast. We besluiten vervolgens om voorzichtig te werk te gaan en geen slapende honden wakker te maken. De zkw-staf zal aan de hand van het bezoekersregister zo snel mogelijk een lijst opstellen van personen die dit boek de laatste paar jaar ter inzage hebben gehad en nagaan of er wellicht nog banden beschikbaar zijn van de sinds 1 januari 1989 geautomatiseerde uitleen. Zelf zal ik bij de Fotodienst informeren naar duplicaten van foto-opdrachten. Alles ‘hush-hush’. Twee dagen later deponeert het Hoofd Fotodienst een doos op mijn bureau met ruim 18.000 in numerieke volgorde bewaarde doorslagen van foto-opdrachten uit de periode 13 september 1989 tot en met 31 maart 1992. In een uur heb ik de eerste 100 hiervan bekeken en terwijl ik een niet erg aanlokkelijk huiswerkschema aan het opstellen ben, komt er weer een telefoon van zkw: er is een tweede omwisseling ontdekt. Ditmaal heeft dezelfde Adriaan Plak een exemplaar van Lucas Jansz Waghenaers Thresoor der Zeevaert (Amsterdam 1592) aangevraagd en nu blijkt hem een ‘oud gemaakte’ uitgave ter inzage gegeven te zijn van de in 1965 bij Theatrum Orbis Terrarum te Amsterdam verschenen facsimile - nota bene vervaardigd naar het exemplaar in de Amsterdamse ub! Als ik in de werkkamer zkw aankom, roept Kees Gnirrep me toe: ‘Er is ons weer een oor aangenaaid!’ Nu zijn de rapen echt gaar en op 9 april doe ik namens de ub Amsterdam aangifte van diefstal van deze twee boeken bij het Bureau Recherche, Warmoesstraat 48 te Amsterdam. Het advies aldaar door de rechercheurs Klaver en Van der Wart verstrekt, is om zo weinig mogelijk ruchtbaarheid aan de zaak te geven, zo snel mogelijk aan hen door te geven welke personen de betrokken boeken hebben geraadpleegd en te trachten uit de foto-opdrachten iets wijzer te worden. De op plaatsnummer geordende leenrecords zijn gelukkig bij vergissing bewaard gebleven en medio juni zijn ze voor de periode 1.1.1989 tot 31.03.1992 doorgelopen (ruim 150.000 stuks). Er kan aan de recherche een lijst van elf personen worden overhandigd - allen ‘goede klanten’ van zkw. Een week later heb ik alle 18.334 doorslagen van de foto-opdrachten bekeken en kan aan de recherche doorgeven wie de titel en 80 bladzijden van Pelsaerts Ongeluckige Voyagie heeft laten kopiëren. We weten nu met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid wie de vervalser is en we mogen onze collega's in het land waarschuwen voor deze facsimileomwisselaar. De bal gaat rollen. Nogmaals worden de leenrecords doorgelopen, nu zoekend op het lenersnummer van de vervalser. En jawel, er duikt weer een facsimile op: in het magazijn blijkt de plaats van ons exemplaar van Andrea Palladio's I quattro libri dell' architettura (Venetië 1581) ingenomen te zijn door de facsimile van de uitgave uit 1570! Weer een aangenaaid oor, denk ik bij het horen van deze jobstijding.
Waar het hier nu om gaat is erop te wijzen dat facsimile-uitgaven niet alleen in wetenschappelijk en esthetisch opzicht van waarde kunnen zijn, maar ook minder honorabele doeleinden kunnen hebben. De gang van zaken op de afdeling zkw, waar men het oude, zeldzame en kostbare bezit kan raadplegen, was zo ingericht dat de dienstdoende baliemedewerker de bezoekers tegen 16.50 uur verzocht om de ter inzage gegeven werken terug te bezorgen. Er moesten dan niet zelden tientallen boeken worden ingenomen en de praktijk wees uit dat de baliemedewerker zich in de regel beperkte tot het werpen van een vluchtige blik op het titelblad en het scannen van de in het boek bevestigde barcode. De inleverende bezoeker, die zich bij binnenkomst in het | |
[pagina 255]
| |
bezoekersregister had ingeschreven met vermelding van de reden van zijn bezoek, was in de meeste gevallen goed bekend. Met deze wetenschap is de vervalser te werk gegaan. Laten we de drie vervalsingen in volgorde van ontmaskeren nader beschouwen. Van Pelsaerts Ongeluckige voyagie van 't schip Batavia bestelde de vervalser eerst ‘voor wetenschappelijk gebruik’ kopieën van de titel en de eerste 40 bladzijden - zoals uit de foto-opdracht d.d. 8 juni 1990 blijkt, telkens twee bladzijden naast elkaar op A4-formaat. Vervolgens maakte hij daarvan, maar nu dubbelzijdig en op zwaarder, getint papier, wederom kopieën, voorzag de zo verkregen bladen her en der van scheurtjes, vlekken e.d. en het titelblad van een doorgehaalde en een geldige signatuur. Dit titelblad (afbeelding 1) bleek overigens om onduidelijke redenen samengesteld te zijn uit een kopie van de tekst op de oorspronkelijke titel (Amsterdam: Jan Jansz 1647; afbeelding 2) en de houtsnede van de titel van een latere druk (Amsterdam: Joost Hartgers 1648; afbeelding 3). Het geheel werd hierna in een heel-perkamenten band gezet en een nieuwe ‘oude druk’ was geboren. Weliswaar incompleet, zo ontbraken bij voorbeeld de zes uitslaande platen uit het origineel, maar bij zeer vluchtige observatie betrouwbaar ogend. Restte nog de barcode. Afbeelding 1: titel van de vervalsing
Afbeelding 2: titel van de ontvreemde eerste druk, 1647
De zelfklevende barcodes werden tot die tijd in de regel niet rechtstreeks in het boek geplakt maar op een zuurvrij kaartje dat vervolgens met een likje stijfsel op het voorste vaste schutblad werd vastgezet. Makkelijk te verwijderen, c.q. te verwisselen, zoals we tot onze schade moesten bemerken. De als trouwe, aimabele bezoeker bekend staande dief wachtte door ervaring wijs een in de regel drukke dag af, vroeg het origineel ter inzage en leverde zijn vervalsing - met barcodekaartje - vervolgens doodgemoedereerd op een opportuun moment in. Kosten facsimile: een paar tientjes. Waarde origineel: destijds geschat op f150.000. | |
[pagina 256]
| |
Afbeelding 3: titel van de editie uit 1648, waarvan de houtsnede werd gebruikt
Afbeelding 4: titel van de ontvreemde druk
| |
[pagina 257]
| |
Afbeelding 5: verso van titel van de ‘oud gemaakte’ facsimile-uitgave
Afbeelding 6: titel van de ontvreemde editie 1581
Afbeelding 7: titel van de ‘oud gemaakte’ facsimile van de editie 1570
| |
[pagina 258]
| |
De tweede en de derde omwisseling betroffen Lucas Jansz Waghenaers Thresoor der Zeevaert (Leiden: Franciscus Raphelengius 1592; afbeelding 4 en 5), geschatte waarde f250.000 en Andrea Palladio's I quattro libri dell'architettura (Venetia: Bartolomeo Carampello 1581; afbeelding 6), geschatte waarde f15.000.
Ditmaal werd gebruikgemaakt van bestaande facsimile-uitgaven, die in beide gevallen van voor tot achter op tint waren gebracht en voorzien waren van imitaties van bibliotheekstempels, scheurtjes, vlekken, en kleine ‘papierrestauraties’. Nadat de dief de originelen had aangevraagd was het enige wat hem nog te doen stond het overbrengen van de barcodes van origineel naar facsimile en de facsimile-uitgaven op een voor deze handeling geschikt tijdstip bij de balie af te geven. Bij het architectuurboek van Palladio deed zich nog een geraffineerd omzeilde moeilijkheid voor. Het origineel dateert namelijk uit 1581, terwijl de facsimile-uitgaaf (Milano: Ulrico Hoepli 1968) een reproductie is van de uitgave die in Venetië bij Domenico de' Franceschi in 1570 verscheen. In beide edities, 1570 zowel als 1581, wordt het titelblad gevormd door dezelfde paginagrote houtsnee cartouche, met daarbinnen, in twee open ruimten gedrukt, titel en impressum. De titels zijn woordelijk weliswaar gelijk, maar het zetsel is verschillend - een regel is anders afgebroken en de gebruikte lettercorpsen stemmen niet overeen; het impressum is op de plaatsnaam na, geheel andersluidend. Bij een vluchtige beschouwing - zoals bij de hierboven geschetste inname aan de balie - zou eigenlijk het enige storende punt de datum kunnen zijn. De vervalser loste dit op door onder in het titelblad van de facsimile een stukje met de cijfers 70 van het jaartal 1570 weg te scheuren en dit mankement in het blad vervolgens met behulp van oud papier te restaureren (afbeelding 7). Hij kwam er mee weg - tot 8 oktober 1992. Na zijn arrestatie bekende de vervalsende en verminkende dief vlot wat hij in bibliotheken in Amsterdam, Den Haag, Haarlem, Leiden, Maastricht, Middelburg, Rotterdam, Utrecht en Parijs had aangericht - van het stelen van hele werken tot het uitscheuren van bladen, kaarten en prenten. Hij werd in de gelegenheid gesteld zijn ruime banktegoeden in het buitenland aan te spreken om zaken terug te kopen, reisde daartoe onder meer naar Australië, maar we zullen naar ik vrees nooit weten hoeveel oren ons nationaal cultuurbezit per saldo zijn aangenaaid. |
|