De Boekenwereld. Jaargang 22
(2005-2006)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
Periodieke vervalsingen
| |
[pagina 242]
| |
Brieven bij door oudere lezers opgestuurde nep-canards
sie somit wurde, um so mehr nahm das Interesse an den illegalen Publikationen zu’, zo stond in SD-Meldungen van 28 januari 1940.Ga naar eind4 Met andere woorden: naarmate de bovengrondse kranten meer gelijkgeschakeld werden, nam de belangstelling voor ondergrondse publicaties aantoonbaar toe. Veel schade of verwarring hebben deze vervalsingen toch niet aangericht. Het waren ook eerder imitaties dan vervalsingen. De data en de gepubliceerde artikelen correspondeerden niet met de originelen. De verwarring bleef ook beperkt omdat in de ‘Duitse’ exemplaren een vraagteken achter de titel was geplaatst. Het ‘echte’ Vrij Nederland, zo beschrijft René Vos in zijn studie Niet voor publicatie, kon daarop schertsend reageren met de aankondiging: ‘Nog een korte poos. Dan verschijnt Vrij Nederland met een uitroepteken.’ Eind 1943 werd het allemaal wat serieuzer. In opdracht van H.A. Rauter was in het concentratiekamp Vught een drukkerij ingericht. Onder zware bedreiging met represailles tegen familieleden en in het grootste geheim werd aan gevangen gehouden drukkers opgelegd falsificaties te maken van illegale bladen. Op die manier kwamen verscheidene nummers tot stand van Het Parool, Vrij Nederland, Paraat, Het Signalementsblad, Trouw, De Vonk, Om Volk en De Waarheid.Ga naar eind5 In bescheiden oplages (tenminste in vergelijking met de 200.000 van De Gil) van tussen de 10.000 en de 20.000 exemplaren werden ze gedistribueerd. Anders dan met De Gil het geval was geweest, werden dus bestaande titels en meer in het bijzonder bestaande exemplaren nagedrukt met hier en daar een kleine wijziging die de kopij probeerde ‘om te draaien’. Het effect was echter minimaal. De drukkers maakten de vervalsingen met opzet net iets mooier dan de authentieke uitgaves en bovendien werd er in de illegale pers intensief gewaarschuwd tegen de vervalsingen.Ga naar eind6 Niet alleen de bezetter vervalste propaganda van de tegenstander, of liet dat doen. Ook illegale groepen hebben legale kranten nagebootst en gedistribueerd.Ga naar eind7 De Schoonhovensche Courant, de Haarlemmer Courant, en de Friesche Courant zijn nagemaakt en om het helemaal ingewikkeld te maken, bracht de redactie van het verzetsblad Ons Volk met veel succes een | |
[pagina 243]
| |
nep-Gil op de markt. De oplage van 2500 exemplaren was binnen een half uur uitverkocht. Een dergelijke actie paste natuurlijk politiek in de lijn van Ons Volk. De redactie had zich namelijk ten doel gesteld ‘zuivere verzetsliteratuur’ te brengen met gebruikmaking van veel humor.Ga naar eind8 Toen in december 1943 een nummer van Ons Volk ‘omgedraaid’ werd in Vught door er een zogenaamd Deutschfreundlich tintje aan te geven, maakten de vervalsers tot in de kleinste details gebruik van het origineel. In het echte Ons Volk staat op pagina 5 de zin: ‘Dit zijn geen verhalen uit een of ander concentratiekamp, maar dit is de methode volgens welke Duitsland zijn krijgsgevangenen behandelt!!’ In de vervalsing wordt dat: ‘Het is bizonder leerzaam voor de methode, volgens welke krijgsgevangenen behandeld worden onder omstandigheden als waaronder de onze verkeeren.’ In de vervalsing van De Vliegende Hollander was niet veel veranderd, maar wel werd nog even vastgesteld dat de Amerikanen zich niet zo druk maken over de schade die hun bombardementen aanrichten. Verwarrend genoeg zijn ook in de vervalsingen nog voldoende anti-Duitse opmerkingen aan te treffen om echt en vals maar moeilijk uit elkaar te kunnen houden.Ga naar eind9 Met die omstandigheid zag in Frankrijk ook het satirische weekblad Le Canard Enchaîné zich geconfronteerd. Het had tijdens de bezetting een verzetsaureool om zich heen hangen omdat tijdens de oorlog minstens tien pseudo-Canards zijn verschenen, zowel van geallieerde als van Duitse zijde.Ga naar eind10 In zijn lijvige en boeiende monografie van Le Canard Enchaîné noemt de Franse pershistoricus Laurent Martin de titels van deze tien ‘nepedities’, maar ze waren voor hem verder geen objecten van onderzoek. In al die varianten werd op allerlei manieren de indruk gewekt dat het ging om de echte Le Canard. Dat begon al met het weglaten van het bijvoeglijk naamwoord in de titel, enchaîné. De redactie van de echt Canard voelde zich in vrijheid enchaîné, geketend, terwijl alle tien de ‘nepedities’ die in oorlogstijd verschenen de indruk wilden wekken dat ze ongeketend waren. Daarom werd in acht van de tien vervalsingen ‘enchaîné’ weggelaten. Maar er werden wel woordspelingen op gemaakt, zoals Le Caneton déchaîné (het ontketende kuiken). Een andere manier om aan de | |
[pagina 244]
| |
oude Canard te refereren was het gebruik van het papier op een soort tabloidformaat (in feite was het, net als het formaat waarop Le Monde later werd gedrukt het Berliner-formaat) in een tijd dat bijna alle andere kranten in broadsheet verschenen. En net als in de nummers van De Gil stond in die nepnummers kopij die maar moeilijk als Duitsgezind of juist als anti-nazi te herkennen is. Van Le Caneton déchaîné verschenen twee varianten die alleen met grote moeite ideologisch te onderscheiden zijn. De een (‘pirate londonienne’) was ondergronds en tegen het nationaal-socialisme gericht, maar de andere was gewoon een Duitse vervalsing die de kritische informatie uit de Londense editie belachelijk maakte. Het eerste nummer van Le Caneton déchaîné verscheen in april 1941 en wekte de indruk een satellietuitgave te zijn van Le Canard Enchaîné. Er werd driftig verwezen naar artikelen die in Le Canard Enchaîné zouden hebben gestaan. Maar de Duitse parodie deed dat ook. Bijna niemand wist dat die verwijzingen van de twee edities verzonnen waren. Toch weten we zeker dat zulks het geval was, want de authentieke Canard verscheen helemaal niet tussen juni 1940 en september 1944. De satire in Le Canard Enchaîné voor de oorlog en tot op de huidige dag is bijtend en er wordt niet teruggedeinsd politici bij naam en toenaam te noemen die verdacht worden van corruptie, maar (bijna) altijd op een manier die strafrechtelijk niet te vervolgen is. Het bekendste voorbeeld vormt de serie artikelen over president Valéry Giscard d'Estaing, met name over zijn onderhands aannemen van diamanten van de Afrikaanse dictator Bokassa. Het weekblad wist deze aantijging uiteindelijk met bewijzen te onderbouwen, maar voordat het zover was, werd het steeds zo geformuleerd dat het geen strafrechtelijke gevolgen had. In de Londense Caneton werd diezelfde methode toegepast. Grote twijfel werd gezaaid met sarcastische opmerkingen over mensen die steun verleenden aan de regering Pétain in Vichy: ‘Het is een leugen te beweren dat M. de Brinon zich voor de oorlog een subsidie van 25.000 Francs door de Duitse ambassade heeft laten betalen. Iedereen weet toch dat Brinon | |
[pagina 245]
| |
niets doet voor minder dan 30.000 Francs.’ Vanuit Rouen werd de Duitse Caneton gemaakt en over het hele land uit Duitse vliegtuigen gegooid, als pamflet. ‘Het schijnt voor te komen, dat sinds de fine fleur van de Gaullisten, zich vanuit Londen dapper gedraagt, steeds meer joden, communisten en homoseksuelen weggevoerd worden die zich zo dapper voor de bevrijding van Frankrijk inzetten.’ Vanuit Algerije verscheen Le Canard Sauvage, vanaf 1944, veelal door communisten samengesteld en helemaal in de lijn van de authentieke Canard. In 1941 en 1942 verscheen enkele maanden Le Canard Libre, een vakkundig ondergronds blad vanuit Beiroet, onder verantwoordelijkheid van het Bureau de propagande de la France libre. Een uitgave onder de naam Le Canard Enchaîné werd in het Loiregebied gemaakt en bekritiseerde doorlopend de Vichyregering, met name ‘Gauleiter’ Laval had het in deze vervalste Canard zwaar te verduren. Le Canard clandestin, verschenen in mei en juni 1944, volgde geen politieke lijn maar leek er vooral op uit te zijn om met humor een grote commerciële slag te staan. Uit het feit dat deze uitgave gewoon in de Parijse kiosk te koop was, leidt Laurent Martin af dat die onder auspiciën van de bezetter kon verschijnen. Le Coq enchaîné, verschenen vanaf 1542, werd vanuit Engeland gefinancierd en viel op door het anticlericale gehalte van elke bijdrage, en leek daarmee misschien nog wel het meest op de oorspronkelijke Canard. In de gevangenis van Marseille verscheen Le Canard embaumé en in Moravië schijnt nog een Le Canard en KG te zijn gemaakt. Toen in september 1944 de echte Canard weer verscheen, waren alle nep-Canards weer verdwenen. Behalve De Goesche Eend, dagblad voor Goes, Kloetinge, Kapelle, Krabbedijke en Ellewoutsdijk, waarvan in 1928 slechts één aflevering is verschenen, heeft Nederland nooit een Canard gekend, zelfs geen vervalste. |
|