De Boekenwereld. Jaargang 22
(2005-2006)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 199]
| |
Van vervalser tot voorloper of hoe onecht toch echt kan zijn
| |
[pagina 200]
| |
François-Pascal-Simon Gérard, Ossian roept met de klanken van zijn harp de geesten op aan de oever van de Lora, na 1801. Olieverf op doek, 184,5 × 194,5 cm (Collectie: Kunsthalle, Hamburg)
Fingal tijdens een zeereis van Antwerpen naar Amsterdam midden in de nacht, terwijl hij bijna schipbreuk lijdt. Napoleon draagt de blinde zanger bij zich tijdens zijn veldtochten en schat hem hoger in dan Homerus: ‘Ossian est un poète, Homère n' est qu' un radoteur’. De vergelijking met Homerus wordt trouwens herhaaldelijk gemaakt: Homerus als de zuidelijke eposdichter en Ossian ‘the Caledonian Homerus’. Een extra impuls krijgt de Ossian-cultus, wanneer Goethe twee lange passages inlast in zijn Die Leiden des jungen Werther (1774), die perfect aansluiten bij de sombere gemoedstoestand van de protagonist: ‘Ossian hat in meinem Herzen den Homer verdrängt. Welch ein Welt, in die der Herrliche mich führt’, laat hij zijn vriend Wilhelm weten. Op de avond voor zijn zelfmoord vraagt Lotte hem of hij haar iets wil voorlezen uit Ossian. Geëmotioneerd reciteert hij dan het grootste deel van de Songs of Selma en een gedeelte van het korte gedicht ‘Berrathon:’ ‘Die ganze Gewallt dieser Worte fiel über den Unglücklichen’. Hij vergeet zichzelf, kust Lotte en schiet zich de volgende dag dood... Het overdonderende succes van deze gedichten valt ook af te meten aan de vertalingen: in het Frans, Duits, Latijn, Fins, Hongaars, Italiaans, Pools, Deens, Russisch, Spaans, Zweeds, Servisch, Tjechisch, Zwitsers, Portugees, Slovaaks, Romeens, Noors, Grieks, Bulgaars, Catalaans, Bohemiaans, tot in het IJslands toe.Ga naar eind1 In sommige landen wordt vrijwel de complete Ossian overgezet, zoals in het Nederlands door Bilderdijk.Ga naar eind2 Elders beperkt men zich tot enkele fragmenten, waarbij de Songs of Selma steevast favoriet zijn. Legio zijn ook de navolgingen, in alle soorten en maten: lyrische gedichten, oden, gezangen, maar ook treurspelen met Ossian als tragische held. In romans krioelt het van Ossian-fans, zoals in de moderoman Corinna on Italie (1807) van Madame de Staël, waarin de Ossian-beelden van de Schotse schilder Georg August Wallis uitvoerig worden beschreven, hetgeen de Ossian-geestdrift opnieuw aanwakkert. Ossian wordt niet alleen een inspiratiebron voor hele en halve literatoren, maar waait ook uit naar andere kunsten. De befaamde Duitse tuintheo- | |
[pagina 201]
| |
Jean-Auguste-Dominique Ingres, De droom van Ossian, 1813. Olieverf op doek, 348 × 275 cm (Collectie: Musée Ingres, Montauban)
reticus Hirschfeld beschouwt in zijn Theorie der Gartenkunst de grot van Fingal als de schoonste schepping. In Frankrijk wordt in 1804 voor het eerst de opera ‘Ossian ou les bardes’ opgevoerd, tot 1817 zullen er nog 66 uitvoeringen volgen. Gérard maakt een schilderij van de blinde zanger Ossian en inspireert daarmee Ingres tot zijn befaamde ‘De droom van Ossian’ (1813). De Nederlandse schilder Joseph August Knip krijgt opdracht tot het maken van een tweetal schilderijen met de grot van Fingal als thema. Philippe Otto Runge wordt geïnspireerd tot een hele reeks tekeningen over de Schotse bard. In totaal vervaardigen meer dan dertig schilders Ossian-episodes.Ga naar eind3 Latere uitgaven gaan vergezeld met gravures, gemaakt naar deze schilderijen. Componisten als Johan Friedrich Reichardt komen met Ossian-Gesänge, Schubert componeert bij vertalingen een reeks Ossian-Lieder, Mendelssohn komt met een ouverture ‘Die Hebriden’, geïnspireerd op de befaamde Fingalsgrot, Brahms componeert een ‘Gesang aus Fingal’. In 1851 wordt ‘ten voordeele der algemeene armen’, getoonzet door de componist Niels W. Gade, het dramatisch gedicht Colma opgevoerd en later gedrukt. Later zal zelfs de reclame zich van Ossian meester maken: Ossian wordt een merknaam voor sigaren en Ossian-beelden dienen om een ‘Gold Label Scotch Whisky’ aan te prijzen. Dat enthousiasme voor de gedichten van Ossian is niet moeilijk te verklaren. Immers binnen het nog grotendeels classicistische literaire klimaat zorgde deze poëzie voor iets volkomen nieuws en verrassends. Imponerend, want ongekend, was in de eerste plaats de natuurevocatie: het decor van deze zangen was doortrokken van melancholie. Men maakte kennis met wilde bergpartijen, door donkere dennen overdekt, bruine heidevelden, bruisende watervallen, sombere wolkenpartijen, nevel en mist over een verlaten zee, het blaffen | |
[pagina 202]
| |
van een enkele hond in een troosteloos landschap, waar al het leven uit geweken was. Maar ook de inhoud boeide mateloos: verhalen rond heldhaftige strijders, jammerklachten rond gestorven geliefden, de teloorgang van een tijdperk. En ten slotte de vorm: een mix van epische en lyrische elementen, een overvloed aan dialogen en het gebruik van ritmisch proza. Dat alles gelegd in de mond van de blinde bard Ossian, de zoon van de gestorven held Fingal, wiens dwalende voetstappen de jeugdige Malvina, weduwe van Oscar, ondersteunt en zijn gezangen op de harp begeleidt... De ‘ontdekker’ van deze zo verrassend nieuwe poëzie, James Macpherson, zoon van een onbemiddelde landbouwer, werd in 1736 geboren in het Schotse Rutven. Hij studeerde aan de universiteiten van Aberdeen en Edinburgh zonder overigens een graad te halen. Hij verdiende de kost als onderwijzer, had literaire aspiraties en schreef op 22-jarige leeftijd een onopgemerkt gebleven classicistisch getint heldendicht The Highlander. In 1759 maakte hij kennis met de toneelschrijver John Home aan wie hij een oud, in het Gaelic (de benaming voor de in Ierland en Schotland gesproken Keltische talen) geschreven gedicht toonde. Hij leverde er ook een vertaling bij, waarover Home zo enthousiast was, dat hij er onder meer Hugh Blair, een befaamd hoogleraar in de retorica, bijhaalde. Macpherson, die slechts een gebrekkige kennis van het Gaelic bezat, werd aangespoord om nog meer van die oude poëzie op te zoeken. Hij voelde daar aanvankelijk weinig voor, maar na lang aandringen reisde hij toch af naar de Schotse hooglanden op zoek naar overblijfsels van oude zangen die in de derde eeuw na Christus geschreven zouden zijn door de oudstrijder en zanger Ossian. Hij verzamelde manuscripten en tekende uit de mond van oude hooglanders verhalen op. De eerste vrucht van zijn zoektocht vormde een vijftiental Fragments of ancient Poetry (1760). In het voorwoord van deze Fragments kon men lezen, dat er ook nog een groot episch werk zou moeten bestaan over Fingal, de vader van Ossian. Gecoached door Blair publiceerde hij in 1761 dat heldendicht Fingal, an ancient epic poem in six books, in 1763 gevolgd door een tweede epos Temora. Als Macpherson op 12 februari 1796 overlijdt, laat de door zijn vertalingen tot grote welstand gekomen vrijgezel, behalve vijf kinderen, een testament na, waarin geld is gereserveerd voor een persoonlijk gedenkteken en ook nog eens 1000 pond voor de uitgave van de in kisten opgeslagen, maar later onvindbaar gebleken originele Ossian-teksten. De gelauwerde dichter krijgt een graf in de Westminster Abbey, vlak naast zijn aartsvijand Samuel Johnson. Samuel Johnson, de grootste literaire paus uit het achttiende-eeuwse Engeland, had na een bezoek aan de Hebriden geconcludeerd, dat Macphersons Fingal-vertaling ‘to be as gross an imposition as ever the world was troubled with’ was.Ga naar eind4 En daarmee zette Johnson de toon voor de twijfel aan de echtheid van de gedichten die bijna een eeuw lang de geesten in Europa verdeeld zou houden. Geleerden met werkelijke kennis van het Gaelic gingen vervolgens ook op bedevaart naar de hooglanden en betichtten bij terugkomst Macpherson zonder meer van vervalsing en verdichting. De opgelaaide discussie tussen verdedigers en tegenstanders van Macpherson spitste zich daarbij toe op twee punten: de echtheid en oudheid en de literaire waarde van de door Macpherson ‘vertaalde’ gedichten. In zekere zin had Macpherson het aan zichzelf te wijten, dat hij als een bedrieger en vervalser werd ontmaskerd door zijn ‘vertalingen’ te presenteren als overzettingen van originele manuscripten. Had hij niet in de openingszin van het voorwoord van de Fragments geschreven: ‘The public may depend upon the following fragments as genuine remains of ancient Scottish poetry’? Ook de aanvankelijk zo enthousiaste Nederlander Van Lelyveld begon later te twijfelen. Hij schreef in zijn beste Engels een brief aan Macpherson met het | |
[pagina 203]
| |
Ossian wordt een merknaam voor sigaren
verzoek hem de originelen te overleggen, maar Macpherson hulde zich in stilzwijgen. Dodelijk voor de Ossian-fans moet in 1805 de uitgave, voorzien van aantekeningen en toelichtingen van de gedichten van Ossian van Malcom Laing geweest zijn, waarin aan deze gedichten alle authenticiteit en bovendien aan de samensteller alle oorspronkelijkheid werd ontzegd, omdat het merendeel van de door hem gebruikte beelden te vinden was in de werken van Homerus, Virgilius, Milton, Young, Gray en de bijbel. In hetzelfde jaar laat het gezaghebbende Committee of the Highland Society of Scotland een Report verschijnen, waarin na een diepgaand onderzoek naar de echtheid en oudheid van de gedichten van Ossian wordt geconstateerd, dat er in Schotland weliswaar eeuwen legenden rond Fingal en Ossian de ronde deden en dat er ook fragmenten bij waren die enige relatie hadden met de verzen van Macpherson. Echter, men had geen gedicht kunnen ontdekken, dat nauwkeurig overeen kwam met de verzen van Macpherson. Daarmee was bewezen dat Macpherson de oorspronkelijke bronnen wel zeer vrij had bewerkt, gemoderniseerd en naar eigen hand had gezet. Er was geen sprake van een vertaling van oeroude teksten, maar hoogstens van een parafrase, vol plotaanpassingen en toegesneden op het achttiende-eeuwse publiek. Dat genuanceerde standpunt vermocht de ware Ossian-aanbidders niet van hun stuk te brengen en stemde de tegenstanders ook niet tot een milder oordeel. De ene groep bleef heilig geloven in de echtheid en oudheid van de Ossian-teksten, zoals in Nederland ook Willem Bilderdijk die in zijn vele vertalingen het ritmisch proza van Macpherson helaas verminkte door er zijn geliefde alexandrijnen op los te laten. De tegenstanders bedienden zich van sterke termen als bedrog, mystificatie, vervalsing en schamperden over de literaire waarde. In de tweede helft van de negentiende eeuw zal, grotendeels op gezag van anderen, in een uitvoerig opstel ‘Ossian of Macpherson’ (1872) Nicolaas Beets nog eens op de controverse terugkomen. Hij laat beide partijen aan het woord, maar uiteindelijk ziet hij Macpherson toch aan voor een bedrieger. De lotgevallen van de gedichten van Ossian, aldus Beets ‘stelt in 'tlicht welk een geluk, een stout, een geniaal bedrog, een bedrog op groote schaal, hebben kan, welk een geestdrift het in staat is gaande te maken, hoe volstrekt het zelfs de scherpzienste oogen vermag te verblinden’ en ook ‘dat geene misleiding altijd duren kan; dat zij eindigt met zichzelve te verraden en te straffen’. Beets heeft wel moeite met de goedkope manier, waarop sommige ontmaskeraars Macpherson laten vallen en de nietswaardigheid van zijn gedichten uitbazuinen. Hij moet toegeven, dat in de Ossiangedichten ‘iets hoog dichterlijks is’: ‘trekken van echte verhevenheid, van woeste grootheid, onwederstaanbare aandoenlijkheid’. Eenzelfde nuancering brengt ook A.G. van Hamel op in 1921: moderne keltologen hebben onbetwistbaar het bedrog van Macpherson vastgesteld en toch: ‘Het verstand mag vrij mystificator, bedrieger zeggen, het gemoed fluistert: tòch lief’.Ga naar eind5 | |
[pagina 204]
| |
Ossian-beelden dienen om een ‘Gold Label Scotch Whisky’ aan te prijzen
Tot zo'n positieve waardering zal in de twintigste eeuw de befaamde Franse comparatist Paul van Tieghem niet komen. In zijn magistrale tweedelige studie over de receptie van Ossian in Frankrijk oordeelt hij uiterst zuinig over de literaire kwaliteiten. Het is geen hoge literatuur en te zeer ontsierd door stoplappen, monotonie en eindeloze herhalingen.Ga naar eind6 Zijn visie bleek van veel gewicht. Lange tijd bleef het stil rond Ossian en Macpherson. Beide zakten weg in het literaire geheugen om zo nu en dan nog eens als curieuze fenomenen te worden opgerakeld... Het kan echter verkeren: in de laatste decennia zit Macpherson/Ossian weer volop in de lift. Er zijn nieuwe uitgaven verschenen, uitvoerige receptiedocumentenGa naar eind7, een catalogus naar aanleiding van een Duitse tentoonstellingGa naar eind8 over Ossian en de kunst rond 1800 en een aantal beschouwingen, waarin Macphersons betekenis voor de ontwikkeling van de Europese romantiek overtuigend wordt aangetoond.Ga naar eind9 Er is duidelijk sprake van een ‘Macpherson revisited’ en een poging tot rehabilitatie.Ga naar eind10 Wat men tegenwoordig inziet - onder andere de Nederlandse comparatist Joep Leerssen verwoordt dat standpuntGa naar eind11 - is dat het echte belang van Macphersons Ossian-‘vertalingen’ te zeer overschaduwd is geweest door de discussie over de echtheid en ouderdom van de verzen. Tegenwoordig laat men de kwestie van echt of onecht, al dan niet vervalsing rus- | |
[pagina 205]
| |
ten, niet omdat men daar anders over is gaan denken dan vroeger, maar omdat men zich nu concentreert op de impact die Macpherson, bedrieger of niet, op de Europese cultuur en de letterkunde in het bijzonder gehad heeft. Tegenwoordig wordt er anders gedacht over kwesties als culturele transmissie, traditie en vertaling, en processen van toe-eigening en adaptatie met als gevolg, dat Macpherson niet langer veroordeeld wordt als een ordinaire oplichter, maar waardering geniet als mediair tussen de gaelic traditie en de romantische literatuur. Door de gedichten een plaats te geven in de achttiende-eeuwse mentaliteit ziet men in, dat Macphersons ‘vertalingen’ een niet te onderschatten rol hebben gespeeld in een veranderende mentaliteit, zoals die onder meer zichtbaar wordt in de cultus van de sentimentele, de verheerlijking van de niet door de cultuur aangetaste genie, de esthetica van het sublieme en uiteindelijk in de romantiek. Meer dan welke andere achttiende-eeuwse tekst, aldus Leerssen in een ander artikel, is het Macphersons Ossian geweest, waarin een andere kijk op de aard van de literaire inspiratie gestalte krijgt en wel ‘as a mantic, almost shamanistic visionary communion with a spiritual Otherworld’.Ga naar eind12 Die opvatting zal later een hoofdmoment vormen van de romantische poëtica. Macphersons Ossian, fungeerde zo als een belangrijk tussenstation tussen de Keltische literaire praktijk en de hoofdstroom van de romantiek. Sterker nog, met zijn Ossian-teksten heeft Macpherson ook een niet te onderschatten rol gespeeld in de opkomst van de literatuurhistorie en het ontstaan van het cultureel nationalisme. Immers, wanneer men allerwegen in Europa overgaat tot de productie, editering en verheerlijking van nationale epen gebeurt dat vanuit een groeiend besef, dat de Europese literatuur gevormd wordt door onderscheiden tradities, ieder gekenmerkt door een eigen taal en letterkunde. En ook dat al deze literaturen parallelle ontwikkelingen hebben doorgemaakt van een primitief nationaal begin, episch van aard en nauw verbonden aan nationale, anonieme, oraal-collectieve tradities naar een kosmopolitische verfijning. Het was Macpherson die de Ossian-teksten beschouwde als elementen van dergelijke oorspronkelijke epische gedichten en daarmee werd hij de voorloper van de literatuurhistorie en van de behoefte om het epische begin van de onderscheiden nationaal-literaire tradities te onderzoeken. Van vervalser tot voorloper. Samuel Johnson zou zich in zijn graf omdraaien als hij daarvan kennis had kunnen nemen. De naast hem liggende Macpherson daarentegen wist al bij zijn leven, dat bedrog loont. |
|