De heren Inckenburgh en Inckhoven te Druckerdam
Marja Smolenaars
Impressum van Everard Meyster, Poëtice policy, 1655. (Exemplaar: Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 841 E 36)
Fictieve drukplaatsen zijn eenvoudig op te sporen met behulp van de stcn. Zo brengt een zoekopdracht naar deze fantasieplaatsnamen ons al snel bij Everard Meyster, ook wel genaamd de ‘dolle jonker’ vanwege zijn wonderlijke, maar altijd originele plannen, zoals het verslepen van een zwerfkei naar Amersfoort of het plan om van Utrecht een zeehaven te maken. Hij schreef in 1655 Poëtice policy, volgens het impressum gedrukt ‘tot Druckerda [...] door Inckenburgh [...] in de Boecke-steegh’. In 1656 werd het nog tweemaal op de markt gebracht, met de vermelding van ‘eersten druck’ en ‘tweeden druk’. Het blijt echter om titeluitgaven te gaan, dus een groot succer zullen deze politiek-getinte gedichten wel niet geweest zijn. De niet verder te indentificeren drukker Inckenburgh krijgt in 1671 gezelschap van een stadsgenoot Pamphilius Inckhoven die in dat jaar voor Meyster zijn Conceptvorbod, of Reeden-spraeck; tegens alle peck swarte kleedren drukt. Hij gaat in dit werkje te keer tegen het dragen van zwarte of donkere kleren. Zwart was de kleur van de duivel en volgens Meyster hadden ‘de Parthy, Medi, Indianen, en Turcken’ het veel bedekten met een zwarte tulband, maar altijd met een feestelijk gekleurde. Druckerdam was niet de enige vermomde plaatsnaam op de titelpagina van Meysters teksten. In 1672 komt zijn Oprechte, wisse, waare poetische prophecy uit waarin hij zich boos maakte omdat ‘zijn’ kei weer onder de grond was gestopt. Het was gedrukt in ‘tot Vreedenburgh, by de Minnebroers-straat, in het beeld van Pallas, recht over Amourfort naast Helmigius Twistvlied’. Voor ons een wat lastig te traceren adres, maar voor Meysters tijdgenoten ongetwijfeld geen enkel probleem. Vermoedelijk verwijst het naar Utrecht, of zoals Meyster het noemde ‘de parel van Euroop’.