meestervervalser Konrad Kujau, die daarmee niet alleen goedgelovige journalisten maar ook historici van naam een pijnlijke poets van formaat had geleverd, een casus die hier door Gerard Groeneveld nader wordt belicht.
Ging het in deze gevallen om manuscripten waarvan velen hadden gehoopt dat ze zouden bestaan en ooit boven water zouden komen, in andere gevallen doken uit het niets manuscripten en boeken op, die een missing link in de geschiedschrijving leken te zijn. Met het ontstaan van de natiestaat werd het eigene, en daarmee de geschiedenis van een volk of bevolkingsgroep, een belangrijk identificatiemiddel. Zo vormde het in 1867 opgedoken handschrift van het ogenschijnlijk vierduizend jaar oude Oera Linda-boek een bewijs voor het bestaan van een hoog-ontwikkelde, antieke Friese cultuur. Hierdoor kon dit boek het opkomende Friese nationalisme een belangrijke grondslag geven. Sinds het tevoorschijn kwam is het Oera Linda-boek de gemoederen blijven bezighouden. Zeer recent nog wijdde Goffe Jensma er zijn proefschrift De Gemaskerde God (Zutphen 2004) aan. Maar het Oera Linda-boek kent verwante producten. Meer naties kenden zo'n ‘oertekst’. Zo zorgden een eeuw eerder al Ossians gezangen voor een Keltische evenknie van Homerus, en leverden daarmee een bewijs van het belang van de Keltische cultuur en taal. Ossians gezangen werden overal in Europa, en dus ook in Nederland, met loftuitingen overladen. Zoals uit het artikel van Willem van den Berg blijkt, waren er vanaf het begin echter ook sceptici die niet geloofden in deze blinde bard.
Soms vervullen mystificaties een rol in het verzet tegen het bevoegd gezag, zoals in de zeventiende eeuw met vervalste impressa gebeurde, waarover Adri Markus vele voorbeelden verzameld heeft. En tijdens de Tweede Wereldoorlog kenden illegale, mystificerende tijdschriften hoogtijdagen, niet alleen in Nederland maar ook in Frankrijk waar het populaire satirische tijdschrift Le Canard Enchaîné in verschillende varianten vervalst werd. Daarover schrijft Hans Renders. Maar niet altijd hadden mystificaties zo'n serieus karakter. Regelmatig werd het spel met schijn en werkelijkheid uitsluitend of vooral om het spel gespeeld. In het geval van de imaginaire bibliotheekcatalogi die in de achttiende eeuw regelmatig het licht zagen, was er, zo blijkt uit Rietje van Vliets betoog, nog sprake van een satirische invalshoek waardoor niet alleen de lezer van deze catalogi genoegen werd verschaft, maar ook de vermeende bezitter van deze boekenschat op de hak werd genomen. In het geval van de ‘opgegraven’ en ‘opgeviste’ boeken, dat door A.G. van der Steur wordt belicht, kan zelfs betwijfeld worden of iemand ooit serieus geloof heeft gehecht aan hun vermeende herkomst. Hier kon het spel met feit en fictie voor iedereen duidelijk zijn, zoals ook bij de fictieve biografische schets die Max Beerbohm schreef over de gedoemde decadente dichter Enoch Soames. In de loop der tijd groeide Soames echter uit tot een cultfiguur en dit zorgde voor Nachleben waarin schijn en werkelijkheid bewust met elkaar werden verbonden.
Hedendaags bedrog krijgt ook aandacht in dit themanummer, want zelfs al zijn we tegenwoordig in staat om aan de hand van dna-profielen en irisscans mensen te identificeren, de precieze herkomst, oudheid en verkoopwaarde van een boek blijven gemakkelijk te manipuleren. Wie dacht dat bijvoorbeeld het ex libris van Boudewijn Büch écht is, komt bedrogen uit, zoals u verderop kunt lezen. Maar of misleiding en bedrog nu voortkwamen uit zakelijke of uit speelse motieven, ze zijn en blijven een verleidelijk thema in de boekenwereld, zoals de hierna volgende casussen mogen bewijzen. De lectuur van List & Bedrog is niet alleen leerzaam, het is hopelijk ook een genoegen.