De Boekenwereld. Jaargang 22
(2005-2006)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
Ger Brouwer (1919-2005)
| |
Jeugd in Den Bosch; 1940-1945; eerste jaren na de bevrijdingGeboren in Enschede op 3 maart 1919 als Gerhard Johannes Brouwer, groeide Ger met zijn jongere zuster op in 's-Hertogenbosch, waar zijn vader een goede betrekking had gevonden bij de Inspectie der Belastingen.Ga naar eind2 Hij doorliep de middelbare school (hbs-a), speelde hockey bij mop in Vught en was een liefhebber van tennis en cricket. Als jongen had hij al een soort uitleendienst opgezet om zijn (toen al) respectabele hoeveelheid boeken voor vrienden en bekenden beschikbaar te maken. Na het eindexamen ging Ger in 1938 Indisch Recht studeren aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Hij behaalde zijn kandidaatsexamen, maar staakte de studie kort voor het doctoraal en dook (om deportatie of tewerkstelling door de bezetters te voorkomen) voor korte tijd onder bij familie in Den Haag. In het voorjaar van 1944 vertrok hij naar Den Bosch, waar zijn vader hem een ‘Ausweis’ bezorgde waaruit moest blijken dat hij voor de samenleving onmisbaar was als ‘controlerend ambtenaar der directe belastingen en accijnzen’. Het bleek echter als vrijgeleide van weinig waarde, want Ger werd opgepakt en belandde in Kamp Vught, waar hij eind oktober 1944 werd bevrijd door | |
[pagina 85]
| |
het 75e antitankregiment van de Royal Artillery. Ger slaagde erin zich te laten inlijven als tolk, trok vervolgens met het Britse leger mee noordwaarts en maakte de Duitse capitulatie mee in Zuid-Denemarken - een goed afgelopen avontuur dat hem voor de rest van zijn leven fervent anglofiel heeft gemaakt. Eenmaal afgezwaaid en teruggekeerd in Den Bosch trok de studie niet meer; Ger zocht en kreeg in 1945 een betrekking bij het Bossche Antiquariaat Heinen (het latere Antiquariaat Brabant). Het is niet onwaarschijnlijk dat hij voor deze richting in zijn loopbaan koos op aanraden of voorspraak van mr. J.P.W.A. Smit, de rijksarchivaris in Brabant, een goede bekende van zijn vader. Als bibliofiel verzamelaar had Smit uiteraard regelmatig contact met Heinen en een aanbeveling uit zijn mond zal zeker effect hebben gehad; de fraaie collectie prijsbanden die Smit als een der eersten in ons land had bijeengebracht was overigens, zoals Ger me vertelde, voor hem de inspiratie geweest om dit verzamelgebied ook het zijne te maken. | |
Vertrek naar Amsterdam; de Hertzberger-jaren; aanstelling bij de ubOm onduidelijke redenen vertrok Ger Brouwer eind jaren veertig naar Amsterdam om te gaan werken bij het veilingbedrijf van Menno Hertzbergers Internationaal Antiquariaat, waar Paul Valkema Blouw en Bob en Emmy de Graaf toen al deel uitmaakten van het personeel. Een veiling bij Internationaal Antiquariaat (Menno Hertzberger) te Amsterdam, 23-26 januari 1956. Rechts van veilingmeester Menno Hertzberger zit medewerker Ger Brouwer en daarnaast de voor de ub Amsterdam biedende Ernst van der Linden
Tussen het werk door volgde hij met succes de door de Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren opgezette cursus ‘Antiquariaat’ en behaalde hij het diploma ‘Vakopleiding’ van de kvb.Ga naar eind3 Bij deze laatstgenoemde cursus werd hij ‘ontdekt’ door een van de docenten, prof. mr. Herman de la Fontaine Verwey, de toenmalige bibliothecaris van de Universiteit van Amsterdam. Diens aanbod in 1956 om bij de ub te gaan werken werd door Ger met beide handen aangenomen. In de woorden van Bob de Graaf: ‘in de hectiek van het veilingbedrijf voelde Ger met zijn toch wel bezadigde karakter zich opgejaagd’. Op 1 september 1956 trad hij in dienst van de ub, toen gevestigd in het Handboogdoelengebouw, Singel 421, waar hij op de Pierson-kamer (de afdeling voor de alfabetische catalogisering) werd geplaatst onder de hoede van mej. dr. E.W. (Mien) Thijssen, die hem aller- | |
[pagina 86]
| |
eerst bijbracht op welke punten de ub-catalogisering afweek van de Regels voor de titelbeschrijving, zoals vastgesteld door de Rijkscommissie van advies inzake het bibliotheekwezen, en vervolgens de fijne kneepjes onderwees van de ub-usance betreffende het catalogiseren van oude drukken en bibliofiele werken. Op 14 december 1956 trad Ger in het huwelijk met Gondulpha (Gon) Thomassen; hij had haar in Den Bosch leren kennen en toen Gon in het Stads- en Academisch Ziekenhuis Utrecht als verpleegster ging werken, hadden ze elkaar niet uit het oog verloren. Het paar vond woonruimte op de Brouwersgracht 3, waar op 21 september 1958 hun zoon Arjen geboren werd. Ger Brouwer, met echtgenote Gon Brouwer-Thomassen en zoon Arjen, zittend voor de in 1959 op de Brouwersgracht al welgevulde boekenkasten
| |
De eerste jaren bij de vereenigingMet het aantrekken van Ger Brouwer had ub-bibliothecaris De la Fontaine Verwey zoals voor hem gebruikelijk een bepaald doel voor ogen gehad. Het was in 1956 bekend dat de kvb in verband met de te krap geworden behuizing aan de Herengracht 124-128 op termijn naar een nieuw te bouwen Boekhuis in Amsterdam of Vleuten zou verhuizen. Op 22 januari 1957 werd over deze kwestie door de leden gestemd tijdens een speciaal hiertoe bijeengeroepen vergadering in Utrecht - de blauwe zaal van Esplanade was afgeladen. Niet onverwacht, werd er gekozen voor Amsterdam (van de 378 uitgebrachte stemmen zijn er 231 voor, 144 tegen en 3 blanco). Het nieuwe gebouw zou komen te staan op een terrein aan de Jan Tooropstraat, hoek Jan van Galenstraat, in Amsterdam.Ga naar eind4 De la Fontaine Verwey, lid of bestuurslid van talloze commissies, verenigingen, genootschappen, clubs, en dergelijke, had een goedgeolied old-boys network tot zijn beschikking en wist, lang voordat de officiële besluiten genomen waren, hoe de bal zou gaan rollen. Zo was hij er in 1956 al van op de hoogte dat de kvb-bibliotheek als gevolg van een en ander vrijwel zeker in bruikleen bij de ub zou worden ondergebracht, en ook dat kvb-bibliothecaris drs. A.L. (Guus) Sötemann gekozen had voor een carrière in het onderwijs.Ga naar eind5 In diens opvolging had de ub-bibliotheca- | |
[pagina 87]
| |
ris tijdig voorzien door het aantrekken van Ger Brouwer. In de ‘Notulen van de vergadering van de Commissie voor de [kvb-]Bibliotheek’, d.d. 4 april 1957, lezen we dan ook (art. 1, sub 2) ‘dat een employé van de U.B., dhr. Brouwer, als bibliothecaris in onze Bibliotheek zal kunnen optreden, als opvolger van dhr. Sötemann (met 1 maand inwerken), wanneer wij het salaris, dat op f. 5.000, - wordt geschat, aan de Gemeente vergoeden. Deze employé zal dan tevens in de toekomst als beheerder van de bruikleen-bibliotheek optreden. De vergadering acht het gewenst, dat voorz. en secr. persoonlijk met dhr. Brouwer kennismaken.’ Op 16 juli 1957 deed Ger Brouwer zijn intrede in het Boekhuis, waarbij hij voorgesteld werd aan de Commissie voor de Bibliotheek (de heren Nijhoff, Bommeljé, Dupont en Proost), waarvan hij de vergaderingen sedertdien qualitate qua zou bijwonen, en vanaf die datum tot de dag van zijn aanstelling als kvb-bibliothecaris, 1 september 1957, werd hij door zijn voorganger Sötemann ingewerkt. In feite was hij tot het sluiten van de bruikleenovereenkomst op 9 januari 1958 door de ub aan de kvb uitgeleend. Tot november 1960 bleef Ger Brouwer als bibliothecaris in het oude Boekhuis aan de Herengracht. Al snel werd hij tot gecommitteerde bij de examens van de Vakopleiding benoemd en in 1959 was hij een van de auteurs van Boekengerucht, het jubileumnummer ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van het Nieuwsblad voor de Boekhandel, met het artikel ‘Ontwikkeling van de advertenties naar inhoud en typografie’ (pp. 54-60). Na het gereedkomen van het nieuwe Boekhuis aan de Tooropstraat was het zaak de panden aan de Herengracht zo snel mogelijk leeg op te leveren. Omdat de verbouwing annex nieuwbouw van de ub aan het Singel, zoals toen werd verwacht, niet voor 1965 zijn beslag zou krijgen, was voor de kvb-bibliotheek een tijdelijke behuizing gereedgemaakt in de oude meelfabriek Ceres aan de Nieuwe Prinsengracht en daarheen verhuisde Ger Brouwer met de bibliotheek in november 1960.
Het was al met al een druk jaar geweest, want naast de voorbereidingen voor de verhuizing had Ger, samen met Remco Campert, de bibliografische beschrijvingen en de inleidende teksten verzorgd voor de 146 bladzijden tellende catalogus bij de tentoonstelling ‘Gedrukt in Nederland. Vijf eeuwen letter, beeld & band’, die van 11 juni tot 11 september 1960 in het Rijksmuseum te zien was. Het gezin Brouwer was inmiddels gaan wonen op de Weesperzijde nr. 146II, het adres waar Ger tot zijn overlijden zou blijven wonen. Dagelijks pendelde hij op zijn fiets - een kolossale, vooroorlogse Fongers met opstap via de verlengde achteras - tussen huis en werk, bij koud weer zijn hoofd bedekt met een deerstalker, de tweekleppige, van Sherlock Holmes bekende pet met oorflappen. | |
Gebouw ceres, nieuwe prinsengracht 55-57De tijd waarin de kvb-bibliotheek naar de Nieuwe Prinsengracht 57 verhuisde, viel samen met de sloop van de oude Weesperstraat die plaats moest maken voor de huidige brede verkeersader. In de wijde omtrek was in die dagen het geluid te horen van sloophamers en de grote stalen ballen waarmee sloopmachines op rupsbanden in één klap muren en dergelijke tegen de vlakte sloegen. Ook het pand naast gebouw Ceres kwam aan de beurt en begin jaren zestig werden bibliotheekpersoneel en bezoekers regelmatig opgeschrikt door harde knallen die het gebouw op zijn grondvesten deden trillen. In Ceres zelf was voor de bibliotheek magazijnruimte gereedgemaakt op de eerste verdieping voorzijde (tijdschriften, papiercollectie, veilingcatalogi), de tweede verdieping | |
[pagina 88]
| |
Gebouw Ceres, de oude meelfabriek aan de Nieuwe Prinsengracht 55-57. Foto Gemeentearchief Amsterdam
midden (letterproeven, personalia- en knipselarchieven, prospectussen en de archieven van het Amsterdamse boekverkopersgilde en de Leidse firma Luchtmans) en de derde verdieping voorzijde (boeken, fonds- en antiquariaatscatalogi). Op de tweede verdieping aan de voorzijde bevond zich de eigenlijke bibliotheekzaal, met onder meer de monumentale Van Stockum-kast, de handboekerij in de houten Lion Cachet-stellingen langs de wanden, het zogenoemde ‘Apparaat Enschedé’, de lange bezoekerstafel met het groene kleed en drie bureaus voor medewerkers. De rest van het pand werd gebruikt als tijdelijk magazijn voor de ub zelf, die er - in afwachting van een nieuw magazijn aan de Handboogstraat - onder andere het oude bezit, de kaartencollectie, de proefschriften en omvangrijke geschenken had ondergebracht. De hierboven geschetste magazijnindeling was overigens in de loop der jaren als gevolg van de groei van het bezit voortdurend aan verandering onderhevig. Via Nieuwe Prinsengracht 55 - hetzelfde gebouw Ceres - kon de aan de achterzijde gevestigde dependance van het Gemeentearchief bereikt worden. In de grote graansilo (op de foto het deel met de aan de buitenkant zichtbare ronde stalen verstevigingsankers) was een metalen trappenhuis gebouwd met fraaie hardhouten treden en vloerdelen. Zoals in het Nieuwsblad voor de Boekhandel van 1 juni 1961 te lezen is, werd verwacht dat de bibliotheek ongeveer vier jaar van deze tijdelijke behuizing gebruik zou moeten maken - het zouden er 23 worden! Bij de officiële opening op woensdag 24 mei 1960 werd in bijzijn van talrijke bobo's (onder wie burgemeester en mevrouw Van Hall, mr. W.M. Morren, hoofd van de afdeling onderwijs, de leden van de Commissie voor de Bibliotheek, bestuursleden van de kvb, de knub en de Dr. P.A. Tiele-Stichting, prof. Hellinga en oud-bibliothecaresse mej. Emma Dronckers) gesproken door Ernest Lefebvre, voorzitter van de kvb, en, namens de ub, door | |
[pagina 89]
| |
prof. De la Fontaine Verwey. Laatstgenoemde ‘verwachtte veel van de heer Brouwer, de juiste man om met het hem eigen feu sacré deze wetenschappelijke instelling te leiden’. Gezeten aan zijn bureau achter de twee beglaasde deuren, met uitzicht op de Nieuwe Prinsengracht, kon Ger Brouwer aan de slag. Vanaf het begin werd hij geassisteerd door Frits van den Bosch, wiens bureau achter de twee ramen onder het balkon stond. Frits nam de telefoon op (voor de bibliotheek was één loodzwaar bakelieten toestel met de in die tijd gebruikelijke draaischijf beschikbaar, staand tussen beide bureaus op een rond eiken tafeltje) en hield zich bezig met uitleningen en het beschrijven van de diverse binnengekomen catalogi, prospectussen en knipsels.Ga naar eind6 Ger zelf ontving de bezoekers, deed de acquisitie, beschreef de binnengekomen boeken en werkte aan zijn magnum opus, deel vii van de kvb-catalogus, waarin de aanwinsten uit de periode 1949-1964 opgenomen zouden worden - hierover later meer. Naast de specifieke kvb-werkzaamheden waren er nog andere taken, die hem buiten gebouw Ceres voerden. | |
Paper publications societyDe grote papierkenner Émile Joseph Labarre (1883-1965), auteur van de Dictionary and encyclopaedia of paper and paper-making (19371; 19522) en in 1950 oprichter van de Paper Publications Society (pps), had in de jaren 1955-'56 te kampen gekregen met een verslechterende gezondheidstoestand. Uit bezorgdheid over de toekomst van de pps was hij in 1957 met prof. De la Fontaine Verwey, een van de leden van het ‘pps Committee of Supporters’, overeengekomen dat zijn omvangrijke papierhistorische collectie na zijn overlijden naar de Amsterdamse ub zou gaan en dat de activiteiten van de pps onder de hoede van de ub zouden worden voortgezet. De twee mannen besloten voorts dat Ger Brouwer contactpersoon zou zijn tussen beide partijen en eens per twee weken Labarre zou bezoeken. Aldus geschiedde en tot Labarre's dood vertrok Ger iedere twee weken op dinsdagmiddag voor overleg naar Hilversum.Ga naar eind7 Hij kon goed overweg met de veeleisende oude heer en werd al snel aangestoken door de paper bug; hij begon zich te verdiepen in papierfabricage, watermerken, formaten, enzovoort, kon later zelf ook aanstekelijk over papier praten en legde - privé - een fraaie verzameling sitspapier aan. Levendig herinner ik me nog hoe Ger, als hij weer eens een mooi vel papier in handen kreeg, gewoon was hier even met de wijsvinger tegen te tikken om vervolgens, verzaligd kijkend, te zeggen ‘wat een geluidje!’ Na Labarre's overlijden in '65 werd de voorraad van delen uit de reeks Monumenta Chartae Papyraceae Historiam Illustrantia naar het kvb-magazijn in Ceres overgebracht; de papierhistorische collectie ging in 1972 naar de ub aan het Singel en in de loop der jaren werden hiervan de nog niet in de kvb-bibliotheek aanwezige werken in de catalogus opgenomen. | |
VeilingenDecennialang had de Amsterdamse ub in haar medewerker Ernst van der Linden een koper op veilingen, ‘gevreesd als de man met het stalen gezicht, die nooit tevoren liet weten of hij in een bepaalde kavel geïnteresseerd was en evenmin, als hij bood, hoéver zijn bod zou gaan’ - de typering is van Herman de la Fontaine Verwey (die overigens in en buiten de ub ‘meneer Verwey’ werd genoemd).Ga naar eind8 Na zijn pensionering had Van der Linden dit werk nog een aantal jaren voortgezet, maar begin 1958 werd deze taak aan Ger Brouwer toegewezen. Tot eind jaren tachtig bood Ger op vrijwel alle Nederlandse boekenveilingen. Nauwgezet noteerde hij de opbrengsten en, waar mogelijk, de kopers in zijn typische Italic-handschrift | |
[pagina 90]
| |
in de marges van de catalogi, die vervolgens in de kvb-bibliotheek werden opgenomen. Oudere veilinggangers zullen zich Ger herinneren als de kleine, hoffelijke heer op zijn vaste plek vooraan, schraal van gestalte, met allengs dunner haar, scherp belijnd gelaat, en meestal op zijn Engels gekleed - oud tweedjasje, butterfly of geruite wollen das en grijs flanellen broek. Evenals bij zijn voorganger was bij Ger altijd onduidelijk voor wie hij, als het de ub niet was, nu precies bood - een onduidelijkheid die soms tot misverstanden en eenmaal zelfs tot een fikse ruzie aanleiding gaf.Ga naar eind9 Een veiling bij Menno Hertzberger & Co. te Amsterdam, 7-9 oktober 1968. Vooraan de tafel (op de foto rechts voor veilingmeester Dolf van Gendt) zit Ger Brouwer de veilingcatalogus te annoteren. Het te veilen boek wordt getoond door Kees Gnirrep, vanaf 1973 werkzaam bij de Amsterdamse ub op de afdeling Zeldzame & Kostbare Werken (zkw), vanaf 1990 tot zijn pensionering in 2003 als conservator zkw. Linksachter staat Bram Schuytvlot, vanaf 1979 tot zijn voortijdig overlijden, voorjaar 2005, eveneens werkzaam bij zkw, laatstelijk als adjunct-conservator. Foto: Kors van Bennekom, Amsterdam
Vanaf 1968 tot eind jaren tachtig was het mijn taak, als conservator Zeldzame & Kostbare Werken, de ub-veilingdesiderata vast te stellen, deze vervolgens bij het interbibliothecair veilingoverleg in te brengen,Ga naar eind10 en ten slotte de uitkomsten aan Ger Brouwer door te geven en met hem de biedlimieten te bepalen. Nu was Ger gewoon een binnengekomen veilingcatalogus direct na ontvangst grondig door te nemen; met zijn kennis van het oude en bijzondere ub-bezit streepte hij aan wat hij van belang achtte en besprak dit in de regel met meneer Verwey - een routine die tot lang na diens pensionering werd volgehouden. Laatstgenoemde, die een groot respect voor Gers kennis van het oude boek had,Ga naar eind11 nam dan op zijn beurt daags voor de veiling met mij contact op om de door hem en Ger voor de ub gewenste nummers aan mij door te geven. Een enkele maal kwam het wel eens voor dat een door hen opgegeven nummer in het veilingoverleg sneuvelde - het was altijd een kwestie van geven en nemen. Ger, door mij hiervan op de hoogte gebracht, had hier altijd de grootste moeite mee. ‘Je hebt je weer laten inpakken’, brieste hij dan door de telefoon. | |
[pagina 91]
| |
Dezelfde veiling. Vooraan de tafel zittend - sigaar in de hand - Ger Brouwer. Foto: Kors van Bennekom, Amsterdam
Zo ook toen we een paar door meneer Verwey op een veiling bij Mak van Waay ontdekte en door hem als Amsterdams aangemerkte banden aan een andere bibliotheek hadden moeten laten. Tegen zijn gewoonte in liet ook de oud-bibliothecaris over deze gang van zaken duidelijk zijn misnoegen blijken. De ‘oplossing’, zo besloten meneer Verwey en schrijver dezes (als penningmeester en als secretaris van de Vereniging van Vrienden van de uba waren we wel eens ondeugend), zou bij de Vrienden kunnen liggen en we vroegen, zonder Ger Brouwer hiervan in kennis te stellen, aan de antiquaar Nico Israel om het betrokken nummer voor de Vrienden te kopen. Toen ik de dag na de veiling Ger belde om te vragen wat ons toegeslagen was, vertelde hij met duidelijk leedvermaak dat hij ‘de jongens die die banden zo nodig moesten hebben’ aardig had opgejaagd, maar dat ze uiteindelijk voor een idioot bedrag door Nico Israel waren gekocht! Er zijn toen wel enige harde woorden over het ‘opjagen’ gevallen, maar toen de aap uit de mouw kwam, reageerde Ger lachend met een ‘eigen schuld, dikke bult’. Om onduidelijke redenen werd overigens de rekening van Nico Israel niet door de Vrienden, maar door de ub betaald! | |
Ger als bibliothecarisDe bezoekers van de kvb-bibliotheek in Ceres troffen daar, in de regel omringd door geuren van sigaar, pijp, sigaret of zelf gerold sjekkie (het was nog niet bekend dat het inademen van tabaksrook slecht voor de gezondheid was), een uiterst hulpvaardige bibliothecaris met een gedegen kennis van de door hem beheerde collecties en de wereld van het boek in het algemeen. Ger had daarbij zijn (vele) sympathieën voor wie bij wijze van spreken alles uit de kast werd gehaald en die niet zelden toestemming kregen zelf in het boekenmagazijn te snuffelen, maar sporadisch had hij op een enkele bezoeker om soms ondoorgrondelijke | |
[pagina 92]
| |
Frits van den Bosch en Ger Brouwer, gefotografeerd vlak voor de verhuizing van de Vereenigingsbibliotheek van Ceres naar het Singel
redenen de pik. Hij kon zich dan uiterst ongemakkelijk opstellen en in feite was het enige wat dan restte zich te wenden tot een van de medewerkers. Van hen was de belangrijkste Frits van den Bosch, een begaafde en vriendelijke man met een passieve beheersing van de meest uiteenlopende Oosterse en Westerse talen en een literair talent dat in een latere fase van zijn leven tot bloei kwam.Ga naar eind12 Voor hem ging geen zee te hoog als het de beantwoording van een telefonische of in de bibliotheek zelf gestelde vraag betrof. Frits bleef gedurende Ger Brouwers bibliothecariaat van begin tot eind eerste medewerker; beiden gingen tegelijkertijd met pensioen. Tot medio jaren zestig was een van de belangrijkste taken van Ger het samenstellen van het zevende deel van de monumentale catalogus van de kvb-bibliotheek, waarvan deel i in 1920 van de pers kwam. Het zou in 1965, het jaar waarin de Vereeniging haar 150-jarig bestaan vierde, gereed moeten komen en de aanwinsten uit de periode 1949-1964 dienen te bevatten. Ger slaagde erin het deel - inclusief register 944 bladzijden - tijdig klaar te krijgen en nog altijd geldt dit werk door de nauwgezette beschrijvingen en het uitgebreide register van bijna 100 bladzijden als een onmisbaar naslagwerk voor de boekwetenschap. In hetzelfde jubileumjaar richtte Ger een aan de bibliotheek en het boek gewijde stand in op de Nationale Boekenmarkt in de rai, waarin hij en schrijver dezes van 13 tot 24 mei de talrijke bezoekers konden ontvangen. Het volgende catalogusdeel viii, bewerkt door tweede medewerker Trees Jurres-van den Heuvel, verscheen in 1979. In dit deel - een supplement op het in 1934 verschenen deel iv - zijn de fonds-, antiquariaats- en magazijncatalogi, alsmede de catalogi van fondsveilingen en boeken-, prenten- en tekeningenveilingen opgenomen; het telt 602 bladzijden, waarvan ruim 100 register. Het aankoopbudget was tot eind jaren zestig marginaal, maar de voortdurende toe- | |
[pagina 93]
| |
stroom van allerlei catalogi en gelegenheidsuitgaven, en het bijhouden van de personaliaen knipselarchieven zorgden voor een overvloed aan werk. Begin jaren zestig slaagde Ger erin enkele omvangrijke particuliere collecties antiquariaats-, fonds- en veilingcatalogi binnen te halen, waardoor er plotseling enkele kubieke meters te verwerken waren - jaren werk. Bovendien had hij met diverse antiquaren en allerlei instellingen de afspraak gemaakt dat oude catalogi richting kvb-bibliotheek zouden gaan. Van de ub zelf kwam ook het nodige, maar de echt mooie catalogi bleven daar; ‘die liggen in het tuinhuis van meneer Verwey’, zei Ger dan met spijt in zijn stem.Ga naar eind13 De toestroom van boeken was niet bepaald evenwichtig: er kwam met enige regelmaat iets binnen dat de kvb zelf ten geschenke had gekregen en soms stuurde de ub iets waar men zelf geen bestemming voor had. Het budget waarover Ger beschikte was niet groot; daar kwam pas begin jaren zeventig verbetering in. Bij wat hij aanschafte, lag de nadruk op Angelsaksische vakliteratuur; duidelijk was te merken dat Ger - evenals zijn voorganger Guus Sötemann - anglofiel was. Er kwam wel enig materiaal uit West-Duitsland, Frankrijk, Italië en de Scandinavische landen binnen, maar praktisch nooit iets van achter het IJzeren Gordijn - Ger was fel gekant tegen het communisme en van drukwerk van die zijde was in zijn optiek weinig te verwachten. Aan deze ongewenste acquisitiepolitiek kon ik zelf in 1968 een einde maken. In dat jaar had de nieuw aangetreden bibliothecaris prof. dr. S. van der Woude me benoemd tot conservator Zeldzame & Kostbare Werken (zkw) en vakreferent boek- en bibliotheekwetenschap. Hiervoor had ik een ruim budget toegemeten gekregen en waar ik in het begin vooral de aandacht op richtte was materiaal waarvan ik wist dat het in de kvb-collectie ontbrak. Ger voelde zich bedreigd: ik kwam op zijn terrein en de verhouding bekoelde. Gelukkig werd een compromis gevonden: al het boekwetenschappelijk materiaal dat niet in een handboekerij op de ub werd geplaatst zou de signatuur ‘Zaal Boekhandel’ krijgen en zo opgenomen kunnen worden in de catalogus van de kvb; bovendien zou Ger uit door de ub verworven collecties op het gebied van boek- en drukkunst wat daaruit nog niet aanwezig was in de kvb-collectie kunnen opnemen. De vrede was getekend en de kvb-bibliotheek voer er wel bij. Zo kon zij in de loop der jaren fors worden uitgebreid met werken uit de papierhistorische collectie Labarre, de Tetterode Collectie, de bibliotheek van het Koninklijk Nederlands Verbond van Drukkerijen en andere verzamelingen. Het meest geraadpleegd werden overigens de personaliamappen, de prospectussen, de fonds- en veilingcatalogi, en de archieven van het Amsterdamse Boekverkopersgilde en het Luchtmans-archief.Ga naar eind14 Aanvankelijk werd de bibliotheek door de kvb-leden - en ook door leden van de knub - regelmatig en goed bedacht met door de betrokkenen uitgegeven prospectussen, voor- en najaarslijsten, fondscatalogi, gelegenheidsuitgaven en dergelijke, maar aan het eind van de jaren zestig begon de betrokkenheid van het vak met de eigen bibliotheek terug te lopen - dit tot verdriet van Ger. Tegen het eind van zijn loopbaan spuide hij in de rubriek ‘Grieven’ van het Boekblad (nr. 35, 09-09-1983) hierover nog eens zijn gal, besluitend met de woorden ‘misschien dat de uitgevers door deze grief weer eens aan onze bibliotheek gaan denken’. Nu was Ger wellicht op het punt van acquisitie te weinig vasthoudend; frapper toujours lag niet in zijn aard en ook in de Commissie voor de Bibliotheek was zijn rol bescheiden; in de woorden van (oud-)voorzitter Chris Schriks: ‘Brouwer hield zich altijd op de achtergrond en zei niet veel - meer het type van de kamergeleerde’ - meer een vakbekwame, noeste uitvoerder, dan een bevlogen initiator, zou ik daaraan toe kunnen voegen. Van Gers kennis van het vak en de ub-collecties, en zijn goede relaties in de boekenwereld, heeft de ub menigmaal kunnen profiteren. Een paar voorbeelden mogen hier vol- | |
[pagina 94]
| |
staan. Al in de jaren vijftig was Ger prijsbanden gaan verzamelen en de enkele verzamelaars op dit gebied uit die dagenGa naar eind15 waren Ger bekend; zo kon hij in 1965 bemiddelen bij de verwerving van de prijsbandencollectie van de Amsterdamse gemeente-archivaris mr. W.F.H. Oldewelt.Ga naar eind16 Gers eigen collectie prijsbanden die in 1962 al vrijwel een wand in zijn huiskamer vulde, kon na zijn pensionering dankzij bemiddeling van antiquaar Bob de Graaf voor een zeer goede prijs aan de bibliotheek van Texas University in Austin worden verkocht. Ook bij de aankoop van de omvangrijke collectie oude drukken die de Arnhemse verzamelaar Bervoets had bijeengebracht, speelde hij een belangrijke rol; niet alleen wist hij van de drie namens de ub bij de aankoop betrokkenen beter dan bibliothecaris Van der Woude en ik welke werken al in de ub aanwezig waren, maar hij kon ook door zijn ervaring op de boekenveilingen als geen ander tot een goede prijsbepaling komen.Ga naar eind17 | |
Ger als chef en collegaNa een bizar verlopen sollicitatiegesprekGa naar eind18 werd ik begin november 1962 als assistent op de kvb-bibliotheek aangesteld. Als student had ik weliswaar enkele jaren in Amsterdam bij de Engelse importboekhandel Jacs. G. Robbers en in Utrecht in de algemene boekhandel S. van der Galie v/h M. Vet gewerkt, maar al snel had mijn nieuwe baas Ger Brouwer in de gaten dat ik een volstrekte nitwit was als het ging om de fysieke aspecten van boeken en ander drukwerk. Met de woorden ‘Leest u dit eerst maar eens’ legde hij nog voor het jaar verstreken was A.A.M. Stols, Het werk van S.H. de Roos op mijn bureau; ik las het boek thuis, raakte gefascineerd en vroeg Ger (toen nog ‘meneer Brouwer’) om meer literatuur. Hij had er aardigheid in om te praten over wat ik gelezen had en na het boek over De Roos, volgden de bekende werken over Van Royen, Van Krimpen, Nypels, Stols en anderen. Ger was ook wat je noemt een letterfreak; als hij een boek in handen kreeg dat naar zijn mening typografisch áf was, rustte hij niet voordat hij me alle details ervan, met nadruk op de toegepaste letter, had toegelicht. Hij wees me op de eigenaardigheden van de verschillende lettertypen, gaf me een doublet van Groenendaals Drukletters cadeau, adviseerde me A.F. Johnson, Type designs, 2nd edn. (1959) aan te schaffen - ik deed het dezelfde dag nog bij boekhandel Kirberger & Kesper aan de Oude Turfmarkt - en binnen niet te lange tijd deden we bij ieder boek dat voor de bibliotheek binnenkwam het spelletje wie het eerst het betrokken lettertype kon vaststellen. Er ging geen dag voorbij of de Encyclopaedia of type faces, 2e dr. (1958), van William Turner Berry werd ter hand genomen. Al snel noemden we elkaar bij de voornaam (begin jaren zestig nog niet zo gebruikelijk) en Ger was zo'n goede en enthousiasmerende gids in de boekenwereld dat mijn studie Engelse taal- en letterkunde op een laag pitje kwam te staan. Op zijn advies ging ik de colleges van prof. De la Fontaine Verwey in de ub volgen, en omdat je volgens Ger geen band kon beoordelen als je niet zelf had leren boekbinden, liet ik me overhalen de bindcursus op maandagavond aan de Amsterdamse Grafische School te volgen - Ger had dat zelf al enkele jaren gedaan. De winterseizoenen 1963 en 1964 was ik op de maandagavonden voor het avondeten uitgenodigd bij de gastvrije Brouwers - altijd een hartelijke ontvangst en genieten van de voortreffelijke kookkunst van Gon Brouwer en daarna op mijn motor (jawa 250 cc) met Ger achterop naar de ags in de Dintelstraat. Voor mij waren de vier jaren werk in Ceres bepalend voor mijn verdere leven: niet als leraar Engels voor de klas, maar een loopbaan in de ub en dankzij Ger een onuitblusbare liefde voor boek- en drukkunst en de kvb-bibliotheek. Dit alles was mij uiteraard nog onbekend toen ik, amper een paar weken in dienst, op een | |
[pagina 95]
| |
ochtend getuige was van een bizar incident dat me 's avonds thuis deed afvragen waar ik in hemelsnaam in terecht was gekomen en dat me nog altijd in het geheugen gegrift staat. Op de bewuste ochtend hoorde ik rechts van me, uit de richting van collega Frits van den Bosch, een aantal harde, ritmische klappen opklinken. Uit mijn ooghoeken tersluiks opzij kijkend, zag ik dat mijn buurman met de platte kant van een lange liniaal op zijn bureaublad sloeg. Juist toen ik me ging afvragen of dit wellicht een nieuwe methode was om de ochtendkoffie aan te kondigen, riep hij met luide stem: ‘Ik háát boeken! Ik háát boeken!’ Ger nam zijn pijp uit de mond en riposteerde snel en puntig: ‘Dan kun je beter niet in een bibliotheek werken, jongen.’ De reactie van Frits was ronduit verbazend. Nogmaals ‘Ik háát boeken’ uitroepend, pakte hij uit het rijtje voor hem staande naslagwerken een deel van de gebonden idil-catalogus en scheurde dit vervolgens in één ruk doormidden - op zich een knappe prestatie. Als door een katapult afgeschoten stond Ger seconden later naast Frits, legde zijn arm op diens schouder en zei: ‘Ga maar naar huis jongen, ik zie je morgen wel weer.’ Waarop Frits vertrok. Ger verontschuldigde zich voor het opmerkelijke gedrag van onze collega en weet dit aan privé-omstandigheden. De volgende dag verscheen Frits weer op het werk, er werd niet meer over het voorval gesproken, business as usual. Ger voorzag de catalogus van een nieuwe band en tot een dergelijke uitbarsting kwam het, voorzover mij bekend, daarna gelukkig niet meer. Er werd overigens - zeker tijdens de koffie- en theepauzes - heel wat afgelachen door de drie heren die niet wars van een goede anekdote waren. Toen ik eind 1966 naar de ub aan het Singel geroepen werd om tijdelijk het beheer van de Handschriftenkamer op me te nemen, liet ik op Ceres twee vrienden achter. | |
GifkikkerBezoekers die zich Ger Brouwer herinneren als de hoffelijke, rustige gastheer die hen altijd vriendelijk en behulpzaam tegemoet trad - meestal het geval - zullen verbaasd zijn hier te lezen dat hij evenzeer een gifkikker kon zijn. Driemaal was ik daar zelf getuige van. De eerste keer betrof het een medewerker van de ub-kaartenzaal die ik in de tijdelijke opslagruimte in Ceres betrapte toen hij met een grote bordschaar de randen (inclusief alle eigendomskenmerken) van oude kaarten aan het afsnijden was. Op mijn vraag naar de reden voor dit vandalisme was het antwoord: ‘Opdracht van de conservator.’ Ger, hiervan op de hoogte gebracht, ging onmiddellijk poolshoogte nemen. Hoewel de zaak hem eigenlijk niet aanging, was hij als bibliofiel en wetenschapsman zo geschokt dat hij ter plekke furieus, maar in keurige bewoording, tegen de argeloze man van leer trok. Terug in de bibliotheekzaal greep hij de telefoon en kondigde met van ingehouden ergernis trillende stem bij directiesecretaresse mej. Jongejeugd zijn komst op het Singel aan voor een gesprek met de conservator Kaarten & Atlassen. Wat er daar bij die gelegenheid gezegd is, weet ik niet, evenmin of een dergelijke opdracht ooit gegeven was, maar de heren waren sindsdien niet meer on speaking terms. Een andere maal was A. Amse, het gezaghebbende Hoofd Uitleenbureau van de ub, het doelwit. Deze imposante, bebaarde, effectieve, maar voor de leners van alle souplesse gespeende man had enkele oude veilingcatalogi geleend en, volgens eigen zeggen, met de interne post teruggestuurd. Op de kvb-bibliotheek waren ze echter niet aangekomen. Frits van den Bosch die de uitleningen verzorgde, had hierover telefonisch enkele malen een welles-nietesconversatie met Amse gevoerd, maar kwam niet verder en schoof de kwestie ten slotte door naar Ger. Een kolfje naar diens hand, want wie de bibliotheek schade berok- | |
[pagina 96]
| |
kende, kwam aan Ger zelf. Op het moment van bellen was de enige bezoeker uitgerekend dr. Van der Woude (toen nog onderbibliothecaris en nog geen hoogleraar) en het is niet onmogelijk dat Ger in diens bijzijn een show van eigen onvervaardheid ten beste wilde geven, want nadat de telefonische verbinding eenmaal tot stand was gekomen verliep de conversatie binnen een halve minuut van formeel tot een reeks zo krachtige verwensingen aan het adres van de ub aan het Singel in het algemeen en Amse in het bijzonder, dat de verbaasde Van der Woude het verstandiger achtte schielijk de zaal te verlaten. De derde vocale uitbarsting betrof een zoon van Ceres-conciërge Lieverst, een voormalig binnenschipper uit Rotterdam en navenant bespraakt. Lieverst Junior had in het magazijn op de eerste verdieping de verzameling papiermonsterboeken ontdekt en vele daarvan met allerlei tekeningen en schriftuur onherstelbaar beschadigd. Nu was ik in die tijd juist bezig deze collectie te ordenen en opnieuw te beschrijven, dus de rampspoed was spoedig ontdekt. Ger, van een en ander in kennis gesteld, ontbood de oude Lieverst en waste hem op niet mis te verstane wijze de oren over het gedrag van zijn zoon. Lieverst had alles zwijgend aangehoord, zei ten slotte ‘Meheir Brouwer, ik haalt de jonge gelijk’ en verdween. Even later gestommel op de trap, een openslaande deur, en een in onvervalst Rotterdams scheldende Lieverst die zijn zoon naar binnen duwde en de ongelukkige puber vervolgens als een voetbal richting Ger trapte, voortdurend uitroepend: ‘Zegt meheir Brouwer dattet je spijt!’ Ger begon aanvankelijk op bestraffende toon een tirade af te steken, maar kreeg al snel medelijden met de huilende jongen, slikte wat hij nog op de lever had in en zei ten slotte enigszins machteloos: ‘'t is goed Lieverst, neem je zoon maar weer mee.’ Een van de kwesties die Ger zijn hele carrière dwarszat en waardoor hij zich altijd enigszins achtergesteld heeft gevoeld, was zijn ambtelijke status. Voor de medewerkers van de ub golden destijds dezelfde regels als voor ambtenaren van de gemeente Amsterdam en het was voor niet-academisch gevormden aanvankelijk mogelijk opgenomen te worden in het rangenstelsel van de wetenschappelijke ambtenaren. Toegang hiertoe was Ger bij zijn indiensttreden verzekerd en na zijn bevordering tot adjunct-wetenschappelijk ambtenaar per 1 november 1960 rekende hij erop zich te zijner tijd wetenschappelijk ambtenaar (w.a.) te mogen noemen. Eenzelfde route hadden zijn niet-academisch gevormde ub-collega's Hans Reeser (Hoofd Systematische Catalogus) en Kees Koene (Hoofd Medische Studiezaal) gevolgd en zij waren inmiddels w.a. geworden. Toen echter een bevordering voor Ger aan de orde was, bleek de regeling vervallen te zijn! Of het hoofd van de Centrale Administratie, de heer R. Jurriaans (een ambtenaar van het type Dorknopper), de aanvraag te laat indiende is onbekend, maar vanaf dat moment sprak Ger in principe over ‘die schooiers van het Singel’, als hem van die zijde iets onaangenaams overkwam. Als bijvoorbeeld weer eens nagelaten was de medewerkers op ‘buitenpost’ Ceres in kennis te stellen van evenementen in de ub aan het Singel, als ub-raadsverslagen en andere post, of uitgeleende boeken weer eens niet, of bij het Gemeentearchief, bezorgd werden, enzovoort. | |
QuaerendoWoensdag 11 maart 1970 belde meneer Verwey me met het verzoek even bij hem langs te komen. In zijn kamer vroeg hij me of ik al gehoord had van een nieuw te verschijnen tijdschrift, Quaerendo, dat de opvolger zou moeten worden van Het Boek, waarvan de uitgave in 1967 was gestaakt. Van Ger had ik inmiddels wel iets gehoord, maar het fijne ervan wist ik niet. Meneer Verwey vertelde me daarop dat het een Belgisch-Nederlands periodiek zou worden met rubrieksredacteuren uit beide landen en een redactiesecretaris (tevens lid van | |
[pagina 97]
| |
de dagelijkse redactie) uit Nederland. Voor deze laatste post was in 1969 Ger Brouwer gevraagd; hij had de functie aanvaard en was inmiddels druk doende kopij te werven voor het eerste nummer. Op een daags tevoren gehouden vergadering van de Nederlandse redacteuren was er ongelukkigerwijs een (in de woorden van meneer Verwey) ‘vehemente woordenwisseling’ over bevoegdheden ontstaan tussen prof. Hellinga en Ger Brouwer, zo hoog oplopend dat er dingen gezegd waren die beter ongesproken hadden kunnen blijven. Het resultaat was dat Ger zich als redactiesecretaris en lid van de dagelijkse redactie had teruggetrokken; hij wilde echter nog wel aanblijven als redacteur ‘Notes and news’. Redactioneel werk van Ger Brouwer voor het eerste nummer van Quaerendo, vol. 1 (197), no. 1. Van de hier vermelde artikelen werden die van De Kruyter, Waterschoot, De Graaf, Kronenberg en Vermeeren door andere vervangen; de bijdragen van de eerstgenoemde drie werden later alsnog geplaatst, de andere twee nimmer.
Er was nu een netelige situatie ontstaan, want op donderdag 19 maart was een vergadering belegd van alle redacteuren, de Belgische zowel als de Nederlandse, waarbij de aanwezigheid van een redactiesecretaris eigenlijk wel een vereiste was. Meneer Verwey hoopte nu dat ik hem uit de aldus ontstane impasse zou willen helpen door de opengevallen plaats in te nemen. Op mijn vraag wat het werk van de redactiesecretaris zoal behelsde, was zijn luchtige antwoord: u zorgt dat via de redacteuren een evenwichtige stroom kopij binnenkomt, u zorgt ervoor dat deze indien nodig vertaald wordt, u onderhoudt de contacten met de uitgever en u zorgt ervoor dat de nummers tijdig verschijnen; hiervoor gemaakte reiskosten zullen door de uitgever worden vergoed. | |
[pagina 98]
| |
In mijn argeloosheid dacht ik: dat lijkt me wel interessant voor een paar jaar. Voorwaarde was wel dat Ger me op zeer korte termijn wegwijs zou maken. Hierover hadden meneer Verwey en Ger al contact gehad en 't bleek dat Ger mij als zijn opvolger had voorgedragen. Ik hapte toe. Ger deed inderdaad wat hem gevraagd werd - graag, goed en bovendien reeds de volgende dag. Hij bleek ook bereid jaarlijks de ‘Contents and Index’ te verzorgen en tot en met volume 22 (1982) leverde hij ieder voorjaar trouw een stapeltje oude cataloguskaartjes in, waarvan hij de blanco achterzijden met zijn Italic-vulpen had beschreven - per fiche een lemma. Voor het werk als redacteur ‘Notes and news’ bedankte hij overigens eind 1974, na wederom een heftig verschil van mening met Hellinga, die volgens Ger weer eens in zijn vaarwater was gekomen en had geweigerd dat toe te geven. Ger Brouwer spreekt in het oude auditorium van de ub Amsterdam bij zijn afscheid een woord van dank uit. Op de voorste rij, v.l.n.r. van achteren gezien, prof. dr. Ernst Braches (bibliothecaris UvA), Chris Schriks (voorzitter Commissie voor de kvb-bibliotheek), prof. mr. Herman de la Fontaine Verwey (oud-bibliothecaris Universiteit van Amsterdam), mw. Isa de la Fontaine Verwey-le Grand en Arjen Brouwer
| |
Verhuizing naar het singel; pensioenZomer 1983 verhuisde de kvb-bibliotheek ten langen leste naar de ub aan het Singel, waar op de tweede verdieping van het historische Handboogdoelengebouw een fraaie zaal in gereedheid was gebracht. Tot Gers grote verdriet konden slechts de circa 50.000 boeken een plaats in de ub-magazijnen aldaar krijgen; het overige materiaal - ongeveer tweederde van het totale plankbestand van 3 kilometer, waaronder 200 meter kvb-archief - bleef op Ceres achter in afwachting van het gereedkomen van een nieuw ub-magazijn achter het amc. Al met al een enorm karwei waar Ger, Frits van den Bosch en een tijdelijke medewerker vanaf februari door in beslag waren genomen. Of Ger echt heeft kunnen genieten van de korte periode die hij in zijn nieuwe bibliotheekzaal heeft doorgebracht, betwijfel ik. De verhuizing had twintig jaar te lang op zich laten wachten en er bleken per saldo toch nog allerhande onvoorziene inrichtings- en ruimteproblemen te zijn. Ger was officieel tot 3 maart 1984 bibliothecaris, maar nam afscheid op vrijdag 27 april in het auditorium van de ub. De Brouwers en hun zoon Arjen werden hier verwelkomd door de ub-bibliothecaris, prof. dr. Ernst Braches, waarna Ger achtereenvolgens werd toegesproken door Chris Schriks namens de Commissie voor de Bibliotheek (die Ger onder | |
[pagina 99]
| |
andere de tweedelige Filatelie Encyclopedie aanbood), dr. Hans Furstner (oud-Vereenigingsmedewerker en -redacteur), Bob de Graaf (oud-collega bij Hertzberger) en ten slotte prof. mr. Herman de la Fontaine Verwey, door Ger in zijn dankwoord nadrukkelijk beschouwd als zijn leermeester. Bij het afscheid van Ger en Frits van den Bosch, die tegelijkertijd met pensioen ging, werden tevens hun opvolgers, respectievelijk Marja Keyser en Martien Versteeg, geïntroduceerd. Ter ere van Ger was in de tentoonstellingszaal een afscheidstentoonstelling ingericht waar topstukken van de belangrijkste collecties in de kvb-bibliotheek te bezichtigen waren. Ger Brouwer met opvolgend bibliothecaris Marja Keyser
Na zijn vertrek nam Ger aanvankelijk nog een aantal jaren het bieden op veilingen voor zijn rekening, maar gaandeweg noopten zijn gezondheidsproblemen hem steeds vaker verstek te laten gaan. Eind jaren tachtig liet hij me weten dat het hem te veel werd en sedertdien zagen we hem nog slechts sporadisch op evenementen in de bibliotheek. De ernstige nieraandoening van zijn vrouw bond hem nog meer aan huis. Na jarenlang liefdevol verzorgd te zijn door Ger en zijn zoon Arjen overleed Gon Brouwer op 2 januari 2001. Het leeuwendeel van zijn bibliotheek had Ger inmiddels bij Bubb Kuyper laten veilen en geplaagd door een sterk verminderd gezichtsvermogen en andere lasten die zijn hoge leeftijd meebracht, leefde Ger langzaam zijn leven uit, verzorgd door Arjen. Toen oud-collega Sjoerd WartenaGa naar eind19 en | |
[pagina 100]
| |
ik hem op 22 november 2004 opzochten, schrokken we en we beseften, na afloop van het vertrouwde adres aan de Weesperzijde richting Berlagebrug lopend, dat we Ger vermoedelijk voor de laatste maal gesproken hadden; het einde kwam twee maanden later. Het is goed om ons Ger Brouwer te herinneren als de man die bijna drie decennia lang de Bibliotheek van de Koninklijke Vereniging voor het Boekenvak met hart en ziel toegedaan was en ook de ub Amsterdam in ruime mate van zijn kennis heeft laten profiteren. De vruchten van zijn werk zijn in vrijwel elke geleding van de collecties ruimschoots voorhanden en beschikbaar voor alle in de wereld van het boek belangstellenden. |
|