| |
| |
| |
Verschenen boeken
Pierre Delsaerdt & Marcus de Schepper (red.), Letters in de boeken. Liber amicorum Ludo Simons. Uitgeverij Pelckmans, Kapellen 2004, 367 p., ISBN 9028935606. €24,95
Ludo Simons, hoofdbibliothecaris van de Universiteit Antwerpen en hoogleraar aan de universiteiten van Antwerpen en Leuven, maar in de eerste plaats spin in het web van de Vlaamse boekenwereld, ging eind 2004 met emeritaat. Tientallen collega's boden hem deze bundel aan. Anders dan de hier verderop gesignaleerde bundel voor Joost Kloek, is dit boek een samenraapsel van bijdragen die niet alleen in kwaliteit, maar ook in pretentie en qua onderwerp mijlenver uit elkaar liggen. Anton Korteweg bijvoorbeeld levert een als gedicht vermomde brief in, Kees Fens schrijft een flinterdun portret van de gehuldigde en Jo Giseken komt met een gedicht dat wel niet over de gehuldigde zal gaan. Maar er staan in dit boek ook bijdragen van grotere importantie, zoals van Berry Dongelmans, die op basis van het Nieuwsblad voor den Boekhandel de visie van de Nederlandse negentiende-eeuwse boekenwereld op die van Vlaanderen bestudeert en van Anne Marie Musschoot, die een merkwaardig detail in de geschiedenis van uitgeverij Manteau behandelt. Manteau begon tijdens de Tweede Wereldoorlog op verzoek van de Duitse bezetter aan een Verzameld Werk-uitgave van Karel van de Woestijne, die de dichter ‘dekadent aber wertvoll’ achtte. Zelf zei Angèle Manteau hierover dat de Duitsers voor haar uitgeverij kozen, omdat het karwei waarschijnlijk niet klaar zou kunnen zijn voordat de oorlog afgelopen was, zodat een ‘foute’ uitgeverij de zaak niet tot een einde zou kunnen brengen. Die verklaring van haar is al eens aangevochten door Boon-kenner J. van Hattem: ‘Wij gaan hier niet op deze discussie in’, zegt Musschoot in een noot. Voor de uitvoering van het verzameld werk werd contact gelegd met Jan van Krimpen, die nogal aangebrand reageerde toen er kritiek van Herman Teirlinck kwam op het ontwerp. Letters in de boeken kent ook enkele artikelen over boekenverzamelaars, zoals F.A. Snellaert, in een
artikel van Marcel de Smedt, en Emile van Heurck en G.J. Boekenoogen, in een bijdrage van Alfons K.L. Thijl. De Vlaming Van Heurck en de Nederlander Boekenoogen waren allebei verzamelaars van ‘volksboeken’ maar legden daarbij uiteenlopende criteria aan. Klein maar leuk is ook het artikel van Jan Pauwels over De Nederlandsche Boekhandel en de moeizame uitgave van het boek Geschiedenis der Vlaamsche Letterkunde, ‘de Vlaamse imitatie van het werk van Jan ten Brink’, die maar liefst twaalfjaar in beslag nam. Er zijn voorts bijdragen over het hedendaagse boekenvak van Annette Portegies - dat leest als een column -, van Houtekiet-uitgever Leo de Haes over de problemen van literaire uitgevers, en een matig stuk van Laurens van Krevelen, die het heeft over alternatieve verkoopkanalen voor literatuur, maar bij de geschiedenis daarvan soms de plank misslaat, bijvoorbeeld waar hij schrijft over negentiende-eeuwse boekdistributie. Verder staat er meest literatuurgeschiedenis in deze huldebundel. Met het oog op de toekomstige Ludo Simons-kunde is alvast een 55 pagina's tellende, chronologische bibliografie van de werken van Ludo Simons opgenomen, die bovendien ontsloten is op onderwerp, op coauteurs en op periodieken. Dat Ludo Simons zijn loopbaan in 1957 begon met een artikel ‘Mien moderspraak’ in het tijdschrift Germania is toch wel ontroerend, (lk)
| |
Jennie Erdal, Altijd een ander. Roman. Vertaling Froukje Slofstra. Oorspr. titel Ghosting. Uitgeverij Cossee, 2004.288 p. ISBN 90 5936 0532, €19,90
Dit is een boek dat in de landelijke pers weinig aandacht heeft gekregen, maar in geen enkele kast van een boeken-over-boekenlezer mag ontbreken - ook omdat het lekker wegleest. We hebben hier met een heuse sleutelroman van doen,
| |
| |
maar die sleutel is voor Nederlandse lezers minder gemakkelijk te herkennen. Het verhaal speelt zich af in de Londense boekenwereld en de hoofdpersoon is Jennie Erdal zelf. Zij is hier de jonge vrouw, die begin jaren tachtig kennis maakt met de flamboyante uitgever die iedereen ‘Tijger’ noemt. Tijger vraagt haar voor vertaalwerk en af en toe een redactieklus, wat ze als freelancer op zich neemt. Ze is in meer opzichten een buitenstaander in zijn uitgeversbedrijf, waar alleen hupse jonge meisjes werken die hun nagels lakken en ogenschijnlijk nog nooit een boek gelezen hebben. Maar Tijger ziet haar kwaliteiten en roept haar hulp in bij een interviewboek ‘Women’ dat hij van plan is samen te stellen en uit te brengen. Hij interviewt driehonderd beroemde vrouwen wereldwijd, zij werkt de interviews uit en maakte er mooie stukken van - anoniem, dat spreekt. Het wordt een succes, het boek wordt zelfs in diverse landen vertaald. Tijger gaat verder en bedenkt nu een roman, die Jennie Erdal moet schrijven. Hij viert er triomfen mee, zij raakt ondertussen verwikkeld in een scheiding en ziet het schrijven van de talrijke seksscènes als een kantoorbaan. Ze schrijft ook de particuliere correspondentie voor Tijger, zelfs zijn liefdesbrieven. Bij dat alles houden de inmiddels alleenstaande moeder annex huisvrouw en de jetsetgentleman met zijn luxe leventje een goed contact: Altijd een ander is niet uit wrok geschreven. Ook de roman wordt een succes en dus wil Tijger nog méér op zijn naam zetten. Hoe het verder afloopt moet iedereen zelf maar lezen. Jennie Erdals boek kreeg in Engeland veel aandacht, omdat menigeen wel wist dat achter Tijger de miraculeuze uitgever Nairn Attallah schuilgaat. Deze nu 73-jarige Brit kwam in 1949 als straatarme Palestijn naar Engeland, waar hij onder meer de uitgeverijen Quartet Books en The Women's Press opzette. De Britse pers heeft hem
om een reactie op Erdals onthulling gevraagd, waarop hij antwoordde: ‘Ik kon altijd al goed iemands talent herkennen.’ En inmiddels is hij, toch een weinig in zijn eer aangetast, echt zelf een roman aan het schrijven, die onder de titel The Old Ladies of Nazareth zal verschijnen. Maar helemaal zeker weten doen we dat natuurlijk niet, na lezing van Altijd een ander. Voor wie het schandaal verder koud laat, staan er mooie passages in over het schrijven en vertalen, en het schrijverschap, zoals deze observatie: ‘Wat het vele lezen betreft, er is, jammer genoeg, geen causaal verband tussen het hebben gelezen van romans en het talent er één te schrijven.’ Altijd een ander is een ideaal vakantieboek, (lk)
| |
James Jacob Fehr & André Bouwman, Legatum Stolpianum. History and Archives of the Leiden Prize Competitions in Natural Theology and Moral Philosophy, 1754-2004. Leiden, Leioden University Library 2004. 288 p., geïll., pap., €30
Op 16 september 2004 werd in de ub Leiden een boek over het archief en de geschiedenis van het Legatum Stolpianum gepresenteerd. Het Legatum Stolpianum is een van de oudste wetenschappelijke prijzen en waarschijnlijk de oudste in Europa op het terrein van godsdienst en ethiek. De prijs is ingesteld door een legaat van Jan Stolp (1671-1753). Bij het tweehonderdjarig bestaan van het Legatum Stolpianum, in 1953,
| |
| |
schreven de curatoren een prijsvraag uit. De destijds gevraagde geschiedenis van het Legatum Stolpianum is thans geschreven door dr. James Fehr, een Canadese onderzoeker die als Scaliger fellow bij de ub Leiden heeft gewerkt, en André Bouwman. Het archief van het legaat is uitzonderlijk goed bewaard gebleven; zo zijn er uit de periode tot 1787 380 manuscripten met begeleidende brieven, soms inclusief het verpakkingsmateriaal, bewaard gebleven. Het notulenboek van het curatorium, dat aanvangt in 1753, wordt tot op de dag van vandaag gebruikt. De beschrijving van het archief en de geschiedenis van het legaat biedt een unieke toegang tot de intellectuele geschiedenis in Nederland en Europa (want de prijs kreeg ook buiten de Nederlanden aandacht), in het bijzonder van de tweede helft van de achttiende eeuw maar ook van de periode daarna. (KvO)
| |
H.J.A. Hofland, Mijlpalen, [Leiden,Burgersdijk & Niermans, 2005], geïll., 20 p., geen ISBN
Een paar jaar geleden kon je het voor het eerst in de krant lezen: wij leven tegenwoordig in een beeldcultuur. Dat er wat dat betreft niets nieuws onder de zon is, toont H.J.A. Hofland aan met zijn boeiende, columnachtige verhaal in Mijlpalen. Hofland vertelt over zijn eerste ‘leeservaringen’ in 1933, toen hij als kind van zeven jaar de boekenkast van zijn ouders afschuimde en zodoende de wondere wereld van het boek ontdekte. Daarbij raakte hij vooral geboeid door de plaatjes in die boeken. Twee van die ‘beeldbepalende’ illustraties die de lezer Hofland gevormd hebben, staan ook in deze uitgave afgebeeld.
Bijzonder aardig is het om te lezen hoe Hofland een parallel trekt tussen De roes der misdaad van H. Ashton-Wolfe, een boek dat hij voor het eerst las in zijn jeugd, en Laughter in the Dark van Vladimir Nabokov, een boek dat hij pas op veel latere leeftijd in handen kreeg. Beide boeken zijn voor Hofland ‘Levensboeken’. En een levensboek heet zo, ‘niet omdat er kostbare wijsheid in is opgehoopt, weergaloze spanning wordt gewekt, unieke wetenschap geopenbaard, maar omdat ze langzamerhand worden tot een onmisbaar geheel dat bij je bestaan gaat horen. Ze houden je een leven lang gezelschap, zoniet materieel, dan toch in je herinnering.’
Mijlpalen werd in januari van dit jaar als nieuwjaarsgeschenk verspreid onder de relaties van antiquariaat/veilinghuis Burgersdijk & Niermans te Leiden. Voor de typografische verzorging van dit boekje op klein formaat [6,7 × 10 cm) met los stofomslagje en bijpassend nieuwjaarswenskaartje tekende Henk de Bruin uit Voorschoten, (iv)
| |
Frank Huysmans, Jos de Haan, Andries van den Broek, Achter de schermen: Een kwart eeuw lezen, luisteren, kijken en internetten scp/Den Haag 2004. 297 p. ISBN 90 37701 29 9 €24,50
In het najaar van 2004 verscheen een naargeestige studie van het Sociaal Cultureel Planbureau, onder de titel Achter de schermen, opvolger van het in 1995 verschenen rapport Leesgewoonten. Het rapport stemt treurig, niet omdat het saai of slecht geschreven is, maar puur omdat de onderzoeksresultaten erop wijzen dat wij in Nederland aan het begin staan van het langzame verdwijnen van het papieren boek als alledaags medium. Volgens Paul Schnabel, directeur van het scp, is de huidige tendens in de samenleving te vangen onder de vijf i's: individualisering, informalisering, informatisering, internationalisering en intensivering. Al deze tendensen hebben effect op het lezen en op de boekcultuur. Elke nieuwe generatie telt minder lezers van boeken, kranten en tijdschriften dan de vorige, zo luidt één van de conclusies van dit rapport. Zo las in het jaar 2000 van de 50-65-jarigen nog 35% een boek, 66% een tijdschrift en 80% een krant. Maar onder 20-34-jarigen waren deze percentages respectievelijk 27, 46 en nogmaals 46. Wat nog het meest opvalt, is dat er onder de Nederlanders een scheiding der geesten heeft plaatsgevonden. Men leest of men leest niet, en daar zit weinig tussen. Want hoewel de hoeveelheid tijd die aan boeken wordt besteed sinds 1975 is gedaald met een derde, gaat het toch voorname-
| |
| |
lijk om een daling van het aantal boekenlezers. De echte boekenliefhebbers lezen nog vrijwel evenveel als drie decennia geleden, maar deze lezers worden dus meer en meer een ‘sekte’. De overigen beperken zich steeds vaker tot internet. Dat heeft gevolgen voor de media en het beleid dat daarmee gepaard gaat. Het is nu al zo dat media met elkaar samenwerken, krant en internet bijvoorbeeld. Het doel en de functie van het medium is in feite belangrijker dan de vorm waarin deze zich manifesteert. De onderzoekers veronderstellen dat in de toekomst daarom meer zal worden gekeken naar de functies die de media vervullen dan naar de aard van het medium in kwestie. Media kunnen verschillende functies vervullen: informeren en opiniëren, amuseren, verbinden (communicatie), socialiseren en integreren. Het betekent al met al voor het papieren boek, dat de overheid mogelijk niet langer uit zal zijn op het in stand houden van de boekcultuur, omdat de functies die het boek vervult, kunnen zijn overgenomen door andere media. Het staat er wat terloops, maar de klap dreunt nog na. Gelukkig is dit rapport, dat vol staat met belangrijk cijfermateriaal en overzichtelijke grafieken, als papieren boek verkrijgbaar. Maar het is een aardige testcase: wie het als boek in de kast wil zetten, zal er €24,50 voor moeten neertellen. Wie slechts kennis wil nemen van de inhoud en niet maalt om een boek meer of minder, surft naar de website van het scp waar het kosteloos kan worden gedownload. ( lk)
| |
Gert Jan Johannes e.a. (red.), Een groot verleden voor de boeg. Cultuurhistorische opstellen voor Joost Kloek. Aangeboden bij het afscheid van prof dr J.J. Kloek als hoogleraar Sociale geschiedenis van de literatuur aan de Universiteit Utrecht, Primavera Pers, Leiden 2004, 276 p., ISBN 90 59970 2 17 €25,50
Vorig jaar nam Joost Kloek als hoogleraar afscheid van de Utrechtse universiteit en ter gelegenheid daarvan werd hem deze bundel aangeboden. Zoals bij zoveel huldebundels staan er in dit boek goede, minder goede en enigszins povere artikelen. Maar de bundel is hoe dan ook voor boekhistorici interessant. Voor menig Boekenwereld-lezer zal Kloek vooral de man zijn achter het Van Benthem & Jutting-project, dat hij samen met W.W. Mijnhardt op touw zette en dat tot doel had in kaart te brengen welke mensen welke boeken kochten bij deze vroeg-negentiende-eeuwse Middelburgse boekhandelaar. De neerlandicus denkt bij Kloek ook aan zijn receptieonderzoek met betrekking tot werk van Goethe in negentiende-eeuws Nederland. De opstellen in deze bundel waaieren ook naar beide kanten uit. Er zijn bijdragen die de achttiendeen negentiende-eeuwse literatuur, receptie en geschiedenis betreffen en er zijn echte boekhistorische bijdragen. B.P.M. Dongelmans en José de Kruif nemen beiden in kort bestek de geschiedenis van één boek als uitgangspunt, De historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart, van Wolff en Deken, en Don Quichote van Cervantes in de Nederlandse vertaling. Evelien Koolhaas-Grosveld schrijft over prentuitgever Maaskamp, Lizet Duyvendak heeft het in een enigszins schools artikel over de slechte reputatie van het romanverslindende leesgezelschap als instituut in de negentiende eeuw. Helleke van den Braber behandelt de financiële last van literair idealisme bij uitgeverijen Van Dishoeck en Van Oorschot, waarbij voor gegevens over Van Oorschot ook gebruikgemaakt is van
| |
| |
nieuw archiefmateriaal. We weten nu dat Van Oorschot bij Het Parool, de Centrale Arbeiders Levensverzekeringsbank en zelfs bij de vara om geld heeft gebedeld, en dit soms ook kreeg. Voor de zeven delen van het verzameld werk van P.N. van Eyck kreeg hij van de overheid ongeveer 61.000 gulden, gerekend over de jaren 1957-1961. Ook Johan Polak was een geldschieter voor deze collega-uitgever. Een groot verleden voor de boeg telt verder twee bijdragen over kinderboeken rond 1800, van Arianne Baggerman en Jeroen Salman. Zo presenteert Salman hier de resultaten van een systematisch onderzoek naar recensies van kinderboeken in de Vaderlandsche Letteroefeningen. Hij kan concluderen dat, hoewel dit tijdschrift ideologisch niet onafhankelijk was, ‘er geen bewijzen gevonden zijn van belangenverstrengeling of “een-tweetjes” tussen uitgevers en auteurs’. Zo'n onderzoek schreeuwt erom te worden toegepast op de huidige literaire kritiek. De elf artikelen worden besloten met een opgave van alle publicaties die J.J. Kloek tussen 1972-2003 het licht deed zien. (lk)
| |
Kaba-Ornament, Amsterdam, Uitgeverij de Buitenkant/Zetterij Chang Chi Lan-Ying/Offsetdrukkerij Jan de Jong/Bram de Does, 2005. Ongepag., geïll., geen ISBN
Kaba-ornament is het tweede nieuwjaarsgeschenk dat hier wordt gesignaleerd. Met deze Koppermaandag-uitgave wil het ‘kwartet van Jan de Jong c.s.’ niet alleen de aandacht vestigen op een nieuwe uitgave over het Kaba-ornament die in de loop van dit jaar zal verschijnen, maar ook op hun 25-jarig bestaan en de daarmee samenhangende activiteiten (gelukkigen ontvangen hierover te zijner tijd een mailing, zo staat in het begeleidend schrijven). Daarnaast is het natuurlijk ook gewoon bedoeld als vriendelijk gebaar naar alle vrienden en relaties. Voor wie het verschijnsel Koppermaandag onbekend is, staat in het colofon een korte uitleg: ‘Koppermaandag valt op de eerste maandag na Driekoningen (6 januari) en is de dag van de drukkersgezellen. Zij gingen vroeger met zelfgedrukte prenten of kalenders bij klanten langs om ze aan te bieden. Van het hiervoor ontvangen “kopper” geld werd er feest gevierd.’
Kaba-ornament telt slechts een bladzij of tien, maar is prachtig uitgevoerd. Het opent met Sonnet 801 van Jan Kal over de Haarlemse heiligen en bestaat verder uit reproducties van schetsen die Bram de Does maakte van slechts één asymmetrisch ornamentje en zijn spiegelbeeld, uitgevoerd in zacht paars en winters blauwgrijs. Het resultaat van dit experiment is al een feest op zich. Het is ook zeker inspirerend voor diegenen onder ons die zich tijdens vergaderingen of besprekingen op hun werk graag onledig houden met het tekenen van droedels. Hoe dan ook, dit koppermaandaggeschenk doet in ieder geval uitzien naar de échte uitgave van dit boek. Het is verschenen in een oplage van 500 exemplaren, (iv)
| |
Mathieu Lommen (smst.), [et al.], Ontwerper en opdrachtgever: Harry N. Sierman & Querido, Reynoud Homan & Wim Quist, Irma Boom & Paul Fentener van Vlissingen. Amsterdam, Universiteitsbibliotheek Amsterdam, 2005. 39 p., geïll., geen ISBN
Dat een bibliotheek niet per definitie stoffig en ouderwets is, bewijst de ub Amsterdam opnieuw met deze kleine uitgave, die verscheen bij de gelijknamige tentoonstelling. Al sinds lang draagt de ub Amsterdam binnen haar bijzondere collecties zorg voor een aantal belangrijke ontwerpersarchieven, die van grote waarde zijn voor het grafisch-historisch onderzoek. Denk bijvoorbeeld aan het archief van letterontwerper en boekverzorger S.H. de Roos, van Jan van Krimpen, van Charles Jongejans of van Gerrit Noordzij, om er maar een paar te noemen. Onlangs heeft de ub op dit terrein een drietal bijzondere collecties verworven, en wel de ‘levende collecties’ van de ontwerpers Harry N. Sierman, Reynoud Homan en Irma Boom. En dat vormde de aanleiding voor zowel tentoonstelling als boek.
Na een korte inleiding wordt van iedere ontwerper zowel verzameling, persoon als werk op een speelse manier gepresenteerd. Bijzonder aardig daarbij is het beeld dat geschetst wordt van de band tussen de ontwerper en (een van) zijn of
| |
| |
haar opdrachtgevers. Elk ‘hoofdstukje’ opent met een zwartwitfoto waar de ontwerper en de opdrachtgever samen op staan. Dan volgt een stukje ‘persoonlijk’ van de opdrachtgever, een korte biografie van beiden, een overzicht van gezamenlijke projecten en een literatuurlijstje. Dit alles gelardeerd met citaten waarin de vormgever zich uitlaat over zijn professie en kleine illustraties. Wel een beetje jammer dat de illustraties door hun grootte in het niet vallen bij de prachtige - vooral spannende - portretfoto's.
In ‘De perfectie en bescheidenheid van een superieure punt’ beschrijft uitgeefster Lidewijde Paris de band tussen Querido/haarzelf en Harry N. Sierman. Dan volgt een interview met Wim Quist over ontwerper Reynoud Homan in ‘Iemand die goed is de ruimte geven’ en ten slotte verhaalt Paul Fentener van Vlissingen in ‘Een tango voor het boek’ over zijn band met Irma Boom. Een extraatje op pagina 34 toont aan hoe verrassend het ontwerpersvak toch maar weer kan zijn. Alleen te verkrijgen in de tentoonstellingszaal van de ub Amsterdam of via www.uba.uva.nl. (iv)
| |
Willem Otterspeer, Groepsportret met dame III. De werken van de wetenschap. De Leidse universiteit 1776-1876. Amsterdam, Bert Bakker 2005.493 p., geïll., geb. €27,50
Tijdens de viering van de 430ste dies van de Universiteit Leiden werd het derde deel van Groepsportret met dame door de hoogleraar Universitaire Geschiedenis Willem Otterspeer aangeboden aan de rector magnificus van de universiteit. In dit derde deel is door Otterspeer weer een periode van honderd jaar beschreven uit de geschiedenis van de Leidse universiteit, waarbij ook wat aandacht wordt besteed aan de universiteitsbibliotheek. De Leidse universiteit was aan het eind van de achttiende eeuw volgens Otterspeer ‘als een oude koets, getrokken door oude, aftandse paarden en corrupte koetsiers’. Aan het eind van de negentiende eeuw was diezelfde universiteit ‘een calèche met frisse volbloed paarden die door ambitieuze jonge jockeys werd gemend’. De bibliotheek stond vanaf 1775 onder de leiding van de flamboyante filoloog David Ruhnkenius die de bibliotheek zeer toegankelijk maakte. Handschriften werden tot ver over de landsgrenzen uitgeleend. Het gebrek aan ruimte was het grootste probleem van de bibliotheek in de negentiende eeuw. De overgang van de Faliede Bagijnkerk, waar de bibliotheek al eeuwen was gevestigd, onderging een grondige verbouwing onder het bewind van bibliothecaris Meinard Tydeman. Maar het was vooral de benoeming van Jacob Geel (1789-1862) als bibliothecaris in 1822 die heilzaam zou blijken voor de bibliotheek: de openingstijden werden verruimd en er kwam een nieuwe indeling binnen de bibliotheek. Onder het bewind van zijn opvolger Willem George Pluygers (1812-1880) werd in samenwerking met architect J.W. Schaap een geheel nieuwe, moderne bibliotheek ontworpen en gebouwd. Het boekenbezit steeg explosief, de budgetten namen toe en catalogi werden in hoog tempo samengesteld. De weg naar de tweede Gouden Eeuw van de Leidse bibliotheek en Nederland lag open. (KvO)
|
|