In dit soort winkels is de klant niet altijd koning. Maar ze trekken dikwijls dan ook een bepaald soort bezoekers aan. Zoals George Orwell eens schreef, nadat hij korte tijd in een tweedehandsboekwinkel had gewerkt: ‘Many of the people who came to us were of the kind who would be a nuisance anywhere but have special opportunities in a bookshop.’ Dit belooft al bij voorbaat heerlijke lectuur.
De meeste antiquaren hebben reeds een lange weg in allerlei baantjes afgelegd, eer ze hun eigen werkgever zijn geworden. Want dat blijkt toch steeds hun voornaamste drijfveer: vrijheid om te handelen in de eigen tijd. Echte antiquaren hebben, om met Belle van Zuilen te spreken, geen talent voor ondergeschiktheid. Maar het blijft moeilijk te zeggen waarom het sommigen wel en anderen niet lukt. Het realiseren van die droom is meestal een combinatie van geluk en ambitie, getuige het verhaal van Julia Elton, studente IJslands en hobo, die eigenlijk met haar leven geen raad wist: als hoboïste niet goed genoeg en wat doe je met IJslands? Bij toeval loopt ze de Londense antiquaar Ben Weinreb (specialist in architectuurboeken) tegen het lijf, wordt door hem haast bevolen om haar vaders boeken op dit gebied thuis te gaan catalogiseren, krijgt vervolgens een baantje bij diezelfde Weinreb en raakt daarvan zo begeesterd dat ze haar eigen antiquariaat ‘Elton. Engineering Books’ begint.
Toch worden achter al die laconieke zelfportretten, naarmate men dichter bij het jaar 2003 komt, steeds nadrukkelijker de schaduwzijden van het boekverkopersbestaan zichtbaar. De problemen zijn bekend: minder aanbod van ‘old and rare’, groeiende concurrentie door internet, onpersoonlijke commercialisering, de recessie en vooral het verdwijnen van de kleine winkels uit de binnensteden vanwege de explosief gestegen huurprijs. Wij kennen die kaalslag natuurlijk ook in Nederland, maar voor Londen City betekende het niet minder dan een karaktermoord. Bizar genoeg zijn het dan vaak nieuwe rijken in de vastgoedsector die door fusie annex renovatie van twee of meer traditionele bookshops proberen een nieuw publiek aan te trekken. Als dat niet snel lukt, trekken ze zich meteen terug uit deze voor hen ongewone branche.
Boeiend is het hier te zien welke strategieën de overlevers (want die blijven er gelukkig volop) hanteren. Wat ze al dan niet verwachten van de twee Britse antiquarenclubs: de traditionele aba (Antiquarian Booksellers Association) en de wat gewonere pbfa (Provincial Booksellers Fairs Association), die te vergelijken zijn met respectievelijk de Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren NVvA en de Bond van Handelaren in Oude Boeken (bob). Natuurlijk is in de Engelse bookshop elke buitenlander welkom. Maar internationale contacten onderhouden alleen de grote jongens. We komen in dit boek buiten Max Elte en Nico Israel dan ook geen namen van Nederlandse handelaren tegen.
Tot de giganten behoort zeker de Ier Conor Kenny van Kennys Bookshop in Gallway. Ze leveren met een staf van veertig mensen wereldwijd alle soorten Ierse boeken, hebben daartoe een standing order van The Library of Congress voor Ierse boeken en zijn nu bezig de Chinese markt te veroveren. Kenny is er trots op dat zijn familiebedrijf reeds in 1994 met een eigen website op internet zat, naar eigen zeggen ‘only the second bookshop in the world to do so’. Als zodanig steekt hij dan ook scherp af tegen Robin Waterfield, die zijn verhaal eindigt met: ‘Thank God I missed the Internet’. Wijs lijkt mij het standpunt terzake van Michael Taylor, handelaar in moderne Press Books. Volgens hem maakt het alle verschil of men handelt in bulk, die met vrachtwagens tegelijk wordt aangevoerd, of zoals hij met een uitgelezen selectie van bijzondere boeken die niet meer dan een slaapkamer vullen.
Hoewel A Book of Booksellers rijk is aan anekdotes en treffende uitspraken, is het veel meer dan een caleidoscopische portrettengalerij. Het geeft ook een schitterend en vooral menselijk portret van de moderne samenleving: een tikje weemoedig en tegelijk vitaal.