ter tussen je vingers klem raakt. Het is een kwalificatie die zich leent voor eindeloze conversies: vierde drukken kunnen intrigerend zijn, dertiende drukken gelukstreffers en éénenzestigste drukken zijn op zich al uitzonderlijk. Twee voorbeelden van tweede drukken mogen hier volgen.
In 1980 verscheen van Gerrit Komrij een bundeling van artikelen en columns getiteld Averechts: een afwisselende bundel met stokslagen voor politici, sociologen en feministes, en met opstellen over homoseksualiteit en literatuur. Al gauw verscheen een tweede druk, die echter volgens de toenmalige bibliograaf van het Letterkundig Museum, Kees Lekkerkerker, niet kon worden onderscheiden van de eerste druk, vanwege het ontbreken van de drukvermelding. Maar toen ik het vervolg op zijn bibliografie maakte, hoefde er maar één exemplaar mét drukvermelding te worden gevonden om dat te weerleggen. De zeldzame tweede druk! Het systeem van de bibliografische kaarten van het Letterkundig Museum had een speciale kaart nodig om het te corrigeren. Het is inmiddels een obsoleet systeem, maar wel één dat er om smeekt zo snel mogelijk digitaal via internet toegankelijk te worden. Het publiceren van bibliografieën op internet heeft immers vele voordelen (geen hoge drukkosten, oneindige mogelijkheden voor uitbreiding en correctie, nationale en internationale samenwerking en respons).
Een tweede voorbeeld: Tess of the D'Urbervilles van de Engelse romancier Thomas Hardy, een verhaal over verleiding en schaamte, trouw en moord, dat door de firma Osgood McIlvaine & Co eind november 1891 werd gepubliceerd in een oplage van 1000 exemplaren. Het bandontwerp van de drie delen was van de jonge Charles Ricketts. De tweede druk heeft hetzelfde bandontwerp, maar de tekst is gezuiverd van enkele fouten. De oplage van deze druk bedroeg 500 exemplaren en verscheen eind januari, begin februari 1892. Beide sets in goede staat zijn zeldzaam, regelmatig worden gemengde sets (deels eerste, deels tweede druk) aangeboden, vaak zijn de boeken in deplorabele staat. Een groot deel van de oplage werd destijds aangeschaft door uitleenbibliotheken. Exemplaren met de etiketten van die bibliotheken leveren natuurlijk minder geld op dan ongeschonden exemplaren, maar het afweken van de etiketten maakt een set niet waardevoller, daar de band dat niet ongeschonden overleeft - het elegante, symbolistische bandontwerp wordt aangetast: de in goud gedrukte kamperfoelieranken en -bloemen op de mauve linnen band zijn dan meestal over een strook van ruim 10 centimeter vervaagd. Een set die ik onlangs zag van de tweede druk (in handen van een vriend) was op wat kleinigheden na zeer acceptabel, maar gaf aanleiding tot een vraag van ander karakter: waar schrijft de trotse eigenaar zijn of haar naam? Voorin op het schutblad lijkt me een favoriete plek, rechtsboven in de hoek. In dit geval echter is het anders gedaan. De naam staat niet op de schutbladen voorin, niet op de franse titelpagina, niet op de titelpagina zelf - toch vaak een pagina voor gekrabbel van diverse aard - nee, de eigenaar zocht het verderop en ging voorbij aan het voorwoord (de ‘explanatory note’ van de auteur), de inhoudsopgave en de tussentitel (‘Phase the first: The Maiden’) om te belanden op het tweede blad van het tweede katern, boven het begin van de eigenlijke
tekst, linksboven op een rechterpagina, tegen de bovensnede aan, waar de handtekening in blauwe inkt prijkt: Jowers-Clark. Ook in deel twee heeft de eigenaar zo de naam geplaatst, deel drie bleef zonder eigendomskenmerk. Er zijn geen andere namen of ex-libris in het boek aangebracht. Is het bedoeld om het eigendomskenmerk te zetten op een plek die niet te verwijderen is? Is dit een meer voorkomende gewoonte?
Naschrift redactie: Paul van Capelleveen zal deze rubriek met enige regelmaat gaan verzorgen.