vraag is echter: kan men de gegevens over de boekenwereld in Verloren illusies als historische bron gebruiken?
Wij weten dat Balzac - evenals zijn beide personages een jager op geluk, geld en glorie - tussen 1825 en 1828 in Parijs aan het hoofd stond van een uitgeverij, een drukkerij (met een hele rij Stanhope-persen) en een lettergieterij. De hele onderneming liep uit op een faillissement, en de woedende uitval in de roman tegen bankiers en advocaten - deze bladzijden lijken wel een schotschrift - vindt zijn oorzaak in zijn eigen ervaringen. Of deze mislukking geweten moet worden aan incompetentie van de schrijver of aan de tussen 1826 en 1830 heersende economische crisis in het boekenvak, is niet eenvoudig vast te stellen. In ieder geval leverde het hem een grote kennis van de boekenwereld op, ook al hebben scherpslijpers enkele kleine onjuistheden in beschrijvingen in de roman vastgesteld. Deze kennis van zaken betekende dat, toen Balzac zich geheel aan de literatuur ging wijden, zijn uitgevers geen gemakkelijke auteur in huis haalden. Hij hield zich ook na 1828 bezig met ideeën over het goedkoop produceren van boeken in hoge oplagen, en hoewel hij zich niet actief met de papierindustrie bemoeid heeft, geeft de roman het grote probleem goed weer: het tekort aan lompen zette uitvinders ertoe aan naar andere, goedkopere grondstoffen te zoeken. Al in de achttiende eeuw zijn er experimenten met plantaardige grondstoffen bekend (in het bijzonder die van Schaeffer) en in de eerste helft van de negentiende eeuw zijn vele Franse patenten toegekend, maar tot productie van enige betekenis is het niet gekomen. Wat Balzac in 1843 niet wist, was dat de oplossing van het probleem nog in de jaren veertig gevonden zou worden in houtslijp als grondstof (uitvinding van Keller). Overigens vindt de wijze waarop een uitgekookte papierfabrikant Davids patent steelt, een historische achtergrond in de overdracht van het patent van de uitvinding van machinaal vervaardigd papier door Robert naar diens werkgever Léger Didot.
De historicus kan vaststellen dat Balzac feiten en sfeer van de veranderende Franse boekwereld in het begin van de jaren twintig van de negentiende eeuw goed getroffen heeft (in het bijzonder de verbreiding van de ijzeren Stanhope-pers rond 1820), maar - evenals bij het beeld van het verzet in de oorlog in Hermans' roman De donkere kamer van Damokles het geval is - geeft de auteur een constructie van wat wij de werkelijkheid noemen, en alleen een postmodernist ziet geen verschil met het geschiedkundige verhaal. Oscar Wilde meende dat ons beeld van de negentiende eeuw grotendeels een uitvinding van Balzac is, en de schrijver zelf noteerde zelfbewust: ‘Ik heb het beter gedaan dan de historicus, ik heb meer vijheid.’
Waardeerde Balzac zelf zijn roman als zijn hoofdwerk, de moderne lezer kan zich storen aan uitweidingen en herhalingen en aan het weinig bevredigende einde, dat samenhangt met Balzacs wens Luciens avonturen in een ander deel te vervolgen. Toch staat Verloren illusies als een van de drie grote ‘Bildungsromane’ die de Franse negentiende eeuw heeft voortgebracht naast Stendhals Le rouge et le noir (1830) en Flauberts L'éducation sentimentale (1869).
[Balzac, Verloren illusies. Vertaald door Jan Versteeg, Amsterdam 2004. Verschillende Franse edities, onder meer in de ‘Bibliothèque de la Pléiade’, La comédie humaine, deel 5. Ed. Roland Chollet, Paris 1977. Van de uitgebreide literatuur over Balzac en de boekenwereld noem ik hier - naast de commentaren in de Pléiade-editie - alleen de bundel Balzac. Imprimeur et défenseur du livre. Paris 1995]
Naschrift redactie: vanaf het komende nummer zal Frans Janssen een vaste rubriek gaan verzorgen over de wereld van het boek onder de titel ‘Letterspijs’.