De Boekenwereld. Jaargang 21
(2004-2005)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
Christiane Berkvens-Stevelinck, Magna Commoditas. A History of Leiden University Library 1575-2005. Leiden, Primavera Press 2004.96 p., geïll., ISBN 90 59970 05 5, €13,50In 2001 verscheen de fraai geïllustreerde en mooi uitgegeven geschiedenis van de Leidse universiteitsbibliotheek, in het Nederlands, maar met een uitvoerige samenvatting in het Engels. Die samenvatting is nu als zelfstandige uitgave verschenen, met een extra hoofdstuk waarin recente ontwikkelingen, zoals de oprichting van het Scaliger-instituut, staan beschreven. Nicholas A. Basbanes (bekend van zijn trilogie over de wereld van het boek) schreef een korte inleiding, waarin hij zijn enthousiasme voor de Leidse bibliotheek niet onder stoelen of banken steekt. De bibliotheekhistoricus vindt in Leiden ‘een litanie van primeurs’ (zoals Basbanes zegt): de eerste gedrukte catalogus van een ub, de eerste erkenning van ‘speciale collecties’, de eerste ‘universele’ bibliotheek, en ga zo maar door. Ook deze uitgave, in klein formaat, is voorzien van zorgvuldig gekozen kleurenillustraties - al blijft het een raadsel waarom de 27 delen van de negentiendeeeuwse standcatalogus voor de foto niet netjes op een rijtje zijn gezet (één deel staat zelfs ondersteboven). Een native speaker liet me weten dat het Engels overigens hier en daar te wensen over laat. Dat is jammer voor een boekje dat toch een internationaal visitekaartje wil zijn. (mk) | |
Jeroen Blaak, Geletterde levens. Dagelijks lezen en schrijven in de vroegmoderne tijd in Nederland 1624-1770. Hilversum, Verloren, 2004. 368 p., geïll., ISBN 90 65508 03 1, €32Wat lazen mensen in vroeger tijden, hoe lazen zij, waar en wanneer? Dergelijke vragen zijn uit de hedendaagse boekgeschiedenis niet meer weg te denken. Binnen het (internationale) onderzoek naar leescultuur tekenen zich twee richtingen af: studie van de geschiedenis van het lezen en van de historische lezer. In zijn proefschrift gaat het Blaak om de laatste, waarbij het hem uitdrukkelijk niet te doen is om het in kaart brengen van het vroegmoderne lezerspubliek in Nederland of de voorkeuren van bepaalde (sociale, religieuze) groepen. Hij onderzocht historisch leesgedrag en het boekgebruik van specifieke lezers die daar in egodocumenten (dagboeken) uitspraken over doen: niet de consumenten als kwantitatieve grootheid staan centraal, maar de betekenis die zij aan drukwerk hechtten. Blaak ziet de leesgeschiedenis bovendien als onderdeel van de communicatie- of mediageschiedenis (daarin is hij niet de eerste en enige historicus) en dat betekent concreet dat het hem niet zozeer gaat om de omgang met het boek, maar om het veel bredere gebied van de dagelijkse geletterdheid. Want een vroegmoderne burger in de Republiek (vooral als hij of zij in het verstedelijkte- | |
[pagina 88]
| |
te westen woonde) was dagelijks, actief en passief, bezig met teksten: uithangborden, brieven, aanplakbiljetten, boodschappenlijstjes, handelsadministraties. Het gedrukte boek is slechts één vorm van communicatie en informatie. In zijn boek volgt Blaak de ervaringen van vier lezers: de inmiddels beroemde Haagse schoolmeester David Beck (dagboek 1624), de Delftse burgemeester Pieter Teding van Berkhout (dagboek 1669-1713), de Amsterdamse klerk Jan de Boer (dagboek 1747-1758) en de predikantsdochter Jacoba van Thiel (dagboek 1765-1770). Zij zijn misschien niet representatief voor de vroegmoderne inwoner van Nederland, stelt Blaak in zijn conclusie, maar laten wel zien dat lezen en geletterdheid vele vormen en betekenissen hadden, en dat de omgang met en de invloed van het gedrukte boek voor een deel ook werden bepaald door andere vormen van communicatie, of dat nu een handgeschreven nieuwsbrief was of een gesprek in de trekschuit. (mk) | |
Boeken als gids door het labyrint van het leven. Vereniging Vrienden van de Bibliotheek der Rijksuniversiteit Groningen & Barkhuis Publishing 2004. 112 p., ISBN 90 80739 06 5, €7,50; te bestellen door een e-mail aan info@barkhuis.nlDe ub Groningen heeft naar aanleiding van de tentoonstelling Boeken als gids door het labyrint van het leven - inmiddels al weer voorbij - een aardig boekje uitgegeven over werken die door mensen als leidend in hun leven worden gezien. In de inleiding over het principe ‘gidsboeken’ laat Jelle Kingma, oud-plaatsvervangend bibliothecaris van de ub Groningen, naast de Bijbel en de Koran, ook werken van Cicero tot Nietszche de revue passeren. Hij constateert uiteindelijk dat een boek dat voor miljoenen mensen als gids fungeert, zoals Bijbel of Koran, niet meer goed in deze tijd past omdat schrijvers inmiddels de ambitie hebben verloren het beter te weten dan hun medemensen. In het tweede deel van het boekje komen vervolgens boeken aan bod die mensen nu zien als bepalend voor hun leven. De Artapappa's van J.B. Schuil staat gebroederlijk naast Macbeth en ook Donald Duck wordt niet vergeten. Verbazingwekkend genoeg zijn ook twee vogelgidsen opgenomen: Zien is kennen en Petersons vogelgids. Toch is ook in dit deel van het boekje het religieuze aspect niet verdwenen. Jacq. Wallage vertelt hoe De schat der Eeuwen, het bijbelverhaal voor kinderen verteld hem gevormd heeft: ‘een vreemdeling zult gij niet bedrukken, want vreemdelingen zij gij geweest in Egypte’. Alex Klugkist beschrijft zijn keuze om toch maar geen zendeling te worden aan de hand van het boek Wij mensen; religie en wereldbeschouwing bij schriftloze volkeren. Ook voor wie zijn leven met boeken niet in één boek kon samenvatten was er aandacht. Een leuk detail is de in handschrift afgedrukte brief van Stefan Radt, emeritus hoogleraar Griekse taal- en letterkunde: ‘Ik heb veeleer in de loop van mijn leven een schat aan wijsheden uit diverse boeken verzameld, zoals een bij zijn honing uit vele bloemen perst.’ Kortom, een heerlijk boek, dat | |
[pagina 89]
| |
waarschijnlijk meer zegt over mensen dan over boeken - maar daarom is het ook zo aantrekkelijk. (ek) | |
W.P. Gerritsen, Boethius en de tweede revolutie van het boek. (Dertiende Van Selmlezing), Leiden, Stichting Neerlandistiek, 2004. 32 p., ISBN, 90 80727 66 0, €10,25In de dertiende Van Selmlezing, voorgedragen in Leiden op 8 september jl., bediscussieerde de emeritus hoogleraar Nederlandse Letterkunde van de Middeleeuwen, W.P. Gerritsen, enkele aspecten van een veelbesproken episode uit de geschiedenis van het boek, de overgang van het handgeschreven boek naar het gedrukte in het midden van de vijftiende eeuw, door hem aangeduid als de tweede revolutie van het boek. Als eerste revolutie beschouwt Gerritsen de vervanging van de antieke boekrol door de codex, die geleidelijk aan plaatsvond in de eerste eeuw van onze jaartelling. Een derde revolutie vindt op dit moment plaats, waarbij het gedrukte boek concurrentie krijgt van het digitale boek. Gerritsen geeft zijn uiteenzetting aan de hand van een aantal handschriften en drukken van het hoofdwerk van de laat-Romeinse wijsgeer Boethius: De consolatione philosophiae, de meeste afkomstig uit de Leidse ub. Boethius schreef zijn werk tijdens zijn jarenlange gevangenschap onder koning Theoderik, voorafgaand aan zijn executie, die vermoedelijk plaatsvond in 525. De Filosofie, die als personificatie een actieve rol in het boek speelt, treedt op als troosteres voor de noden van de gevangene. In een mengeling van stoïcijnse en neoplatoonse gedachten zet zij het lijden van het individu af tegen de grotere vragen van het leven. Boethius' werk genoot gedurende de hele Middeleeuwen een grote populariteit en is overgeleverd in honderden handschriften. Die populariteit hield aan tot na de uitvinding van de boekdrukkunst zodat er, zeker uit de tijd der wiegendrukken, vele edities bekend zijn, met als meest uitvoerige die van Arend de Keysere uit Gent (1485), die behalve de oorspronkelijke tekst ook een vertaling in het Middelnederlands bevat, begeleid door een uitvoerig commentaar. Gerritsen laat zien hoe de lay-out van de handschriften is gericht op het gebruiksgemak van de lezer: het onderscheid tussen de tekst en de glossen, interlineaire en marginale, is in een oogopslag duidelijk door het gebruik van kolommen of tekstblokken en verschillende korpsgrootten. Kapitalen van onderscheiden maten en kleuren of kleurcombinaties markeren de onderdelen van de tekst (hoofdstukken, paragrafen, ingevoegde poëzie) terwijl rubriektekens het begin van een nieuwe zin uitlichten. Deze visuele hulpmiddelen zijn ook te vinden in de wiegendrukken. Zij werden na het drukproces met de hand aangebracht. De tweede revolutie is er dan ook vooral een van de boekproductie, niet een van het uiterlijk van het boek. De Gentse uitgave van Boethius laat dit bij uitstek zien vanwege de complexe paginaopbouw die alle teksten (origineel, vertaling en commentaar) naast elkaar plaatste. Het gedrukte boek volgde met andere woorden de vormgeving van de codex. Deze visie is niet nieuw. Al vaker hebben boekhistorici gewezen op de continuïteit in de vorm van het vroege gedrukte boek. Het is juist deze continuïteit die de benaming wiegendruk rechtvaardigt voor de eerste producten van de drukpersen. Eerst aan het eind van de vijftiende eeuw slopen er wijzigingen in de vormgeving. Niettemin is het huidige gedrukte boek nog steeds meer verwant aan de codex dan de codex aan de oudere boekrol. Een revolutie dus, maar niet in elk opzicht. Waar Gerritsen zich tegen verzet is de veelgehoorde mening dat de continuïteit in de vormgeving van het boek als het ware een uitgeversstrategie was om de liefhebber van het handgeschreven boek, de beoogde cliëntèle dus, niet voor het hoofd te stoten. Een dergelijke opvatting is onhistorisch. Gerritsen geeft de verklaring een positieve draai: de vroege drukkers probeerden niet de codex te imiteren, ze hadden eenvoudigweg geen reden het uiterlijk van een geslaagd product als de codex te veranderen. (js) | |
[pagina 90]
| |
Owen Gingerich, Het boek dat niemand las. In de voetsporen van Nicolaus Copernicus. Vertaald door Rob Hartmans. Amsterdam, Ambo 2004. 310 p., geïll., ISBN 90 26318 63 4, €22,95Iedereen weet dat Copernicus degene is geweest die vaststelde dat niet de aarde het middelpunt van het heelal is maar de zon. Dankzij Gingerich weten we nu ook wie het boek van Copernicus hierover, uit 1543, hebben gelezen. Er verschenen slechts een paar honderd exemplaren van dat boek, De Revolutionibus Orbium Coelestium. In 1616 werd het op de Index geplaatst, zodat het niet meer kon worden uitgegeven. De reeds verschenen exemplaren werden door noeste geleerden van omvangrijke glossen voorzien en aan elkaar doorgegeven of verkocht. Gingerich heeft zich in zijn boek, dat oorspronkelijk in het Engels verscheen, tot taak gesteld zoveel mogelijk exemplaren van De Revolutionibus in handen te krijgen en te bestuderen om meer te weten te komen over de ontvangst van dit boek, dat volgens Arthur Koestler ‘door niemand werd gelezen’. Gingerichs boek, geschreven in de ikvorm, leest als een speurtocht en dankzij de kleurenfoto's en andere illustraties krijgen we niet alleen een goed beeld van Copernicus en de boekenwereld van zijn tijdgenoten, maar ook van de boekhistoricus en sterrenkundige Gingerich op onderzoek. Het boek bevat noten met literatuuropgaven en ook een lijst met vindplaatsen van de eerste en tweede druk (resp. 1543 en 1566) van De Revolutionibus - zeven vindplaatsen in Nederland, maar dat aantal haalt het niet bij onder andere Italië, Duitsland en Frankrijk met wel vijftig vindplaatsen. Omdat we tot nog toe al wel de nodige studies kenden over wat belangrijke cultuurdragers, zoals Rembrandt en Vincent van Gogh lazen, is het verrassend om nu, omgekeerd, alle lezers van één boek als uitgangspunt te nemen. En nog verheugender is het dat een grote uitgeverij als Ambo dit boekhistorische juweeltje heeft laten vertalen. (lk) | |
[pagina 91]
| |
Lex van de Haterd, Om hart en vurigheid. Over schrijvers en kunstenaars van tijdschrift en uitgeverij De Gemeenschap 1925-1941. Haarlem, In de Knipscheer 2004. 352 p., ISBN 90 62655 66 1, €24,50In de afgelopen tien jaar heeft de neerlandicus Lex van de Haterd de nodige artikelen gepubliceerd over De Gemeenschap. Het leeuwendeel van zijn publicaties over dit progressief-katholieke literaire tijdschrift en de gelijknamige uitgeverij verscheen in De Boekenpost. Bijzonder diepgaand kunnen die bijdragen niet worden genoemd. Wel illustreren zij goed Van de Haterds almaar gegroeide toewijding aan en interesse voor de fascinerende groep kunstenaar en schrijvers rond De Gemeenschap. Aangespoord door een redacteur van uitgeverij In de Knipscheer heeft Van de Haterd al zijn bijdragen en stukjes thans - grondig herschreven, herordend en aangevuld - samengebracht in wat beschouwd moet worden als zijn magnum opus over De Gemeenschap. De kloeke en rijk geïllustreerde monografie bestaat uit drie delen: een beschrijving van het literaire en kunsthistorische kader, een portrettengalerij en een fondslijst van de uitgeverij. In het eerste deel wordt aan de hand van een groot aantal literaire tijdschriften het culturele klimaat geschetst en ook de toenmalige ontvangst van het blad. Daarnaast bespreekt de auteur in dit deel uitvoerig de receptie van De Gemeenschap in de secundaire literatuur. Hij verbaast zich terecht over de veelal eenzijdige aandacht die het tijdschrift lange tijd ten deel is gevallen. Met zijn boek hoopt hij het beperkte beeld van De Gemeenschap te corrigeren en aan te vullen. De portrettengalerij biedt een schat aan informatie over de belangrijkste schrijvers, illustratoren en (typografische) ontwerpers die aan het periodiek en de uitgeverij hebben meegewerkt. Er zitten grote namen bij: Gerrit Rietveld, Otto van Rees, Jozef Cantré en Charles Eijck. En dan beperk ik me tot de beeldend kunstenaars. Zo'n rijtje namen laat meteen zien waarom De Gemeenschap een bijzonder fenomeen vormt in de Nederlandse cultuurgeschiedenis. Niet veel tijdschriften kunnen immers bogen op dergelijke namen. Achter in het boek geeft de auteur een supplement met biografische lemma's van de secundair relevante auteurs en kunstenaars. Het derde deel behelst een fondslijst van uitgeverij De Gemeenschap. De lijst met beknopte titelbeschrijvingen wordt zowel alfabetisch als chronologisch gepresenteerd. Aan de hand van de chronologische lijst kan de op- en neergang van de illustere uitgeverij goed gevolgd worden. Na 1935 verschenen er - op de romans van Joseph Roth na - eigenlijk geen echt interessante boeken meer bij De Gemeenschap. Voor de periode waarin uitgeverij De Gemeenschap actief was (1925-1941) komt Van de Haterd op een totaal van 143 titels. Over de wijze van opstellen en de waarde van deze fondslijst kan ik kort zijn: het is evident het werk van een (welwillende) liefhebber en niet van een (wetenschappelijk) bibliograaf. In zijn soort niettemin zeer bruikbaar en ook beslist verdienstelijk te noemen. Deze conclusie geldt mutatis mutandis voor Van de Haterds monografie als geheel. Het werk van een liefhebber en verzamelaar, zegt hij zelf. Er valt dan ook beslist veel af te dingen op zijn evenzeer schoolse als naïeve boek. Maar een feit is, dat hij als eerste een compleet, informatief en goed gedocumenteerd beeld geeft van zowel het tijdschrift als de uitgeverij De Gemeenschap en daarom verdient zijn boek lof en waardering. (tb) | |
Marinus van Hattum, Da Costa tussen Bilderdijk en Suringar. Een documenteneditie. Amsterdam/Münster, Stichting Neerlandistiek Vrije Universiteit/Nodus Publikationen, 2004. 275 p., geïll, ISBN 90 72365 82 8. Rechtstreeks te bestellen bij de auteur door storting van €28,50 op giro 3313887, t.n.v. M. van Hattum, Fokkerlaan 36, 1185 jc AmstelveenToen Bilderdijk in 1829 door uitgever Suringar werd benaderd met het verzoek iets van hem te mogen uitgeven, antwoordde de schrijver dat hij door ‘verzwakking van hoofd’ tot ‘geenerlei voortbrenging van eenige hersenvruchten’ in staat was. Toch zijn er drie hersenvruchten van Bilderdijk bij Suringar van de persen gerold, en ook van Bil- | |
[pagina 92]
| |
derdijks echtgenote K.W. Bilderdijk-Schweickhardt verschenen nagelaten gedichten bij de Friese uitgever. Toen Bilderdijk in 1831 was gestorven, namen zijn zoon L.W. Bilderdijk en Isaac da Costa, zijn goede vriend, het contact over. De correspondentie over de vier Bilderdijk-uitgaven is verzameld door Marinus van Hattum, secretaris/conservator van het Bilderdijk Museum. De brieven zijn merendeels afkomstig uit de collectie van de kvb, die in de Amsterdamse ub wordt bewaard. Die brieven waren al ontsloten dankzij de in 1990 verschenen catalogus van de kvb. Van Hattum drukt ze nu af met hier en daar een annotatie (dat had wel wat ruimer gemogen) en een goed register. In enkele bijlagen vinden we gegevens uit het fondsboek van de uitgever over oplagen en verkoopcijfers, en enkele recensies van de Bilderdijk-uitgaven. Met deze briefuitgave wordt het mogelijk de ontstaansgeschiedenis van de Bilderdijk-uitgaven nauwkeurig te reconstrueren. Het blijven overigens zakelijke brieven. De brief waarin Bilderdijk over de verzwakking van zijn hoofd klaagt, is hier de enige van de schrijver zelf. Wie meer van Bilderdijk wil lezen, moet nog even geduld hebben. In 2006 hoopt Van Hattum de briefwisseling van Bilderdijk 1798-1806 te publiceren. (lk) | |
Leonora Navari (comp.), Ioli Vingopoulou (intr.), Greek civilization through the eyes of travellers and scholars. From the collection of Dimitris Contominas. Delaware, Oak Knoll Press/'t Goy-Houten, Hes & De Graaf Publishers/ Athena, Kotinos Publications, 2004. xl + 526 p., geïll., ISBN 90 61942 69 1, €174,90Reisboeken zijn een aantrekkelijk verzamelobject. In grote aantallen verschenen, vaak voorzien van illustraties, historische en geografische kennis combinerend met petite histoire en de persoonlijke besognes van reizigers, zijn ze bij vele boekenverzamelaars geliefd. Dimitris Contominas bracht een grote collectie van dergelijke reisboeken bijeen, betrekking hebbend op zijn vaderland Griekenland. Contominas is een vermogend zakenman die zijn fortuin in het Griekseverzekerings- en bankwezen heeft gemaakt. In het verzamelen werd hij bijgestaan door Konstantinos Sp. Staikos, vooral bekend door een aantal studies over bibliotheken en de geschiedenis van de Griekse boekdrukkunst, die blijkens zijn ‘To the reader’ een belangrijk stempel op de collectie heeft gedrukt. Staikos was ook verantwoordelijk voor de wat opzichtige vormgeving van de catalogus. Gedrukt op zwaar, glanzend papier, gehuld in een kunstleren band met goudopdruk, een lettertype dat gekozen is op zijn gelijkenis met het Griekse schrift, tientallen illustraties in kleurendruk: ze geven het boek een luxueuze maar tegelijk enigszins protserige uitstraling. Dit moet te maken hebben met Griekse opvattingen over boekverzorging die blijkbaar nogal verschillen van de onze. De catalogus telt 825 titels, gepubliceerd vanaf de vijftiende eeuw tot halverwege de twintigste, die alle op een of andere manier met Griekenland te maken hebben. Het oudste boek is Hartmann Schedels Liber cronicarum (1493), het is ook het enige vijftiende-eeuwse boek. Ruim de helft van de titels is afkomstig uit de negentiende eeuw, | |
[pagina 93]
| |
hetgeen niet alleen samenhangt met een toenemende productie aan reisboeken in die eeuw, maar ook met een hernieuwde politieke belangstelling voor Griekenland en het oplevende philhellenisme. Het meest recente boek in de catalogus is een studie uit 1994 over de Franse kunstenaar Louis Dupré die in de negentiende eeuw door Griekenland heeft gereisd, maar de meeste boeken dateren van voor 1950. Het gros van de titels betreft reisboeken, al bevinden zich ook landenbeschrijvingen, memoires, historische studies en literaire werken in Contominas' bibliotheek. De verzamelaar heeft de geografische noemer van zijn collectie niet al te strikt opgevat, zodat ook tal van boeken aanwezig zijn waarin Griekenland slechts marginaal voorkomt. Veel van de beschreven boeken zouden eveneens in een catalogus van reisboeken naar Turkije moeten voorkomen. Vrijwel elke reiziger naar het Osmaanse Rijk die over de Middellandse Zee reisde, deed immers ook Griekenland aan. De titelbeschrijvingen vermelden auteur, verkorte titel, uitgever, het aantal pagina's, informatie over illustraties en band, bibliografische verwijzingen en een beknopt commentaar waarin iets over de uitgave wordt verteld. De catalogus bevat boeken uit alle bekende Europese landen, dus ook uit Nederland en vormt een mooie aanvulling op de bibliografie van Daniël Koster uit 1995 (To Hellen's noble land: Dutch accounts of travellers, geographers and historians on Greece 1488-1854). Al met al een prachtige verzameling, bijeengebracht door iemand die diep in de geldbuidel kon tasten; iets wat de koper van deze catalogus ook zal moeten doen. (js) | |
Wouter van Oorschot, Verkleed als mens. Vertelling. Amsterdam, Uitgeverij van Oorschot. 497 p., ISBN 90 28240 26 8, €22,50De zoon van de legendarische uitgever Geert van Oorschot schreef dit boek om af te rekenen met de herinnering aan de zelfmoord van zijn oudere broer Guido in 1963. Wouter van Oorschot was toen pas 11 jaar oud, zijn broer ruim 19. De jongeVan Oorschot had alleen een vage herinnering aan zijn gestorven broer, maar des te scherper is hem de onmacht bijgebleven van zijn ouders die het verlies moesten zien te verwerken. De ondertitel van Verkleed als mens is ‘een vertelling’ maar het boek leest als een autobiografie. Wouter van Oorschot heeft een nogal rebelse jeugd gehad, waarbij je onwillekeurig mee gaat voelen met die arme vader van hem, die de ‘jeugd-van-tegenwoordig’ niet kon volgen. Als Wouter een kraakpand heeft betrokken en enthousiast zijn nieuwe hippiebestaan aan vader en moeder Van Oorschot wil laten zien, moet de ‘gietijzeren knuffelrinoceros’ (typering van Jeroen Brouwers) een kopje thee drinken: je ziet hem gruwen. Met zijn moeder had Wouter een betere verstandhouding. Opmerkelijk genoeg lezen we dat vader Geert na de dood van Hillie van plan was te hertrouwen. Nogal wat passages in het boek zijn gewijd aan Wouters escapades op het amoureuze vlak. Hij noemt zichzelf ‘panseksueel’. Jarenlang heeft de jongere broer het gemis van zijn oudere broer gecompen- | |
[pagina 94]
| |
seerd door zelf een oudere
broer te zijn voor jonge jongens, in seksuele zin. Ondertussen kreeg hij zelf twee zoons bij de vrouw die hij ‘mijn lief’ noemt. Het is allemaal erg heftig, maar de lezer blijft toch speuren naar opmerkingen over Geert en Hillie, en over de uitgeverij waar Wouter zelf inmiddels al ruim twintig jaar met Gemma Nefkens de scepter zwaait. Maar die passages zijn in de minderheid. Wel wint de karaktertekening van wijlen het uitgeversechtpaar Van Oorschot aan diepte, en alleen al daarom is het goed dat dit boek er is. Mooi uitgegeven, maar met een lelijk omslag en met de raadselachtige uitnodiging achterin: ‘reacties zijn welkom op verkleedals mens@hotmail.com’. (lk) | |
Hans Renders, Gevaarlijk drukwerk. Een vrije uitgeverij in oorlogstijd. Amsterdam, De Bezige Bij 2004. 255 p., geïll, ISBN 90 23414 30 6, €34,50Het kan niemand in boekenland ontgaan zijn: De Bezige Bij viert dit jaar haar zestigjarig bestaan. Tot 21 februari 2005 is in het Letterkundig Museum een tentoonstelling over de spraakmakende geschiedenis van de uitgeverij te zien, waarbij natuurlijk een essaybundel verschijnt. Eerder dit jaar publiceerde Hans Renders een schitterend uitgegeven boek over de roerige beginjaren van de Bij. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het de belangrijkste uitgeverij van ondergronds drukwerk: rijmprenten, politieke gedichten, spotprenten, literair werk van Nederlandse en buitenlandse auteurs, en andere uitgaven. In Gevaarlijk drukwerk zijn 34 ‘rijmprenten, spreuken, plaquettes en plaatwerken’ (de categorie illegaal drukwerk waarmee de Bij tijdens de bezetting de meeste naam maakte) in kleur herdrukt, op volgorde van verschijning en van commentaar voorzien. Het totale oorlogsfonds, aan het eind van het boek als bibliografie opgenomen, telde zo'n zeventig titels. In zijn boek schetst Renders het ontstaan van de Bij uit een clubje Utrechtse studenten, actief begaan met het lot van joodse kinderen, de rol van Lubberhuizen (bijgenaamd ‘the busy bee’) en de publicatiegeschiedenis van de eerste uitgave, Jan Camperts De Achttien Dooden. In de eerste jaren na de oorlog werd op allerlei manieren voortgebouwd op het politieke imago van de uitgeverij. | |
[pagina 95]
| |
De reeks Periscoop verwees door het gebruik van Oudhollands papier naar uitgaven uit de bezettingstijd. En een prospectus van najaar 1945 kondigde verschillende titels aan die rechtstreeks op de oorlogsjaren teruggingen. Die politieke betrokkenheid na de oorlog wordt door Renders wel gerelativeerd: ‘De Bezige Bij stelde zich wel geëngageerd op, maar als er relaties op het spel stonden, hielden de uitgevers zich afzijdig.’ (mk) | |
Koen de Vlieger-de Wilde (red.), Adresboek van zeventiende-eeuwse drukkers, uitgevers en boekverkopers in Vlaanderen. Directory of seventeenth-century Printers, Publishers and Booksellers in Flanders. Antwerpen: Uitgaven van de Vereniging van Antwerpse Bibliofielen, Nieuwe reeks [1], 2004, 168 p. ISBN 90 80885 517Helaas is er nog geen positieve beslissing gevallen over de voortzetting van het Short Title Catalogus Vlaanderen-project, dat in januari 2000 van start ging en in december 2003 voorlopig werd afgesloten. De stcv is sterk georiënteerd op zijn Nederlandse tegenhanger (de stcn) maar in opzet wel wat bescheidener, iets wat ongetwijfeld met economische factoren te maken heeft. In deze eerste fase is in het databestand alleen het zeventiende-eeuwse, Nederlandstalige drukwerk opgenomen dat binnen de grenzen van het huidige Vlaanderen, inclusief Brussel, geproduceerd werd. Dit bestand kent nu zo'n 3700 bibliografische beschrijvingen, gebaseerd op autopsie van ongeveer 7000 exemplaren (gratis toegankelijk via www.stcv.be). In die beschrijvingen namen de samenstellers ook de namen en adresgegevens op van de drukkers, uitgevers en boekverkopers die bij een productie betrokken waren. Die zijn overzichtelijk in dit Adresboek gepubliceerd (een geografische aanvulling op het stcn-adresboek dat Jan Bos en Hans Gruys in 1999 voor de Noordelijke Nederlanden publiceerden). Per plaats passeren de producenten van het Vlaamse boek in alfabetische volgorde de revue, met vermelding van jaren van werkzaamheid, functie, adres, uithangbord, opmerkingen en verwijzingen naar secundaire literatuur. Handig zijn de verschillende registers: niet alleen op naam, maar ook op functie, adres, uithangbord en schuiladres. Voor een chronologisch overzicht van boekproducenten in een bepaalde stad moet de gebruiker zelf aan de slag; dat kan natuurlijk ook door in de stcv zelf zoektermen en filters te combineren. (mk) | |
Wolf Jobst Siedler, Een leven bekeken. Herinneringen van een uitgever. Vertaald door Jan Gielkens. Amsterdam/Antwerpen, Uitgeverij Atlas, 2004. 287 p., geïll, ISBN 90 45011 417, €19,90De titel van dit boek is misleidend: Wolf Jobst Siedler schrijft in dit boek namelijk alleen over zijn jeugd in het nationaal-socialistische Duitsland, waar hij werd geboren in 1926. Siedler zou pas veel later uitgever worden bij Ullstein, het bedrijf dat opgericht was door de gebroeders Ullstein en in de jaren dertig de belangrijkste Duitse periodieken uitgaf. Ook de zelfs in Nederland ongekend populaire oorlogsroman van E.M. Remarque, Im Westen nichts neues, verscheen bij deze uitgeverij. De gele Ullstein-boeken werden langzaamaan een synoniem voor onderhoudende, lichte literatuur maar dat was allemaal voor | |
[pagina 96]
| |
Siedlers tijd. Een imprint van Ullstein was Propyläen Verlag waarvoor Siedler werkte. De laatste twintig jaar, zo lezen we terloops, had hij zijn eigen Siedler Verlag, een uitgeverij die toonaangevend is op de Duitse literaire boekenmarkt. Over zijn loopbaan in de boekenbranche lezen we verder hoegenaamd niets, alleen aan het slot duikt de firma Springer, waartoe Ullstein behoorde, even op. Heel mooi zijn de fotootjes uit Siedlers privé-bezit: dikke tantes, volle stranden met rieten strandstoelen, een jongen in een plusfour. Een bijzonder leven in een bijzonder tijdperk, van een man met een bijzondere kennissenkring: Ernst Jünger, Willy Brandt, Heinrich Böll; en dat zal de reden zijn geweest dat Atlas het boek liet vertalen. Maar uitgeversherinneringen kun je deze memoires niet noemen. (lk) |
|