| |
| |
| |
Verschenen boeken
Nicholas A. Basbanes, A Splendor of Letters. The Permanence of Books in an Impermanent World. New York, Harper Collins, 2003, ISBN 0 006 008287 9, 444 p., $29,95
A Splendor of Letters vormt het sluitstuk van Basbanes' fascinerende trilogie over de wondere wereld van het boek en zijn liefhebbers. Het valt te beschouwen als een zeer uitvoerige reeks kanttekeningen bij en uitweidingen over de uitspraak ‘scripta manent’. Welhaast nog meer dan in zijn vorige boeken laat Basbanes zich hierbij geen beperkingen opleggen door de tijd of door geografische grenzen. De mensheid legt al vele millennia haar gedachten in geschrifte vast, maar wat daarvan uiteindelijk de tand des tijds zal doorstaan, is grotendeels van het toeval afhankelijk. Voor de vermenigvuldiging van teksten zijn veel verschillende schriftvormen en materialen gebruikt. Basbanes verhaalt uitvoerig over de wonderbaarlijke conservering van vergankelijke tekstdragers zoals papyrus, waardoor sommige teksten tot ons zijn gekomen, maar hij stelt daar tegenover dat van bijvoorbeeld de klassieke Griekse en Romeinse literatuur veel schrijvers en boeken uitsluitend van naam bekend zijn uit andere geschriften, zonder dat er verder iets van is overgeleverd. Anderzijds zijn er zeer duurzame artefacten waarvan we het schrift niet meer, of pas na soms zeer langdurige studie, kunnen ontcijferen. Het erfgoed van volkeren is echter niet alleen door toedoen van de tijd verdwenen, maar vaak ook door toedoen van andere volkeren. Basbanes beschrijft de bewuste vernietiging van geschreven cultuurgoed vanaf de val van Carthago tot de boekverbranding in nazi-Duitsland en de etnische zuiveringen in het voormalige Joegoslavië, waarbij boeken expliciet tot doelwit waren gemaakt. In het laatste geval kwam echter een wereldwijde actie op gang om het verlies op de een of andere manier te herstellen, aangezien in deze tijd van een uniek artefact toch vaak kopieën bestaan.
Basbanes staat ook uitvoerig stil bij de verzuring van papier en de daaruit voortvloeiende vervanging van originele boeken, tijdschriften en kranten door microfilm of digitale bestanden, waarover in de (Amerikaanse) bibliotheekwereld een hevige strijd woedt. Velen vinden dat de vernietiging van de originele tekstdragers een halt toegeroepen zou moeten worden omdat de duurzaamheid van microfilm, naar ondertussen is gebleken, beperkt is en er op het gebied van computers een zodanig snelle ontwikkeling is, dat ook in dit geval niet is gegarandeerd dat bestanden niet erg snel ontoegankelijk zullen blijken te zijn. De digitale revolutie heeft echter niet alleen gevolgen voor de conservering van historisch materiaal, maar ook voor de vorm waarin in de toekomst teksten zullen worden vermenigvuldigd. Met enige zorg bespreekt Basbanes de mogelijkheid dat sommige teksten niet meer als boek zullen verschijnen, doch uitsluitend in digitale vorm. Anderzijds bieden computers ook weer ongekende mogelijkheden voor de verspreiding van ideeën en de geschiedenis heeft geleerd dat de opkomst van een medium niet automatisch tot de verdwijning van een eerder medium hoeft te leiden. Basbanes constateert met enig leedvermaak dat de profeten van de digitale revolutie hun opvattingen vaak via het ouderwetse boek kenbaar maken en hij ziet de toekomst van het boek als codex dan ook niet uitermate somber in.
Net zoals in zijn vorige boeken vertelt Basbanes zijn verhaal, waarvan hier niet meer dan een zeer globale indruk gegeven kan worden, niet op abstract-academische wijze, maar onderbouwt hij het met een grote hoeveelheid anekdotes en petite histoire, waarbij hij veel aandacht aan de dag legt voor die vaak een beetje vreemde mensen die zich in de boekenwereld ophouden, (hh)
| |
André Bouwman M.M.V. Ellen Krol, De Beetscollectie te Leiden. Inventaris van papieren en drukken uit het bezit van Nicolaas Beets (1814-1903) berustend in de Bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Ingeleid door Peter van Zonneveld. Leiden, Universiteitsbibliotheek Leiden, 2003 (Codices Manuscripti XXXVI), ISBN 90 74204 11 2, geïll., 448 p., €40
Op 15 maart 2003 werd de honderdste sterfdag van Nicolaas Beets herdacht met de onthulling van een gedenksteen, een aantal lezingen, een tentoonstelling en de verschijning van het hier gesignaleerde boek.
Beets is vooral bekend als auteur van de Camera Obscura - het boek dat hij in 1839 onder het pseudoniem Hildebrand publiceerde - die daarna als dichtende dominee de verpersoonlijking werd van de gezapigheid die de Nederlandse burgerij in de negentiende eeuw gekenmerkt zou hebben. Peter van Zonneveld vraagt zich in zijn inleiding dan ook enigszins retorisch af waarom we ons nu nog met hem zouden bezighouden. Het antwoord geeft hij zelf door niet alleen te wijzen op het belang van de Camera Obscura, maar ook op het feit dat Beets contacten onderhield met vele prominenten van zijn tijd: ‘In die zin zat hij als een spin in het web van de negentiende eeuw.’ Zijn correspondentie vormt dus een belangrijke bron voor de beschrijving van het literaire landschap in de negentiende eeuw. Beets moet dit zelf ook hebben onderkend, want aan het eind van zijn leven heeft hij samen met zijn dochter Aleide zijn archief geordend. Ook had hij wilsbeschikkingen opgesteld ten aanzien van zijn nalatenschap, hoewel hij daarin geen concrete bestemmingen had vastgelegd. Hij bewaarde zijn volledige werken bijvoorbeeld in twee kasten (waarvan er een geheel aan de Camera Obscura was gewijd), en hierover noteerde hij op 16 juni 1899 dat ‘het wenschelijk [was] dat deze zoo volledige verzameling, indien niet in de familie, althans bijeenbleven’. Reeds in 1911 ontving de Maatschappij der Nederlandse Letteren deze collectie van de familie ten geschenke. In 1966 kon de Maatschappij door aankoop een groot deel van Beets' nagelaten papieren verwerven en in 1993 werd nogmaals een belangrijke aankoop van archiefmateriaal gedaan. Daarnaast werd de Beets-collectie ook aangevuld door aankopen of schenkingen van anderen dan de familie. De collectie beperkt zich hierdoor niet tot leven en werk van Nicolaas Beets alleen, maar geeft, in de woorden van Peter van Zonneveld, ‘informatie over de lotgevallen van een grote
negentiende-eeuwse familie [...] het bevat een schat aan materiaal dat van vele andere families niet bewaard is gebleven’.
De Beetscollectie te Leiden is in twee hoofdafdelingen onderverdeeld, ten eerste een beschrijving van ‘De papieren’, die ter verhoging van de toegankelijkheid zijn ondergebracht in een aantal subrubrieken, en ten tweede ‘De drukken’, een chronologisch geordende bibliografie van Beets' oeuvre, inclusief een checklist van alle edities en drukken van de Camera Obscura tot aan de tweedelige wetenschappelijke editie uit 1998. Het boek wordt door een namen- en een titelregister ontsloten en is ruim geïllustreerd.
Tegelijk met De Beets-collectie te Leiden verscheen een door Peter van Zonneveld bezorgde editie van de tijdens de oorlogsjaren opgetekende herinneringen van Beets' jongste dochter Ada Geertruide Went-Beets, Jeugd in het Beetsenhuis (Leiden, Athenae Batavae, 2003, isbn 90 71398 05 6, 80 p., ill., €12,00), waarvan het manuscript in 2001 aan de Beets-collectie werd toegevoegd.
Beide boeken zijn te bestellen bij de ub Leiden, t.a.v. K. van Ommen, Postbus 9501, 2300 ra Leiden of via e-mail ommen@library.leidenuniv.nl. (hh)
| |
Han van Gessel, Kom maar op, ma, met die komma!, Koppermaandag-uitgave van Uitgeverij de Buitenkant, oplage 500 exemplaren. Niet in de handel
De eerste maandag na Driekoningen was traditioneel het moment voor drukkersgezellen om de deuren langs te gaan met zelfgedrukte prenten of kalenders. Uitgeverij De Buitenkant zet deze Koppermaandag-traditie voort, dit jaar met de Koppermaandag-uitgave Kom maar op, ma, met
| |
| |
die komma! Het boekje is geheel gewijd aan het leesteken uit de titel. Auteur Han van Gessel parafraseert Bolland om het belang van de komma aan te tonen: ‘Slordig omgaan met komma's is een signaal van slordig denken.’
De komma werd in zijn huidige vorm door Aldus Manutius in de drukkerswereld geïntroduceerd. Lettersnijder Griffo paste de schuine streep, die tot dan toe als komma in gebruik was, aan door hem iets te buigen en te voorzien van een kopje.
Het boekje bevat naast een lofdicht op de komma ook de nodige vermakelijke voorbeelden en een enkele cause celèbre, waarbij het incorrect plaatsen van een komma tot publieke ophef leidde. Drs. P. heeft in het boekje het laatste woord: ‘Als u geletterd bent, en geen barbaarse heiden / En dus niet onbeheerst, maar netjes en bedaard, / Dan zult u steeds een zinsdeel van een ander scheiden. / Niet met een bijl, maar met een komma, uiteraard’. (ek)
| |
Hans Hafkamp, ‘Doch gedenk steeds Uwe Majesteit’. Boudewijn Büch & Gerard Reve. Boudewijn Büch gezelschap Büchmania, 2003, [32] p., geen ISBN, niet in de handel
Ter gelegenheid van de Tweede Internationale Büchdag, die op 13 december 2003 in de Centrale Openbare Bibliotheek te Amsterdam werd gehouden, schreef Hans Hafkamp de voorlopige geschiedenis van de turbulente vriendschap tussen Boude wijn Büch en Gerard Reve. Voorlopig, want hun correspondentie is nog niet uitgegeven, en, zoals uit het essay blijkt, zo'n uitgave zal de toekomstige bezorger wel enige hoofdbrekens kosten. In 1984 gaf Reve Büch de raad om nooit tweemaal hetzelfde verhaal te vertellen en zich ‘van de mythe te bedienen’. Dat advies nam Büch, zoals we inmiddels weten, ter harte - Hafkamp heeft dat ook zelf kunnen ervaren, zoals hij in zijn verhaal memoreert. De ontmoeting tussen beide schrijvers dateerde van drie jaar eerder, kort nadat Büch, in november 1981, in zijn eerste brief de ‘Hooggeschatte Meester’ had gevraagd of deze wilde meewerken aan een bibliofiele uitgave van enkele gedichten door private press Sub Signo Libelli. Dat verzoek wees Reve weliswaar af, maar hij diende zich wel, geheel onverwacht, bij Büch thuis aan. In februari 1983 nam deze alweer ‘Afscheid van Gerard Reve’, in een groot artikel in De Tijd. Reden voor deze breuk was een interview dat Büch een maand eerder in Het Parool had gepubliceerd en dat wegens Reves politiek-incorrecte uitspraken een rel in medialand ontketende - boze artikelen en hoofdcommentaren, televisieoptredens en gepeperde uitspraken door, en aan het adres van, beide auteurs. Anderhalf jaar later volgde een (tijdelijke) verzoening en vierden Büch en Reve hun gezamenlijke verjaardag op 14 december 1984. De manier waarop die bijeenkomst door Büch in Een decembervertelling (een bibliofiele uitgave van de Salix Alba-pers uit Utrecht) in verhaalvorm werd gegoten, kon Reve niet bekoren en betekende het definitieve einde van hun vriendschap.
Büch liet in 1991 zijn Reveverzameling, inclusief typoscripten, handschriften en gesigneerde uitgaven, door antiquariaat De Slegte verkopen.
| |
| |
Dat Hafkamp zich noodgedwongen alleen kon baseren op uitspraken van Reve en Büch en op citaten uit hun correspondentie die in antiquariaatscatalogi zijn gepubliceerd, is aan zijn gedetailleerde en mooi geschreven verhaal niet af te lezen. Het boekje vormt een waardig eerbetoon aan twee schrijvers wier moeizame verstandhouding stof te over biedt voor boek- en literatuurhistorische bespiegelingen, (mk)
| |
Frits Huiskamp, Nederlandstalige kinderen jeugdboeken 1800 - 1840. Naar de vatbaarheid der jeugd. Een bibliografische catalogus Correcties en aanvullingen en titelregister, Rotterdam 2004. In ringband gebonden, 70 p. op A4-formaat, €12,50
Deze uitbreiding op het in 2000 bij Primavera Pers verschenen Naar de vatbaarheid der jeugd is verkrijgbaar, inclusief verzendkosten, voor €12,50, vooraf te storten op bankrek. 415774551 t.n.v. F.J. Huiskamp - Rotterdam, onder vermelding van naam, postadres en ‘Vatbaarheid’. De publicatie wordt dan zo spoedig mogelijk toegezonden.
| |
Boek & Boek. 't Adressenboek. Stripspeciaalzaak, tweedehands boekbedrijf en antiquariaat in Nederland 2004/2005. Samenstelling W. van Starkenburg, 272 p. €9,95 + €2,50 (porto). Bestellingen bij Boek&Boek, Apeldoorn, giro 3927756.
Het onmisbare adresboekje voor de boekensneuper viert dit jaar alweer zijn tweede lustrum. Al doorbladerend ontkom je niet aan de indruk dat de antiquarische boekenwereld bloeiende is, met zijn 665 adressen en zijn vrolijke advertenties. Maar dat zien we verkeerd, zo blijkt bij lezing van het somber gestemde voorwoord. Er zijn ongeveer 15 adressen minder dan vorig jaar, er zijn steeds minder boekenmarkten, veel zaken zijn als winkel gesloten en verdergegaan als gesloten antiquariaat. ‘Het lijkt er op dat het boekenlandschap wat schraler is geworden’, schrijft de samensteller mistroostig. Maar hoe het nu werkelijk gaat met de handel is daarmee niet gezegd. Het blijft jammer dat er zo weinig cijfers bekend zijn over wat er omgaat in de antiquariaten; bij de nieuwe boeken is het immers zo dat de omzet toch blijft stijgen omdat mensen iets duurdere boeken zijn gaan kopen. W. van Starkenburg neemt het zekere voor het onzekere en begint in dit adresboek alvast met het opnemen van enkele Belgische adressen. Over het algemeen staan bij de adressen ook summier wat gegevens over de onderwerpen waarin het antiquariaat gespecialiseerd is en praktische gegevens. Achterin zijn die onderwerpen geregisterd.
Minstens zo belangrijk als de adressen zijn de boekenmarkten die hier geagendeerd zijn. Van de Paperassenmarkt (Bredevoort) tot de Markiezen Boekenhof (plaats niet aangegeven) of de Boeken onder de Vuurtoren (Noordwijk), ze staan er allemaal in. ‘Een redelijke compleet overzicht’, staat in de inleiding, maar dat lijkt een understatement. Voor de laatste wijzigingen kunnen gebruikers de site www.antiqbook.nl/ boekenboek raadplegen. (lk)
| |
Rudy Kousbroek, Paleizen van het Geheugen. Zeven Leidse Jongenskamers gefotografeerd door Bert Teunissen, Antiquariaat L. van Paddenburg, in eigen beheer, 30×22 cm., 10 p., €550
Bij Antiquariaat van Paddenburgh verscheen in januari Paleizen van het Geheugen. Zeven Leidse Jongenskamers. Hierin worden door Bert Teunissen zeven kamers geportretteerd van mannen die veel boeken hebben.
Rudy Kousbroek schreef bij deze beelden een vermakelijke inleiding, waarin hij het zoeken naar boeken in een dergelijke chaos vergelijkt met geologie. Bij het afgraven van de lagen komen allerlei ongedachte artefacten naar boven (zoals zonnebrandcrème en pijptabak), die iets zeggen over de periode waarin het gelezen of gekocht is. De titel is afgeleid van de passage uit de Belijdenissen van Augustinus, waarin deze beschrijft wat er in zijn hoofd gebeurt als hij probeert zich iets te herinneren en hij toetreedt tot de ‘velden en weidse gebouwen van het geheugen, waar zich de schatkamers bevinden met de
| |
| |
talloze beelden die daar van alle soorten waargenomen dingen binnen zijn gebracht’. Dezelfde gewenste en ongewenste associaties en ahaerlebnissen treden volgens Rudy Kousbroek op bij het zoeken naar een boek in een ongeordende stapel. De interieurs op de foto's van Teunissen hebben gemeen dat de enige ontsluiting is gelegen in het geheugen van de bezitter.
De zeven originele bij Souverein bv in Weesp vervaardigde Giclée-drukken (12×26cm) tonen zeven kamers van boekenfanaten. Het zijn voyeuristische beelden, over het algemeen van schijnbaar ordeloze boekenkamers, wat het beeld van de ordelijke kamer waarbij de rekenmachines in het gelid op het bureau liggen nog fascinerender maakt.
Paleizen van het Geheugen is een kostbaar boek, met een verkoopprijs van €550 voor het boek en nog eens €100 voor een op maat gemaakte foedraal. Het verscheen dan ook in de beperkte oplage van veertig genummerde en gesigneerde exemplaren, waarvan er nu nog enkele beschikbaar zijn. (ek)
| |
Kasper van Ommen (samenst.) et al., ‘De alledaagse dingen die onze stemming bepalen’. De collectie Nieuwe Kunst in de Universiteitsbibliotheek Leiden. Leiden, Universiteitsbibliotheek, 2004. ISBN 0921-9293, deel 59. 88 p., geïll, €10 (Reeks Kleine publicaties)
Van 4 maart tot 4 april was in de Leidse ub een tentoonstelling te zien over de ‘collectie B’: de door Ernst Braches bijeengebrachte en al geruime tijd in de ub berustende verzameling van boekbanden uit de periode van de Nieuwe Kunst. Bij de tentoonstelling verscheen de catalogus ‘De alledaagse dingen die onze stemming bepalen’. Als reden voor de tentoonstelling geven de samenstellers van de catalogus ‘jarenlange schaamte’: hoewel de collectie zich al drie decennia in de ub bevindt, zijn er niet meer dan twee artikelen over gepubliceerd.
Titus M. Eliëns beschrijft in zijn inleiding hoe de beoefenaars van de Nieuwe Kunst zich op verschillende wijzen lieten inspireren: door de grafische kunst, zoals Dijsselhof, of door materiaalgebruik en constructie van het middeleeuwse meubel, zoals Berlage. Hij benadrukt dat de Nieuwe Kunst voortkwam uit een zoeken naar een eigen identiteit en een veranderende visie op het kunstenaarschap.
Kasper van Ommen schrijft in zijn inleiding op de Collectie Nieuwe Kunst over de Nieuwe Kunst en de boekband; hij nam ook de catalogus voor zijn rekening. Aan de hand van 103 boeken, catalogi en efemeer drukwerk zoals raambiljetten en kalenders, voorzien van toelichtingen en illustraties, brengt hij de collectie B voor het voetlicht. Het is te hopen dat er door deze catalogus - en door de recent verschenen uitgebreide heruitgave van Braches' proefschrift - in de komende dertig jaar meer dan twee artikelen over verschijnen. (Erik Geleijns)
|
|