Michel zelf wilde nooit over deze periode praten en zodra zij in gezelschap aan de orde kwam, bracht hij onmiddellijk een ander onderwerp te berde.
Na de oorlog heropende Michel samen met Monique zijn zaak. In 1947 verhuisden zij naar een schitterend buitenhuis in Issy-les-Moulineaux. De huishoudster daar was een uiterst vriendelijke en niet minder omvangrijke negerin uit de Franse Antillen. Monique zelf was geboren op Guadeloupe. Sinds 1957 bezocht ik hem op zijn minst tweemaal per jaar om in te kopen, aanvankelijk voor Martinus Nijhoff, later voor Ludwig Rosenthal's Antiquariaat, Dekker & Nordemann's antiquariaatsafdeling en ten slotte voor A. Gerits & Son b.v.
Je werd door Michel ontvangen als door een arts. Gekleed in een witte stofjas ging hij je met zijn kleine pasjes, het hoofd licht gebogen, voor naar de operatietafel. Hij deed me altijd denken aan een jezuïet, en later toen ik meer gelezen had aan Voltaire. Hij leek in zijn manier van doen op het mooie, getekende portret van Voltaire, gemaakt in de laatste jaren van diens leven, dat jarenlang bij Michel, ingelijst, op een kleine standaard op zijn werktafel stond. Totdat hij het mij met een bijzondere, persoonlijke reden gaf en sindsdien hangt het bij mij op een plek waar ik het dagelijks kan zien.
Met een onmiskenbare uitstraling van gretigheid, arbeidsvreugde en ook niet zonder een zekere sluwheid lichtte hij dan toe wat hij voor je had voorbereid. Als je het waagde ook maar een blik te slaan op hetgeen zich in de kasten rondom - die reikten tot aan het hoge plafond - bevond, werd je onmiddellijk teruggefloten: alleen wat op de tafels lag in de enorme werkruimte was te koop, verder niets. Maar over wat hij had voorbereid kreeg je meteen een gloedvol en leerzaam college. Hij kon zijn prijzen rechtvaardigen met steekhoudende argumenten en als je het niet met hem eens kon zijn, trok hij zijn aanbod in of vroeg hij je hoeveel je dan dacht te kunnen betalen. Als hij daarop positief reageerde, wist je niet of je hem overtuigd had of dat hij gewoon royaal was tegenover een trouwe klant. Want royaal kon hij zijn en loyaal was hij zonder enige terughoudendheid.
Vanuit zijn kleine kasteel - het huis had een bescheiden toren - bouwde hij aan zijn netwerk. Hij rende door Parijs, links en rechts pratend, met zijn razendsnelle en scherpe oog, al pratende boekenplanken afzoekend naar wat van zijn gading kon zijn, kopend, uitleggend wat hij wilde kopen. Samen met zijn vriend Lucien Scheler en Monique bezocht hij lokale adel die teruggetrokken in de provincie leefde in kastelen en manoirs. Hij was een meester in het winnen van het vertrouwen van zulke, dikwijls verarmde mensen, kocht uit de vaak nog enorme kasteelbibliotheken, waarin de boeken twee tot drie rijen dik de planken vulden, alles wat Scheler en hij konden gebruiken. De literatuur en kunstboeken die zij achterlieten, rangschikten zij dusdanig op de planken, dat de kasten een goed gevulde indruk behielden en bezoekers van deze families niet konden zien dat zij uit nood eigendommen verkocht hadden. Alles wat politiek, economie, recht en geschiedenis van ideeën betrof, ging naar Michel, medische en exacte wetenschappen, natuurwetenschap en reizen naar Lucien. Andersom, als Lucien ergens bij werd geroepen, betrok hij Michel in zijn aankopen en volgde dezelfde verdeling.
De nauwe contacten die Michels vader had onderhouden met de leiders van socialistische en communistische partijen en partijorganisaties, met Russische emigranten in Frankrijk, verschaften Michel toegang tot deze kringen waarin strijdschriften, pamfletten en alles wat met de geschiedenis van de arbeidersbewegingen te maken had gedurende vele jaren was verzameld en gekoesterd. Uit deze bronnen kocht hij enorme hoeveelheden kranten, tijdschriften, boeken en pamfletten, daterend uit de negentiende en de eerste decennia van de twintigste eeuw, en bij Russische emigranten kostbare Russische literatuur.