januari-aflevering stond gelukkig te lezen: ‘Dans notre prochain numéro, nous offrirons à nos abonnés une superbe eau-forte de Jan Toorop, le jeune peintre javanais dont les salons des xx ont fait apprécier le superbe talent, pour l'illus-tration de Fin de Race, de M. Maurice Frison.’
Dit betekende dat ik ongelijk had: wel een ets, maar in alle exemplaren, niet alleen in de genummerde. Merkwaardig. Maar de teleurstelling sloeg pas echt toe toen ik op het verso van het achterblad van de februari-omslag zag: ‘Dessin de Jan Toorop, gravé par Evely.’ Nu werd alles duidelijk: Léon Evely was een laatnegentiende-eeuwse drukker die experimenteerde met allerlei druktechnieken waarbij de heliogravure als uitgangspunt genomen werd. Bekend is zijn set van negen illustraties naar Redon voor Les fleurs du mal (A. Mellerio, Odilon Redon, Paris, 1913, nrs. 198-206), ook werkte hij voor Rops (E. Rouir, Félicien Rops: graveer-technieken, Brussel (Koninklijke Bibliotheek Albert i) 1991, p. 19-21).
Door van één der op fotografische principes berustende technieken gebruik te maken was het mogelijk het oorspronkelijke kunstwerk te vergroten of te verkleinen. Dit was vooral bij illustraties voor boeken en tijdschriften van belang, teneinde het beeld aan te passen aan de gedrukte bladspiegel.
Het feit dat de proefdruk van de Evely-prent door Toorop gesigneerd en van een opdracht is voorzien, toont aan dat hij, net zoals andere, Belgische tijdgenoten als Rops en Khnopff, er belang aan hechtte zijn kunstwerken onder de mensen te brengen. Toorop zou dit zijn leven lang volhouden - later werden vaak isografieën van W. van Meurs voor dit doel gebruikt, soms ook nog handgekleurd door de kunstenaar.
De beschrijving van de voorstelling door het museum: ‘Interieur. Rechts een zittende vrouwefiguur, voor haar een staande man met hoed in de hand’ kan nu door de tekst van het verhaal te lezen (een draak overigens, met de typisch eindnegentiende-eeuwse fatale vrouw) nader geduid worden: de tekening laat het moment zien dat Jean de Raleghem zich realiseert verliefd te zijn op zijn stiefmoeder (‘inceste!’) en het ouderlijk huis verlaat.
Als model voor de zittende vrouw zou de echtgenote van de kunstenaar, Annie Toorop-Hall gediend kunnen hebben. Maar waarschijnlijker is Eugénie Cordeweener, daar Annie in januari 1886 niet in Brussel was (zie cat. Jan Toorop, Den Haag (Haags Gemeentemuseum) 1989, nr. 10; The Brussels Family, signed and incorrectly dated: 1895. ‘In a letter of 11 January 1886 Toorop wrote to Annie in French: At the moment, in the mornings only, I am making a very beautiful painting at the home of the Nieuwenhuys family. Mrs. de Wit, Mrs. Nieuwenhuys and Eugénie [Cordeweener, sister of his friend Jules Cordeweener] are posing for me. It will be finished in a few days.[...])’.
Het gebruik van de voornaam in de brief maakt een identificatie van Eugénie met de zittende jonge vrouw, links op het schilderij waarschijnlijk. De languissante houding, in tegenstelling tot de twee stijf rechtopzittende dames rechts, doet een nauwere emotionele band vermoeden, vandaar het gebruik van de voornaam. Een gelijkenis tussen dit model en de zittende stiefmoeder op de heliogravure is opvallend.
De Jules van de opdracht doet, met de kennis van de boven aangehaalde brief, nu misschien eerder aan Jules Cordeweener denken. In ieder geval is de stelling van Van Moorsel dat het hier ‘natuurlijk’ Jules Destrée betreft op z'n minst aanvechtbaar.
Samenvattend kan ik stellen: vertrouw geen beschrijvingen van veilinghouders en lees de artikelen in wetenschappelijke tijdschriften met een gezonde dosis wantrouwen. Alleen het eigen oog en de hierdoor gedurende lange jaren opgebouwde kennis - dus ook niet die van internet, de huidige heilige koe - kunnen de koper uiteindelijk behoeden voor een miskoop.